Brieven aan Lucilius: Brief 41
SENECA LUCILIO SUO SALUTEM [1] Facis rem optimam et tibi salutarem, si, ut
scribis, perseveras ire ad bonam mentem, quam stultum
est optare, cum possis a te impetrare. Non sunt ad
caelum elevandae manus nec exorandus aedituus, ut nos ad
aurem simulacri, quasi magis exaudiri possimus,
admittat: prope est a te deus, tecum est, intus est. [3] Si tibi occurrerit vetustis arboribus et solitam
altitudinem egressis frequens lucus et conspectum caeli
ramorum aliorum alios protegentium summovens obtentu,
illa proceritas silvae et secretum loci et admiratio
umbrae in aperto tam densae atque continuae fidem tibi
numinis faciet. Si quis specus saxis penitus exesis
montem suspenderit, non manu factus, sed naturalibus
causis in tantam laxitatem excavatus, animum tuum quadam
religionis suspicione percutiet. Magnorum fluminum
capita veneramur; subita ex abdito vasti amnis eruptio
aras habet; coluntur aquarum calentium fontes, et stagna
quaedam vel opacitas vel immensa altitudo sacravit. [5] Vis isto divina descendit. Animum excellentem, moderatum, omnia tamquam minora transeuntem, quidquid timemus optamusque ridentem, caelestis potentia agitat. Non potest res tanta sine adminiculo numinis stare. Itaque maiore sui parte illic est, unde descendit. Quemadmodum radii solis contingunt quidem terram, sed ibi sunt, unde mittuntur, sic animus magnus ac sacer et in hoc demissus, ut propius divina nossemus, conversatur quidem nobiscum, sed haeret origini suae: illinc pendet, illuc spectat ac nititur, nostris tamquam melior interest. [6] Quis est ergo hic animus? Qui nullo bono nisi suo
nitet. Quid enim est stultius quam in homine aliena
laudare? Quid eo dementius, qui ea miratur, quae ad
alium transferri protinus possunt? Non faciunt meliorem
equum aurei freni, aliter leo aurata iuba mittitur, dum
contractatur et ad patientiam recipiendi ornamenti
cogitur fatigatus, aliter incultus, integri spiritus:
hic scilicet impetu acer, qualem illum natura esse
voluit, speciosus ex horrido, cuius hic decor est, non
sine timore aspici, praefertur illi languido et
bratteato. [9] Quid est autem, quod ab illo ratio haec exigat? Rem facillimam, secundum naturam suam vivere. Sed hanc difficilem facit communis insania: in vitia alter alterum trudimus. Quomodo autem revocari ad salutem possunt, quos nemo retinet, populus impellit? Vale.
Werkvertaling (Kox) Seneca groet zijn Lucilius [1] Jij doet een zeer goede zaak en voor jou heilzaam,
als jij, zoals jij schrijft, volhardt te gaan naar een
goede instelling, waarvan het dwaas is deze te wensen,
omdat jij deze van je(zelf) kunt verkrijgen. Niet moeten
de handen worden opgeheven naar de hemel en niet moet de
tempelbewaarder door smeken ertoe bewogen worden om ons
toe te laten tot het oor van het godenbeeld, alsof wij
(dan) beter gehoor kunnen vinden: de god is in de buurt
van jou, hij is met jou, hij is binnenin jou. [1] ... prope est a te deus, tecum est, intus est - de
god is in de buurt van jou, hij is met jou, hij is
binnenin jou: drieledige opsomming = tricolon; met
climax. [3] Als zich aan jou voorgedaan zal hebben een bos dicht bezet met oude bomen (en) die hun gewone hoogte te boven zijn gegaan en wegnemend (een bos dat wegneemt) het zicht op de hemel door de bedekking van takken die elkaar afschermen, dan zullen die hoogte van het bos en het geheimzinnige van de plek en de verbazing over zo'n dichte en doorlopende schaduw in een open vlakte jou doen geloven aan een goddelijke macht. Als een of andere grot met geheel aangevreten rotsen een berg hol gemaakt zal hebben, niet door een (mensen)hand gemaakt, maar door natuurlijke oorzaken tot zo'n grote ruimte uitgehold, dan zal deze jouw geest met een zeker vermoeden van een religieus gevoel treffen. Wij vereren de bronnen van grote rivieren; het plotseling vanuit het verborgene tevoorschijn komen van een reusachtige rivier heeft/kent altaren; bronnen van warme wateren worden vereerd en óf het onder schaduw verscholen liggen óf een onmetelijke diepte heeft zekere meren heilig gemaakt. [4] Als jij een man gezien zal hebben onverschrokken in gevaren, onberoerd door verlangens, gelukkig temidden van tegenspoed, kalm temidden van stormen, die vanuit een hoger niveau naar de mensen kijkt, op gelijk niveau naar de goden, zal bij jou dan geen verering voor hem opkomen? Zul jij niet zeggen: 'Die zaak is groter en hoger dan dat hij beschouwd kan worden als gelijk aan dit nietige lichaam, waarin hij is'? [5] Een goddelijke kracht is hierin afgedaald: de geest, zich onderscheidend, gematigd, aan alles alsof het van minder belang is voorbijgaand, lachend om alles wat wij vrezen en wensen, wordt door een hemelse macht voortbewogen (in passief omgezet). Zo'n grote zaak kan niet zonder de hulp van een goddelijke macht standhouden. Daarom is hij met het grootste gedeelte van zichzelf daar vanwaar hij zijn oorsprong heeft. Zoals de stralen van de zon weliswaar de aarde raken, maar daar zijn vanwaar zij worden gezonden, zo houdt de grote en heilige geest (en) met dit doel naar beneden gestuurd, dat wij de goddelijke dingen van dichterbij zouden kennen, zich weliswaar met ons op, maar hij blijft vastzitten aan zijn oorsprong: daarvan is hij afhankelijk, daarheen kijkt hij en streeft hij (en) hij neemt als iets dat beter is deel aan onze wereld. [6] Wat is dus deze geest? Hij die straalt door geen
enkel goed behalve door zijn eigen goed. Wat is immers
dwazer dan in een mens te prijzen wat van een ander is?
Wat is onzinniger dan hij die die dingen bewondert die
op een ander onmiddellijk kunnen worden overgedragen?
Niet maken gouden teugels een paard beter, het maakt
verschil of een leeuw met vergulde manen naar de arena
wordt gestuurd, terwijl hij wordt betast en, vermoeid,
gedwongen wordt tot het geduld om de versiering te
accepteren, dan wel een niet opgetuigde leeuw, met een
ongeschonden geest: deze, natuurlijk onstuimig, zodanig
als de natuur wilde dat hij is, prachtig door zijn
grimmigheid, waarvan dit zijn charme is, namelijk dat
hij niet zonder angst kan worden aanschouwd, verdient de
voorkeur boven die matte en met goud versierde (leeuw).
[9] Wat is het echter dat deze rede van hem eist? Een zeer gemakkelijk zaak, volgens zijn natuur leven. Maar de algemene waanzin maakt deze zaak moeilijk: wij drijven elkaar naar fouten. Hoe kunnen zij echter tot redding worden teruggeroepen, die niemand tegenhoudt en die het volk meesleept? Gegroet.
|