Brieven aan Lucilius: Brief 107
1 Waar is dat verstand van jou? Waar is jouw
scherpzinnigheid in het doorzien van de dingen? Waar de
grootheid (van je geest)? Een onbeduidende zaak raakt
jou al: slaven beschouwden jouw bezigheden als een
gelegenheid voor de vlucht. Ook al hebben je vrienden je
op deze manier bedrogen - laten zij immers inderdaad de
naam (van vriend) hebben, die onze vergissing aan hen
heeft opgelegd en laten zij zo genoemd worden, opdat het
des te schandelijker is (voor hen), dat zij
géén vrienden zijn: een hoe groot deel
echter zijn zij van jouw hele bezit? Zij ontbreken, die
jouw moeite met voeten traden én geloofden dat
jij voor anderen lastig was. 1 Iemand wil sterven? - Laat zijn geest daarentegen
zich op alles voorbereiden: laat hij weten dat hij
gekomen is waar de bliksem dondert: laat hij weten dat
hij gekomen is waar 'de rouw en de wrekende zorgen hun
bed geplaatst hebben en de bleke ziektes en de sombere
ouderdom wonen.' In dit gezelschap moet het leven worden
doorgebracht. Jij kunt die dingen niet ontvluchten, jij
kunt ze verachten; je zult ze echter verachten, als 1 'M'n slaven hebben mij verlaten.' Zij hebben een
ander geplunderd, zij hebben een ander aangeklaagd, een
ander gedood, een ander verraden, een ander
geschopt/gehoond, een ander met vergif, weer een ander
met laster belaagd: alwat jij zou kunnen zeggen
(noemen), is velen overkomen en zal hen blijven
overkomen. Veel en uiteenlopend zijn de dingen die op
ons worden afgeschoten: sommige zijn aan ons
vastgehecht, sommige maken een trillende beweging en op
hetzelfde moment komen ze (op ons af), sommige zullen
bij anderen aankomen en scheren langs ons. 1 Winter veroorzaakt kou: er moet kou geleden worden.
De zomer brengt weer warmte: er moet hitte verdragen
worden. Extreme weersomstandigheden stellen de
gezondheid op de proef: men moet ziek zijn. Een wild
dier zal ons op een of andere plaats tegemoet komen
én een mens (zal ons tegemoet komen), (die)
verderfelijker (is) dan alle wilde dieren. Het water zal
het ene, het vuur zal het andere ontnemen. Wij kunnen
deze omstandigheden niet veranderen; dit kunnen we
(wel): ons een geest die groot is, een goed man waardig,
eigen maken, om daarmee dapper de slagen van het lot te
verdragen en 1 En laten we daarom actief en opgewekt de bevelen
opvolgen en niet deze gang van het mooiste werk
verlaten, waarin al wat ons overkomt is ingeweven. En
laten we zó Juppiter toespreken, door wiens
bestuur dit bouwwerk wordt geleid, zoals onze Cleanthes
in zeer welsprekende verzen hem toespreekt, die mij
wordt toegestaan in onze taal te vertalen naar het
voorbeeld van Cicero, een zeer welsprekend man. Als zij
bij jou in de smaak zijn gevallen,
|