De nu volgende vertaling van Tacitus is ontleend aan:

KLASSIEKE BIBLIOTHEEK
LATIJNSE GESCHIEDSCHRIJVERS
BLOEMLEZING UIT DE WERKEN VAN SALLUSTIUS, CAESAR, LIVIUS EN TACITUS IN NIEUWE VERTALING, SAMENGESTELD EN INGELEID DOOR
Dr JAN VAN GELDER

HAARLEM 1952
N.V. DRUKKERIJ DE SPAARNESTAD


Tacitus Annales XI

(...)

DE DOOD VAN MESSALINA

Tiberius stierf in 37. Germanicus' jongste zoon, Caligula, volgde hem op. In 41 vermoordden de praetorianen Caligula en riepen Claudius tot keizer uit.
Claudius werd geboren in 10 v. Chr. Zowel Augustus als Tiberius hadden hem op den achtergrond gehouden, waardoor zijn natuurlijke fouten: verstrooidheid, slapheid, neiging tot allerlei uitspattingen, buiten alle proporties verergerden. Toch kon hij in die periode een goed huwelijk doen met Messalina. Ook bleek zijn regering als princeps niet zo onverstandig, dat men hem elk talent moet ontzeggen. De grote invloed der vrijgelatenen onder zijn bewind is mede te wijten aan de incompetentie van den senaat. Fataal waren de intriges van Messalina. Het is moeilijk een juist inzicht te krijgen in het karakter van deze jonge vrouw, die huwde op haar dertiende en stierf in haar vijfentwintigste jaar.

XI,26 Messalina was blasé van het gemak waarmee zij haar buitenechtelijke liefdes kon uitleven en reeds dreef zij op den stroom van haar gedachten naar ongekende genietingen, toen ook Silius er op aandrong een einde te maken aan alle heimelijkheid, hetzij uit noodlottigen waanzin, hetzij omdat hij het gevaar zelf de beste bescherming achtte tegen de dreiging van gevaar. "Zij waren te ver gegaan," zo zeide hij, "om den helen ouderdom van den princeps nog af te wachten; onschuldige lieden mochten rustig plannen maken; wie zich hadden gecompromitteerd konden slechts geholpen worden door stoutmoedigheid; er waren derden bij betrokken die hetzelfde vreesden. Híj was vrijgezel, kinderloos, bereid tot een huwelijk en de adoptie van Britannicus. Messalina's macht zou even groot blijven en bovendien zou zij veilig zijn; maar dan moesten zij Claudius voorkómen: deze dacht nu nog niet aan een aanslag; zijn woede kon echter elk ogenblik losbarsten." Die woorden vonden bij Messalina weinig gehoor, niet uit liefde voor haar echtgenoot, maar uit angst dat Silius, als hij de macht in handen had, "die echtbreekster" zou minachten en haar misdaad, door hem toegejuicht zolang hij in gevaar verkeerde, later zou schatten op wat zij werkelijk waard was. Een zogenaamd huwelijk trok haar niettemin onweerstaanbaar aan wegens het schandaal er van: want dit is voor hen die zich aan het genot verloren hebben de laatste lust. En zonder langer te wachten dan tot Claudius om een offer te brengen naar Ostia was vertrokken, vierde zij een formele bruiloft.

27 Ik begrijp heel goed, dat men het als een verzinsel zal beschouwen, dat ooit mensen zo roekeloos waren in een stad, die altijd alles weet en nooit over iets zwijgt, laat staan over het feit, dat een consul designatus met de vrouw van den princeps op een aangekondigden dag, in het bijzijn van getuigen de comedie van een wettig huwelijk speelde, waarbij zij de geluk brengende formules aanhoorde, de tempels bezocht, aan de goden offerde; daarna een bruiloftsmaal; kussen, omhelzingen, een huwelijksnacht tenslotte. Maar niets heb ik zelf bedacht om mijn lezers te verbazen: wat de ouderen vertelden en schreven rapporteer ik slechts.

