De nu volgende vertaling van de hoofdstukken 2
- 5 van boek V is ontleend
aan: UIT TACITUS ANNALES: KEIZER TIBERIUS Vertaald door J.W.Barnard litt.class.dra. Meulenhoff, Amsterdam, 1961 ANNO DOMINI 29 In dit jaar sterft Augustus’ weduwe Livia, bijgenaamd Augusta, Tiberius' moeder. Haar begrafenis is eenvoudig, de redevoering wordt uitgesproken door haar achterkleinzoon Gaius, de toekomstige keizer Caligula. Tiberius is hierbij niet aanwezig. 2. Voor zijn afwezigheid bij het bewijzen van de laatste eer aan zijn moeder voerde Tiberius die overigens in zijn leven van plezier geen enkele verandering bracht, per brief als verontschuldiging aan, dat belangrijke dingen hem in beslag namen. De senaat had op grote schaal eerbewijzen toegekend aan haar nagedachtenis, maar hij verminderde ze uit zogenaamde bescheidenheid en handhaafde er slechts enkele. Bovendien verklaarde hij, dat er niet tot een apotheose besloten mocht worden, want dat was haar eigen wens. Zelfs critiseerde hij in een passage van deze brief vriendschappen met vrouwen. Indirect was dit kritiek op de consul Fufius. Deze die de gave bezat vrouwenharten aan te trekken, was dankzij Augusta opgeklommen, maar hij had ook een scherpe tong en mocht Tiberius graag belachelijk maken met de wrange humor die machthebbers nu eenmaal niet snel vergeten. 3. Maar nu werd het régime eerst recht tyranniek en benauwend. Want tijdens Augusta’s leven was er nog een toevluchtsmogelijkheid, doordat de gehoorzaamheid aan zijn moeder Tiberius een tweede natuur was geworden en Seianus het niet aandurfde het moederlijk gezag te dwarsbomen. Toen echter sprongen ze uit de band alsof hun de teugels afgenomen waren. De senaat ontving een schrijven dat tegen Agrippina en Nero gericht was en waarvan men algemeen geloofde, dat het al eerder bezorgd, maar door toedoen van Augusta achtergehouden was, want zeer kort na haar dood werd het voorgelezen. Het bleek geraffineerd kwetsende taal te bevatten, aan zijn kleinzoon legde de keizer echter ditmaal geen gewapende actie of organisatie van een staatsgreep ten laste, maar een passie voor jonge mannen en onzedelijkheid. Tegen zijn schoondochter had hij zelfs dergelijke aantijgingen niet durven verzinnen, dus beschuldigde hij haar van het gebruik van aanmatigende taal en van een rebelse aard. Groot was de angst, ademloos de stilte in de senaat, totdat een paar leden die van fatsoenlijk gedrag toch niets te hopen hadden (trouwens, wat voor iedereen een ramp is kan door een enkeling die zijn kans schoon ziet, nog wel gebruikt worden om zich in de gunst te dringen) verklaarden, dat dit punt op de agenda geplaatst moest worden. Het felst was Cotta Messalinus hiervoor die dan met een harteloos voorstel wilde komen. Maar de andere vooraanstaande leden en vooral de magistraten verkeerden in nerveuze spanning, want Tiberius was wel heftig uitgevaren, maar had verder zijn wensen in het midden gelaten. 4. Tot de senaat behoorde een zekere Iunius Rusticus die door Caesar was aangewezen om de verslagen van de zittingen te redigeren. Men meende daarom, dat hij ’s keizers gedachten doorgrondde. Door een ingreep van het lot (want hij had nog nooit een bewijs van moed gegeven) of doordat hij al te slim wilde zijn (dat wil zeggen, dat hij in zijn angst voor onbestemde gevaren de onmiddellijk dreigende uit het oog verloor) begaf deze man zich onder hen die nog aarzelden en maande de consuls aan dit onderwerp niet ter discussie te stellen. Hij wees erop, dat ‘door een kleinigheid de belangrijkste dingen een wending kunnen nemen. Het was niet uitgesloten, dat de oude man eens berouw zou krijgen over de ondergang van Germanicus’ gezin.’ Terzelfder tijd omringde het volk het senaatsgebouw met borstbeelden van Agrippina en Nero op de schouders. Onder heilwensen voor Caesar riepen ze uit, dat de brief vervalst was en de familie van de keizer zijns ondanks met de ondergang bedreigd werd. Zo kwam het, dat er op die dag geen heilloos besluit is gevallen. Er kwamen ook gefingeerde moties tegen Seianus, gedekt door de naam van oud-consuls, in omloop waarin zeer velen anoniem en daardoor des te brutaler hun fantasie de vrije loop lieten. Seianus’ woede werd hierdoor nog heftiger, bovendien vond hij er stof tot beschuldigingen in: ‘de senaat had de grieven des keizers gebagatelliseerd, het volk had hem de rug toegekeerd, het was al zover, dat men redevoeringen en senaatsbesluiten aanhoorde en las die de revolutie inluidden. Er hoefde niet veel meer te gebeuren, of ze zouden naar de wapens grijpen en de mannen achter wier beeltenissen ze aangelopen waren als gold het vaandels, tot leiders en heersers kiezen.’ 5. Caesar hernieuwde dus zijn verwijten aan het adres van kleinzoon en schoondochter. Het volk riep hij in een officiële afkondiging tot de orde, bij de senaat deed hij zijn beklag, dat de keizerlijke majesteit door valse toeleg van één senator publiekelijk te schande gemaakt was. Desondanks verlangde hij, dat er niets beslist werd, zolang hij zijn mening over de zaak niet had uitgesproken. Toen hebben de senatoren zich niet langer bedacht, in die zin, dat ze weliswaar niet tot het onherroepelijke besloten (dit was immers verboden), maar verklaarden, dat zij, hoewel tot wraak bereid, door het gezag des keizers van handelen weerhouden werden. Op enkele hoofdstukken na is het vijfde boek verder verloren gegaan. De daarin verhaalde gebeurtenissen treffen we echter ook bij andere auteurs (Dio Cassius, Suetonius) aan. De inhoud van het ontbrekende gedeelte moet in het kort het volgende behelsd hebben: Agrippina en Nero worden tot verbanning veroordeeld en weggevoerd. ANNO DOMINI 30 De senator Asinius Gallus wordt bij verstek ter dood veroordeeld, maar voorlopig nog gevangen gehouden. Ook Germanicus' jongere zoon Drusus wordt gevangen gezet, nl. in een vertrek van het paleis. Seianus staat op het toppunt van zijn macht, hij krijgt zelfs de hand van een lid van het keizerlijk huis. Of dit Livia is geweest, staat niet vast (zie IV, 40). ANNO DOMINI 31 Seianus wordt consul en moet dus Capri verlaten om naar Rome te vertrekken. Nero wordt ter dood gebracht of tot zelfmoord gedwongen. Hoewel Seianus nog steeds een eminent belangrijke figuur blijft, is het toch mogelijk, dat Tiberius argwaan begint te koesteren en in ieder geval lijkt het uitgesloten, dat Gaius (Caligula) als troonpretendent gepasseerd zal worden. Seianus zet een samenzwering op touw om hen beiden te doden. Dit wordt aan Tiberius verraden: op 18 October wordt Seianus in gevolge een keizerlijk schrijven naar de kerker gesleurd en gedood. Familieleden en vrienden worden meegesleept in zijn val of voorlopig gevangen gehouden. Wanneer Tiberius verneemt, dat Livia met Seianus samen de moord op haar echtgenoot Drusus (zijn eigen zoon) heeft bewerkstelligd, is ook haar laatste uur geslagen (zie IV, 8 enz). In de resterende hoofdstukken die wel bewaard zijn, wordt melding gemaakt van de dood van met Seianus gelieerde personen en de gruwelijke executie van zijn twee jonge kinderen. |