Brieven aan Lucilius: Brief 51

 

SENECA LUCILIO SUO SALUTEM

[1] Quomodo quisque potest, mi Lucili: tu istic habes Aetnam, <et illuc> nobilissimum Siciliae montem - quem quare dixerit Messala unicum, sive Valgius, apud utrumque enim legi, non reperio, cum plurima loca evomant ignem, non tantum edita, quod crebrius evenit, videlicet quia ignis in altissimum effertur, sed etiam iacentia -, nos, utcumque possumus, contenti sumus Bais; quas postero die quam attigeram reliqui, locum ob hoc devitandum, cum habeat quasdam naturales dotes, quia illum sibi celebrandum luxuria desumpsit.

[2] 'Quid ergo? ulli loco indicendum est odium?' Minime; sed quemadmodum aliqua vestis sapienti ac probo viro magis convenit quam aliqua, nec ullum colorem ille odit sed aliquem parum putat aptum esse frugalitatem professo, sic regio quoque est quam sapiens vir aut ad sapientiam tendens declinet tamquam alienam bonis moribus. [3] Itaque de secessu cogitans numquam Canopum eliget, quamvis neminem Canopus esse frugi vetet, ne Baias quidem: deversorium vitiorum esse coeperunt. Illic sibi plurimum luxuria permittit, illic, tamquam aliqua licentia debeatur loco, magis solvitur. [4] Non tantum corpori sed etiam moribus salubrem locum eligere debemus; quemadmodum inter tortores habitare nolim, sic ne inter popinas quidem. Videre ebrios per litora errantes et comessationes navigantium et symphoniarum cantibus strepentes lacus et alia quae velut soluta legibus luxuria non tantum peccat sed publicat, quid necesse est? [5] Id agere debemus ut irritamenta vitiorum quam longissime profugiamus; indurandus est animus et a blandimentis voluptatum procul abstrahendus. Una Hannibalem hiberna solverunt et indomitum illum nivibus atque Alpibus virum enervaverunt fomenta Campaniae: armis vicit, vitiis victus est. [6] Nobis quoque militandum est, et quidem genere militiae quo numquam quies, numquam otium datur: debellandae sunt in primis voluptates, quae, ut vides, saeva quoque ad se ingenia rapuerunt. Si quis sibi proposuerit quantum operis aggressus sit, sciet nihil delicate, nihil molliter esse faciendum. Quid mihi cum istis calentibus stagnis? quid cum sudatoriis, in quae siccus vapor corpora exhausurus includitur? omnis sudor per laborem exeat. [7] Si faceremus quod fecit Hannibal, ut interrupto cursu rerum omissoque bello fovendis corporibus operam daremus, nemo non intempestivam desidiam, victori quoque, nedum vincenti, periculosam, merito reprehenderet: minus nobis quam illis Punica signa sequentibus licet, plus periculi restat cedentibus, plus operis etiam perseverantibus. [8] Fortuna mecum bellum gerit: non sum imperata facturus; iugum non recipio, immo, quod maiore virtute faciendum est, excutio. Non est emolliendus animus: si voluptati cessero, cedendum est dolori, cedendum est labori, cedendum est paupertati; idem sibi in me iuris esse volet et ambitio et ira; inter tot affectus distrahar, immo discerpar. [9] Libertas proposita est; ad hoc praemium laboratur. Quae sit libertas quaeris? Nulli rei servire, nulli necessitati, nullis casibus, fortunam in aequum deducere. Quo die illam intellexero plus posse, nil poterit: ego illam feram, cum in manu mors sit?

[10] His cogitationibus intentum loca seria sanctaque eligere oportet; effeminat animos amoenitas nimia, nec dubie aliquid ad corrumpendum vigorem potest regio. Quamlibet viam iumenta patiuntur quorum durata in aspero ungula est: in molli palustrique pascuo saginata cito subteruntur. Et fortior miles ex confragoso venit: segnis est urbanus et verna. Nullum laborem recusant manus quae ad arma ab aratro transferuntur: in primo deficit pulvere ille unctus et nitidus. [11] Severior loci disciplina firmat ingenium aptumque magnis conatibus reddit. Literni honestius Scipio quam Bais exulabat: ruina eiusmodi non est tam molliter collocanda. Illi quoque ad quos primos fortuna populi Romani publicas opes transtulit, C. Marius et Cn. Pompeius et Caesar, exstruxerunt quidem villas in regione Baiana, sed illas imposuerunt summis iugis montium: videbatur hoc magis militare, ex edito speculari late longeque subiecta. Aspice quam positionem elegerint, quibus aedificia excitaverint locis et qualia: scies non villas esse sed castra. [12] Habitaturum tu putas umquam fuisse illic M. Catonem, ut praenavigantes adulteras dinumeraret et tot genera cumbarum variis coloribus picta et fluvitantem toto lacu rosam, ut audiret canentium nocturna convicia? Nonne ille manere intra vallum maluisset, quod in unam noctem manu sua ipse duxisset? Quidni mallet, quisquis vir est, somnum suum classico quam symphonia rumpi?

