Brieven aan Lucilius: Brief 9

(...)
Illud nobis et illis commune est: sapientem se ipso esse contentum. Sed tamen et amicum habere vult et vicinum et contubernalem, quamvis sibi ipse sufficiat. Vide quam sit se contentus; aliquando sui parte contentus est. Si illi manum aut morbus aut hostis exciderit, si quis oculum vel oculos casus excusserit, reliquiae illi suae satisfacient, et erit imminuto corpore et amputato tam laetus, quam integro fuit. (...) Ergo quamvis se ipso contentus sit, amicis illi opus est. Hos cupit habere quam plurimos, non ut beate vivat; vivet enim etiam sine amicis beate.

Werkvertaling
(...)
Dit is voor ons en hen gemeenschappelijk: dat de wijze tevreden is met zichzelf. Maar ondanks dat wil hij [en] een vriend hebben en een buurman en een maatje, ofschoon hij zich zelf voldoende is. Zie (eens), hoe tevreden hij is met zichzelf; soms is hij (zelfs) tevreden met een deel van zichzelf. Als of een ziekte of een vijand hem een hand afgehakt heeft [lett.: zal hebben], als een of ander lot (hem) een oog of zelfs (beide) ogen uitgestoken zal hebben, zal de rest van hemzelf voor hem voldoende zijn en zal hij met zijn verminkt en geamputeerd lichaam (net) zo blij zijn als hij met zijn onaangetast (lichaam) was. Ofschoon hij dus met zichzelf tevreden is, heeft hij vrienden nodig. Dezen verlangt hij zo veel mogelijk te hebben, niet opdat hij gelukkig leeft/niet om gelukkig te leven; want hij zal ook zonder vrienden gelukkig leven.