28 Zo ging er een huivering door het hof van den princeps; vooral zij die nu machtig waren en na een paleisrevolutie veel te vrezen hadden, beperkten zich niet langer tot gefluister onder vier ogen; openlijk spraken zij het uit, dat de uitgelaten sprongen van een comediant door 's keizers slaapvertrek dezen wel onteerd, maar toch niet bedreigd hadden: thans betrof het een edelman, knap, intelligent, weldra consul; híj koesterde zeker grotere verwachtingen en ieder kon wel zien, waarop zo'n huwelijk moest uitlopen.
Ongetwijfeld bekroop hen vrees wanneer zij bedachten hoe lethargisch Claudius was, een slaaf van zijn vrouw, en hoe veel executies hadden plaatsgevonden op Messalina's bevel; aan den anderen kant gaf de gemakzucht van den keizer hun juist zelfvertrouwen: het leek mogelijk haar te veroordelen en te elimineren nog voordat zij formeel was aangeklaagd, als men haar te vlug af kon zijn met een schrikwekkende beschuldiging; dan kwam het er echter wel op aan een verdediging, ja zelfs een bekentenis onmogelijk te maken.

29 En eerst spraken Callistus, van wien ik al verteld heb bij gelegenheid van den moord op Gajus Caesar, Narcissus, de moordenaar van Appius, en de destijds oppermachtige Pallas over de mogelijkheid Messalina door persoonlijke waarschuwingen van haar liefde voor Silius af te brengen, zonder een woord te reppen over de samenzwering. Toen gaven zij dit plan op: het kon hen maar al te licht zelf in het verderf storten. Pallas was trouwens te laf; Callistus had ook al met het vorige hof ervaring opgedaan en deze leerde hem zijn invloed meer te funderen op voorzichtigheid dan op energiek handelen. Narcissus alleen zette door, waarbij hij slechts één verandering aanbracht: hij liet Messalina volkomen onkundig van een beschuldiger of aanklager. Zelf zocht hij een gelegenheid, tijdens het langdurige verblijf van den keizer in Ostia en hij wist van twee vrouwen, die Claudius physiek het meest aantrokken, gedaan te krijgen, dat zij de denunciatie op zich namen; hij betaalde er veel voor, beloofde van alles en wees er op, dat haar invloed zou toenemen als de echtgenote was verstoten.

30 Daarop wierp Calpurnia (zo heette een der vrouwen), nadat haar een particuliere audiëntie was toegestaan, zich voor de knieën van den keizer neer en riep uit, dat Messalina met Silius was getrouwd. Tegelijk vroeg zij Cleopatra (de andere vrouw, die er bij stond en hierop had gewacht), of zij het ook wist en toen deze "ja" zeide, eiste ze dat Narcissus geroepen werd. Deze excuseerde zich aangaande het verleden, dat hij zijn meester nooit had ingelicht over lieden als Vettius en Plautius; trouwens ook nu, zo sprak hij, ging het hem niet zozeer om de echtbreuk en in geen geval moest Claudius van Silius diens huisinrichting, slaven en overige luxe weer opeisen. Dit alles mocht hij best houden! Maar de vrouw moest hij teruggeven en het huwelijk verbreken. "Of weet ge al," zei hij, "dat ge gescheiden zijt? Want volk, senaat en soldaten zien Silius' huwelijk; en als ge niet snel handelt, is Rome van haar man."

31 Toen liet Claudius de meest vooraanstaande mannen van zijn gevolg komen en eerst informeerde hij bij Turranius, inspecteur van de korenvoorziening, daarna bij Lusius Geta, prefect der praetorianen. Zij erkenden het feit; de overigen drongen er van alle kanten met veel woorden op aan, dat hij naar de kazerne moest gaan, zich verzekeren van de praetoriaanse cohorten, eerder aan zijn veiligheid moest denken dan aan wraak. Claudius - hierover is men het eens - verkeerde in zo'n paniekstemming, dat hij telkens vroeg, of hij nog keizer was, of Silius nog een onderdaan was.
Maar Messalina, lichtzinniger dan ooit, voerde in den volrijpen herfst de vertoning van een wijnoogst op en de processie ging door het hele huis. De persen waren in werking, de vaten stroomden vol wijn. Vrouwen in dierenhuiden gehuld dansten er bij, als offerende of razende Bacchanten. Zijzelf, met waaiende haren, zwaaide haar thyrsusstaf en naast haar ging Silius, een klimopkrans om de slapen; zij droegen hoge laarzen, wierpen het hoofd in den nek en het dartele koor joelde om hen heen. Men vertelt, dat Vettius Valens uit dolle vrolijkheid in een hogen boom klom; toen men hem vroeg wat hij zag, zou hij geantwoord hebben: "Er komt een onweer op uit de richting van Ostia." Misschien was er zo iets begonnen, misschien zei hij maar wat, waarin men dan later een voorspelling hoorde.