[13] Sed satis diu cum Bais litigavimus, numquam satis cum vitiis, quae, oro te, Lucili, persequere sine modo, sine fine; nam illis quoque nec finis est nec modus. Proice quaecumque cor tuum laniant, quae si aliter extrahi nequirent, cor ipsum cum illis reveliendum erat. Voluptates praecipue exturba et invisissimas habe: latronum more, quos 'philêtas' Aegyptii vocant, in hoc nos amplectuntur, ut strangulent. Vale.

 

Werkvertaling (Kox)

Seneca groet zijn Lucilius

[1] Ieder naar zijn mogelijkheden, mijn Lucilius: jij hebt daar de Etna, die uitstekende en zeer edele berg in Sicilië - waarom Messala die uniek heeft genoemd, of Valgius (want ik heb het bij allebei gelezen) snap ik niet, terwijl <toch> zeer veel plaatsen vuur uitbraken, niet alleen hoge plaatsen, wat vaker voorkomt, uiteraard omdat vuur naar het hoogste gaat, maar ook <laag>liggende plaatsen - wij zijn zo goed en zo kwaad als we kunnen tevreden met Baiae; de dag nadat ik het bereikt had heb ik dat verlaten, een plaats hierop te vermijden, hoewel zij zekere natuurlijke gaven bezit, omdat de spilzucht haar heeft uitgekozen (om door haar bezocht te worden =) om te bezoeken.

[2] 'Wat krijgen we nu? Moet aan enige plaats haat verklaard worden?' Allerminst; maar zoals het ene kledingstuk een wijs en rechtschapen man meer past dan een ander <kledingstuk>, en hij aan geen enkele kleur een hekel heeft maar vindt, dat de een of andere <kleur> weinig geschikt is voor iemand die zich verbonden heeft tot soberheid, zo is er ook een streek, die een wijs man of een man die streeft naar wijsheid ontwijkt, omdat die onverenigbaar is met goede zeden. [3] Dus zal hij, wanneer hij denkt over afzondering, nooit Canopus uitkiezen, hoewel Canopus niemand verbiedt sober te zijn, zelfs Baiae zal hij niet uitkiezen: zij beginnen een toevluchtsoord van fouten te zijn. Daar staat de spilzucht zichzelf zeer veel toe, daar komt de losbandigheid meer los, alsof de plaats vraagt om een zekere losbandigheid. [4] Niet alleen voor het lichaam maar ook voor de zeden moeten wij een gezonde plaats uitkiezen; zoals ik niet tussen beulen zou willen wonen, zo ook niet tussen kroegen. Bedronkenen over de stranden te zien zwalken en slemmpartijen van mensen die een boottochtje maken en het meer galmend van de muziek van orkestjes en andere dingen, waaraan de spilzucht, als het ware bevrijd van wetten, zich niet alleen bezondigt, maar waarmee die zelfs te koop loopt, waarom is dat nodig? [5] Dit moeten we doen, dat wij de prikkels van fouten zo ver mogelijk ontvluchten; de geest moet gehard worden en ver weggetrokken worden van de verleidingen van de genoegens. Eén overwintering verzwakte Hannibal en die man, niet klein te krijgen door sneeuwstormen en de Alpen, verlamden de weldadige omstandigheden van Campanië: met wapens won hij, door zijn fouten is hij overwonnen. [6] Ook wij moeten soldaat zijn, en wel in een soort krijgsdienst waaraan nooit rust, nooit vrije tijd wordt gegeven: bestreden moeten worden vooral de genoegens, die, zoals je ziet, ook woeste karakters naar zich toe hebben gesleurd. Als iemand zich heeft voorgesteld wat voor een groot werk hij heeft aangepakt, zal hij weten, dat niets op een slappe manier, niets op een zachte manier moet worden gedaan. Wat moet ik nu met die warmwaterbronnen? Wat met sauna's, waarin droge hitte wordt ingesloten om lichamen uit te putten? Laat al het zweet door hard werken naar buiten gaan. [7] Als wij deden wat Hannibal heeft gedaan, zodat wij, nadat de loop der krijgsdaden was onderbroken en de oorlog opgeschort, ons moeite zouden geven om onze lichamen te verzorgen, zou iedereen (ons) terecht misplaatste ledigheid verwijten, gevaarlijk zelfs voor een winnaar, laat staan voor iemand die (alleen nog maar) aan het winnen is: ons staat minder vrij dan aan hen, die de Punische veldtekens volgden, ons staat meer gevaar te wachten wanneer we wijken, meer werk zelfs wanneer we doorzetten. [8] Het lot voert oorlog met mij: ik ben niet van plan de bevelen op te volgen; het juk accepteer ik niet, sterker nog, wat met grotere moed gedaan moet worden, ik schud het af. De geest moet niet zwak gemaakt worden: als ik zal wijken vooe het genot, moet ik wijken voor pijn / verdriet, moet ik wijken voor zwaar werk, moet ik wijken voor armoede; eerzucht en woede zullen dezelfde invloed op mij hebben; tussen zoveel hartstochten zal ik uit elkaar worden getrokken, ja zelfs verscheurd worden. [9] De vrijheid is in het vooruitzicht gesteld; voor deze beloning wordt gezwoegd. Wat is vrijheid, vraag je? Slaaf zijn van geen enkel ding, geen enkele noodzaak, geen toevalligheden, het lot naar een toestand van gelijkheid leiden. Op de dag dat ik zal begrijpen dat het lot machtiger is, zal het lot tot niets bij machte zijn: zal ik het lot ondergaan, terwijl de dood in mijn eigen hand is?

