Hutspot, uiensaus, omelet, macaroniBattusDe Carthagers en de Romeinen hadden het met elkaar aan de stok. Dat werkte door in de taal. Niemand kent Carthaags. Maar zo zag het er uit - ik schrijf het zonder hoofdletters, want die waren nog niet uitgevonden: tijdens de tweede punische oorlog trok de carthaagse veldheer hannibal vanaf carthago met vijfenvijftig afrikaanse olifanten door de alpen, iets wat alleen hercules eerder had gepresteerd. Valt u iets op aan deze woorden? Nee, want u let op hun inhoud, terwijl die toch niets nieuws vertelt. Let op de vorm! Kijk naar die Carthaagse tekst zoals u naar een schilderij kijkt. Kijk door uw oogharen om niet de afzonderlijke letters te hoeven zien maar slechts hun silhouetten in de woordenmist. Ziet u het? Neen? Dan zal ik u, als ander uiterste in dit visuele opzicht, de mooiste staaltjes Latijns proza voorzetten, van de Romeinen dus, die Hannibal wilde verslaan en die Hannibal wilden verslaan. Let goed op hoe de voorname eenzame romeinse zinnen winnen van het luidruchtige Hannibalistische strijdproza. Ik laat twee juristen aan het woord, twee rijken en twee poëtische figuren: varro zei: summum ius, summa iniuria, sus sum cicero: omnis amans amens, omnium consensu crassus zei: o croese, miseris succurere, nescio croesus weerzei: o crasse minerva, crasse mens aeneas: arma ac virum cano, musa non iniussa narcissus: rerum novarum, cor unum, anima una Inderdaad, u ziet het goed: In dit klassieke romeinse proza zijn letters met stokken naar boven of beneden niet welkom. Je hoeft geen Latijn te kennen om de gelijknamige harmonie van het Latijnse proza te waarderen. Zeker: het Latijn kent wel woorden waar t's en h's en g's in voorkomen, al was het maar Carthago. Net zoals men in Carthago ook wel stokloze woorden kende, zoals roma. De beroemde Carthaagse senator Filibushter eindigde elke speech met de woorden: ``Ik vind trouwens dat rome vernietigd moet worden'', waarbij de senaat siste bij het platte woord rome. Is stokloos Nederlands proza mogelijk? Anderhalf procent van de Nederlandse woordenschat bevat geen p en q, b en d, f en g, h en j, k en l, t en y. Dat zijn toch altijd nog tienduizend woorden, waarvan de langste zijn: examencommissies, reisnecessaires, concessionarissen. Zoals u uit deze drie woorden al kunt zien, is de Latijnse invloed op de stokloze Nederlandse woordenschat groot. Het zal u niet verbazen dat in het Italiaans, als dochter van het Latijn, stokloze woorden prominent zijn. Maar in het Italiaans is een geheel andere ontwikkeling gaande die nog veel frappanter is. Het is een ontwikkeling die Nero en Caesar, Seneca en Ausonius, Remus en Erasmus al voorzagen. Ik geef u zes zinnetjes van deze twee keizers, twee wijsgeren en twee weeskinderen: nero: cave maximam canem, novus rex, nova sex caesar: amore more ore re, veni, visus sum, vici seneca annaeus senior zei: si vis amari, ama ausonius weerzei: nemo, nemo, nomen omen remus zei: civis romanus sum, vivos voco erasmus: suavis amicis, comis in uxorem Niet alleen houden deze zes taalkunstenaars de stokletters weg, ze zorgen bovendien dat elke medeklinker tussen twee klinkers staat. Geen consonantenconstipaties! Als er ook geen klinkeropeenhopingen zijn, dan krijgen we om-en-om een pure afwisseling van klinkers en medeklinkers. Een Latijnse tendens die het Italiaans nog sterker toont. Schreef Sciascia niet over Cyrano's neus: ``O narici di Cirano''? In de paasvakantie van 1951 hielp ik de hoogleraar Italiaans Alinei bij het invoeren van ponskaarten met Italiaanse teksten in de boekhoudmachine van de Utrechtse universiteit - een halve eeuw geleden waren er in Nederland geen computers. Alinei berekende hoever het Italiaans al was op het pad naar de regelmatige afwisseling van klinkers en medeklinkers, zoals we die in Honolulu en Japan bewonderen. Overigens roepen Japanners wel degelijk Brand, maar ze moeten het vanwege hun lettergreepschrift noteren als buranodo. Omgekeerd doet schriftelijk Tsjechisch en Hebreeuws een chronisch gebrek aan klinkers vrezen, maar ook dat is een kwestie van spelling. In het Nederlands houden we daar de eigenaardige Bijbelse naam G'd aan over, die de klinkerloze godsnaam moet voorstellen. U weet dank zij het vijfde sprookje dat de apostrof een klinker is. Is om-en-om-Nederlands mogelijk? Twee procent van de Nederlandse woordenschat heeft de omenom-kwaliteit. Om precies te zijn: Er zijn tienduizend woorden die met een medeklinker beginnen en eindigen, zoals neen en telemanipulatoren. Er zijn tweeduizend woorden die met een medeklinker beginnen en op een klinker eindigen, zoals ja en panoramacamera, en evenveel andersom zoals ach en ademanalysatoren. Als het dus kennelijk vijf keer zo moeilijk is om een woord aan het begin of eind van een klinker te voorzien, dan wekt het geen verbazing dat er 400 woorden zijn die een klinker aan elke uiteinde hebben, zoals uiteinde, originele abominabele apologetica. De vraag is nu: hoe staat het met de mogelijkheid van stokloos Nederlands dat óók nog om-en-om is? Anderhalf procent van twee procent, dat zou 3 woorden per tienduizend zijn, ofwel tweehonderd woorden. Maar gelukkig zijn de twee voorwaarden niet onafhankelijk. Gelukkig zijn alle klinkers stokloos. Gelukkig ontlenen wij veel aan de romaanse talen. Het Italiaans is op de goede weg. Voor het Nederlands heb ik het hieronder geprobeerd. U ziet hier vier staaltjes Nederlands proza. De bovenste twee, Carthaags en Omenom, bevatten alle letters, de onderste twee, romeins en romano, bevatten alleen de stokloze helft van het alfabet. De linkse twee, Carthaags en romeins, mogen naast elkaar staande klinkers en medeklinkers bevatten, maar in de twee rechtste staaltjes, Omenom en romano, moeten klinkers en medeklinkers elkaar strikt afwisselen. Taalkundigen die al die talen niet uit elkaar kunnen houden (en zelfs ruzie maken over de vraag of er niet een komma moest tussen Taalkundigen en die) noemen de vier talen eenvoudig naar het favoriete gerecht uit de vier taalgebieden: Hutspot met klapstuk voor Carthaags, uiensaus voor romeins, omelet voor Omenom en macaroni voor romano. Copyright: Brandt Corstius, H.
|