32 Geen vage aanduiding inmiddels maar duidelijke berichten komen van alle kanten binnen, om te melden dat Claudius alles weet en op weg is voor een onverwijlde strafoefening. Derhalve gaan zij uiteen, Messalina naar het park van Lucullus, Silius, om geen vrees te laten blijken, naar zijn bezigheden op het forum. Ook de overigen verspreiden zich, maar dan zijn er ook al officieren, die iedereen (op straat of in een schuilplaats, waar ze maar gevonden worden) arresteren.
Messalina echter - ofschoon de verschrikkelijke situatie haar geen tijd liet om te denken - besloot onmiddellijk haar man tegemoet te gaan en zich aan hem te vertonen, een laatste redmiddel waartoe zij al dikwijls haar toevlucht had genomen; en zij liet bevelen, dat Britannicus en Octavia hun vader in de armen werden gestuurd. Ook smeekte zij Vibidia, de oudste van de Vestaalse maagden, gehoor te zoeken bij den pontifex maximus en gratie te vragen.
Ondertussen liep zij de hele stad door met een gevolg van niet meer dan drie personen - zo was zij plotseling vereenzaamd - en reed toen in een wagen, gebruikt voor het wegvoeren van tuinafval, den weg naar Ostia op, zonder van iemand medelijden te ondervinden, omdat de afzichtelijkheid van haar wandaden allen te scherp voor ogen stond.

33 Niet minder nerveus was de keizer: men had immers niet veel vertrouwen in Geta, den prefect der praetorianen, die zijn plicht kon doen of verzaken met eenzelfde onberekenbaarheid. Derhalve haalde Narcissus er nog enigen bij die hetzelfde vreesden en verklaarde toen, dat de veiligheid van den keizer slechts verzekerd kon worden, als het commando over de troepen voor dien énen dag aan een vrijgelatene werd gegeven; hij bood aan dit op zich te nemen. En om te voorkomen, dat Claudius onderweg naar Rome door Lucius Vitellius en Largus Caecina tot andere gedachten werd gebracht, vroeg en verkreeg hij een plaats in hetzelfde rijtuig.

34 Later vertelde men algemeen, dat Vitellius den woordenstroom van den princeps - terwijl deze afwisselend zijn vrouw van ontucht beschuldigde en dan weer herinneringen uit hun huwelijk ophaalde en over den jeugdigen leeftijd van zijn kinderen sprak - slechts onderbrak met de verzuchting: "Wat een schurkenstreek! Wat een misdaad!" Narcissus drong er wel op aan, dat hij zijn raadseltaal zou verklaren en zeggen, wat hij bedoelde; hij kon echter niets uit hem krijgen dan vaagheden die vatbaar waren voor iedere interpretatie en Largus Caecina was niet duidelijker.
Toen zagen zij Messalina; zij riep Claudius toe, dat hij moest luisteren naar de moeder van Octavia en Britannicus; maar de aanklager schreeuwde daar tegen in, dat zij Silius getrouwd had. Tegelijk gaf hij den keizer een schriftelijk verslag van haar uitspattingen om zijn blik van haar af te leiden. Niet veel later, bij het binnenrijden van de stad, wilde men de gemeenschappelijke kinderen aan hun vader voorhouden en Narcissus kon nog maar net bevelen ze weg te brengen. Het gelukte hem niet Vibidia te ontgaan; met grote verontwaardiging eiste deze van Claudius, dat hij toch niet zijn vrouw zonder vorm van proces zou laten executeren. Dus antwoordde Narcissus, dat de princeps haar zou horen en in de gelegenheid stellen de beschuldiging te weerleggen: Vibidia moest inmiddels de zorg voor den heiligen dienst maar weer op zich gaan nemen.

35 Wonderlijk zwijgzaam bleef Claudius onder dit alles; Vitellius leek bewusteloos: de vrijgelatene beheerste de situatie. Hij beval het huis van den echtbreker te openen en den keizer daarheen te brengen. En eerst toonde hij in de hal het beeld van Silius' vader, dat op besluit van den senaat vernietigd had moeten worden, daarna het familiebezit van de Nerones en de Drusi, dat daar stond als loon der schande. Toen Claudius toornig werd en uitbarstte in bedreigingen liet Narcissus hem naar de kazerne brengen, waar de soldaten al bijeen stonden. Na een inleidend woord van den vrijgelatene hield de keizer voor hen slechts een korte toespraak: want hoe gerechtvaardigd zijn verontwaardiging ook was, hij kon er nauwelijks over spreken uit schaamte. Onmiddellijk juichten de cohorten hem toe en eisten de namen der schuldigen en hun bestraffing.
Silius werd voor de estrade geleid; hij probeerde zich niet te verdedigen, zocht geen uitstel, vroeg alleen om een snellen dood. Eenzelfde koelbloedigheid legden de hoge Romeinse ridders aan den dag. En hij beval de executie van enkele dier medeplichtigen: Titus Proculus, die door Silius als "bewaker" aan Messalina was toegevoegd en zich thans bereid verklaarde onthullingen te doen, Vettius Valens, die zijn schuld bekende, Pompejus Urbicus en Saufejus Trogus. Ook Decrius Calpurnianus, politieprefect, Sulpicius Rufus, intendant van een groep gladiatoren, en de senator Juncus Vergilianus ondergingen dezelfde straf.