[10] Wanneer men gericht is op deze overwegingen, hoort men ernstige en eerbiedwaardige plaatsen te kiezen; te grote lieflijkheid verwekelijkt de geesten, en ongetwijfeld heeft een omgeving enige invloed op het aantasten van onze kracht. Lastdieren waarvan de hoef hard is gemaakt op een ruwe bodem dulden iedere mogelijke weg: die zijn vetgemest in een zachte en drassige weide slijten snel. Ook een sterkere soldaat komt uit oneffen terrein: een stedeling en huisslaaf is slap. Geen enkele zware taak weigeren handen, die van de ploeg naar wapens worden overgebracht: bij het eerste stof laat de geparfumeerde en welverzorgde het afweten. [11] Een strengere leefwijze van plaats maakt het karakter sterk en maakt het geschikt voor grote inspanningen. In Liternum leefde Scipio eervoller in ballingschap dan in Baiae: een neergang van die aard moet niet in een zo verwijfde omgeving geplaatst worden. Ook zij, naar wie als eersten het lot van het Romeinse volk de openbare macht overbracht, Gaius Marius en Gnaeus Pompeius en Caesar, bouwden wel landhuizen in de omgeving van Baiae, maar zij zetten die boven op de bergruggen: dit leek meer van militair belang, vanaf een hoog punt wat wijd en zijd beneden ligt te bespioneren. Kijk eens welke plaats zij uitkozen, op welke plaatsen zij gebouwen oprichtten, en wat voor (gebouwen dat waren): je zult weten, dat het geen landhuizen zijn maar een legerkamp. [12] Denk jij, dat Marcus Cato daar ooit zou hebben willen wonen, om de voorbijvarende echtbreeksters te tellen en zoveel soorten bootjes, met verschillende kleuren geschilderd, en door het hele meer dobberende rozen, om de nachtelijke spotliederen van zingenden te horen? Had hij niet liever binnen de wal willen blijven, die hij voor één nacht eigenhandig had opgeworpen? Waarom zou wie een (echte) man is niet liever willen dat zijn slaap door een krijgstrompet dan door een orkestje wordt gebroken?

[13] Maar wij hebben lang genoeg met Baiae gestreden, nooit genoeg met fouten, die, ik smeek je, Lucilius, je zonder maat, zonder einde moet vervolgen; want ook voor die fouten is er einde noch maat. Gooi alle dingen die jouw hart verscheuren van je af, en als deze er anders niet uit konden worden getrokken moest jouw hart zelf er mét die dingen uit worden gerukt. Verjaag vooral de genoegens en beschouw die als zeer gehaat / vijandig: als de struikrovers, die de Egyptenaren philètas noemen, omarmen zij ons met dit doel, dat zij ons wurgen. Gegroet.