36 Alleen Mnester deed hem aarzelen; deze scheurde zich de kleren van het lijf en riep, dat Claudius moest kijken naar de littekens van geselslagen die hij droeg en zich zijn eigen bevel herinneren "om Messalina in alles ter wille te zijn". "Anderen hadden zich schuldig gemaakt voor geld of grootse vooruitzichten," jammerde hij, "hém echter dwongen de omstandigheden; en niemand zou eerder dan hij zijn omgekomen, als Silius de macht in handen had gekregen." Deze woorden maakten indruk op den keizer en hij begon medelijden te krijgen; de vrijgelatenen echter bewogen hem om "toch niet, na de terechtstelling van zoveel voorname lieden, een comediant te sparen: hij had zwaar gezondigd, uit eigen beweging of gedwongen, wat deed dat er toe?"
Evenmin werd de verdediging aanvaard van den Romeinsen ridder Traulus Montanus. Hij was een ingetogen jongeman, maar met een mooi lichaam; Messalina had hem zelf ontboden en nog voor het eind van dien énen nacht weer weggestuurd, even capricieus in haar begeerte als in haar afkeer. Suillius Caesoninus en Plautius Lateranus kregen gratie; de laatste wegens de uitnemende verdiensten van zijn vader. Caesoninus is door zijn ondeugd beschermd: hij zou in dat minderwaardige gezelschap als vrouw hebben meegespeeld.

37 Ondertussen rekte Messalina haar leven in het park van Lucullus; zij stelde een verzoekschrift op, met vleugen van hoop en soms in toorn: zoveel trots bewaarde zij nog in die laatste ogenblikken. En als Narcissus haar dood niet had verhaast, zou dit zijn eigen ondergang betekend hebben. Want Claudius, weer naar zijn paleis teruggekeerd en door een vroeg begonnen diner prettig gestemd, beval, toen hij verhit was door den wijn, aan die ongelukkige (dit woord gebruikte hij!) te gaan zeggen, dat zij den volgenden dag moest komen om zich te verdedigen. Zodra men dit had gehoord en zijn woede verminderde, zijn liefde terugkeerde en men bang werd voor den nacht en de herinnering aan het echtelijk slaapvertrek, stormde Narcissus naar buiten en beval den officieren en den tribuun die dienst had haar te doden. Als verantwoordelijk waarnemer werd hem de vrijgelatene Euodus meegegeven. Deze ging hem snel voor naar het park, waar men haar op den grond vond liggen. Haar moeder Lepida zat bij haar; gebrouilleerd met haar dochter toen deze nog triomfen vierde, had zij voor haar in dit laatste moeilijke uur een onweerstaanbaar medelijden gevoeld en raadde haar thans aan den beul niet af te wachten: "Haar leven was voorbij en zij kon alleen nog trachten eervol te sterven." Maar dat karakter was al geheel bedorven door zedeloosheid en kende geen eergevoel meer. Aan een stuk door weende zij en putte zich uit in vergeefse klachten, toen men plotseling mensen hoorde naderen en de ingangsdeuren werden opengestoten: daar stond de tribuun, zwijgend; maar de vrijgelatene overstelpte haar met de scheldwoorden van een slaaf.

38 Toen voor het eerst zag zij haar lot onder het oog en accepteerde een dolk; terwijl zij dezen nerveus zonder toe te stoten nu eens op haar keel dan weer op haar borst zette, werd zij door een zwaardhouw van den tribuun gedood. Haar lijk liet men aan de moeder.
Claudius kreeg nog aan tafel het bericht dat Messalina gestorven was, zonder dat men precies kon zeggen of dit door haar eigen hand dan wel door die van een ander was gebeurd; hij vroeg ook niet verder, liet zich een beker wijn geven en nam de gebruikelijke honneurs waar.
(...)