PLATO, SCHRIJVER

1 Liefde
2 Onzekerheid
3 Rechtvaardiging
4 Verstarring

Teksten gekozen en vertaald door Gerard Koolschijn

1995 Ooievaar Pockethouse Amsterdam

© 1987 Gerard Koolschijn

Eerste druk oktober 1987
Zevende druk september 1995


(Bladzijde 122 t/m 129)

Socrates in de cel

De weg van de minste weerstand

In zijn cel wacht Socrates op de voltrekking van het doodvonnis, die om religieuze redenen is uitgesteld tot het witte Atheense staatsschip van een missie naar Apollo's eiland Delos is teruggekeerd. Tegenwind hield het bijna een maand op.
Hieronder volgen de eerste bladzijden van het boek
Crito. Crito is de meest vertrouwde vriend van Socrates, zijn leeftijdgenoot (rond de zeventig) en een heel rijk man.

'Waarom ben je er nu al, Crito? Het is toch nog vroeg?'
'Ja, dat is zo.'
'Hoe laat ongeveer?'
'Het begint net te schemeren.'
'Vreemd dat de cipier je open wilde doen.'
'Hij is al aan mij gewend, Socrates. Ik kom hier zo vaak. En ik heb ook wel iets voor hem gedaan.'
'Ben je er al lang?'
'Ja, behoorlijk lang.'
'Waarom heb je me dan niet meteen wakker gemaakt en ben je stil blijven zitten?'
'Nee, stel je voor, Socrates. Ik wou dat ikzelf niet zo slecht sliep en me zo ellendig voelde. Het verbaast me juist de hele tijd te zien hoe heerlijk jij ligt te slapen. Ik heb je met opzet niet wakker gemaakt om te zorgen dat je je zo prettig mogelijk voelt. M'n hele leven heb ik al gedacht dat jij van geluk mocht spreken dat je zo'n karakter had, maar nog nooit zo sterk als nu, zo makkelijk als jij je toestand verdraagt, en zo rustig.'
'Het zou ook verkeerd zijn, Crito, je op mijn leeftijd nog te ergeren, als het moment is gekomen om te sterven.'
'Er komen wel meer mensen van jouw leeftijd in zo'n situatie terecht, Socrates, voor wie hun leeftijd nog geen beletsel is om het vreselijk te vinden wat hen overkomt.'
'Dat is zo. Maar waarom ben je eigenlijk zo vroeg gekomen?'
'Om een bericht te brengen dat pijnlijk is, Socrates, niet voor jou, denk ik, maar voor mijzelf en voor al je vrienden, pijnlijk en moeilijk, een bericht waarmee ikzelf, geloof ik, nog de meeste moeite heb.'
'Wat dan? Is het schip uit Delos soms aangekomen, zodat ik nu moet sterven?'
'Zover is het nog niet, maar ik denk wel dat het vandaag aankomt, op grond van de berichten van mensen die uit Sounion komen en het daar hebben verlaten. Die wijzen erop dat het vandaag komt en dan zal er morgen, Socrates, onvermijdelijk een eind aan je leven komen.'
'Op hoop van zegen, Crito. Als de goden het zo willen moet het zo zijn. Toch denk ik niet dat het vandaag komt.'
'Waaruit maak je dat op?'
'Dat zal ik je zeggen. De dag nadat het schip is aangekomen moet ik toch worden terechtgesteld?'
'Volgens de autoriteiten wel, ja.'
'Nu, dan denk ik niet dat het morgen komt maar de dag daarop. Ik maak dat op uit een droom die ik net heb gehad vannacht. Kennelijk kwam het goed uit dat je me niet hebt gewekt.'
'Wat was dat voor een droom?'
'Het leek alsof er een vrouw op me afkwam, een goed verzorgde, knappe verschijning, met witte kleren, die me riep en zei: Socrates, over twee dagen zult u het vruchtbare Fthia bereiken.'
'Een vreemde droom, Socrates.'
'Maar wel duidelijk, naar mijn idee, Crito.'
'Maar al te duidelijk, lijkt het. Ach, Socrates, wat bezielt je toch? Het kan nog steeds. Luister naar mij en laat je leven redden. Als jij sterft is dat voor mij niet de enige ramp. Behalve dat ik een vriend verlies zoals ik er nooit meer één zal vinden, zullen veel mensen die jou en mij niet goed kennen ook nog van mij denken dat ik jouw leven had kunnen redden als ik bereid was geweest geld uit te geven, maar dat ik in gebreke ben gebleven. En wat is erger dan de reputatie dat je geld belangrijker vindt dan je vrienden? De meeste mensen zullen nu eenmaal niet geloven dat jij zelf niet bereid was hier weg te gaan, hoe wij ons best ook deden.'
'Maar Crito, waarom trek je je toch zoveel aan van de algemene opinie? De behoorlijke mensen, met wie je eerder rekening moet houden, zullen geloven dat het gegaan is zoals het gaat.'
'Maar je ziet toch zelf hoe noodzakelijk het is, Socrates, om met de algemene opinie rekening te houden? Uit je eigen toestand blijkt toch duidelijk genoeg dat het grote publiek in staat is zo ongeveer de grootste ellende aan te richten, als het een slechte indruk van je heeft.'
'Was het maar zo, Crito, dat het grote publiek in staat was de grootste schade aan te richten! Dan was het ook in staat het allerbeste te bereiken. Mooi zou dat zijn. Maar het kan geen van beide. De mensen kunnen je niet verstandig of onverstandig maken, ze doen maar wat.'
'Dat mag dan zo zijn, maar zeg eens, Socrates, je bent toch niet bezorgd voor mij en je andere vrienden, dat wij last zullen krijgen als jij hier weggaat omdat wij ervan beschuldigd zouden worden dat we jou hebben laten ontsnappen, en dat we daaraan ons hele vermogen zouden verliezen of in elk geval enorme bedragen, of dat er ook nog iets anders met ons zou gebeuren? Als je voor zoiets bang bent, zet dat dan uit je hoofd. Het is niet meer dan normaal dat wij dat risico lopen om jou te redden en nog meer risico's ook, als het moet. Kom, luister naar me en doe wat ik vraag.'
'Daar ben ik inderdaad bezorgd over, Crito, en over nog veel meer.'
'Daar moet je dan niet bang voor zijn. Het is niet eens een groot bedrag waarvoor bepaalde mensen bereid zijn je leven te redden en je hieruit te halen. Verder weet je toch hoe makkelijk aanklagers om te kopen zijn. Dat hoeft helemaal niet veel geld te kosten. Mijn eigen vermogen staat je ter beschikking en dat is zeker voldoende. En als je uit een soort bezorgdheid om mij vindt dat het mij geen geld moet kosten, dan zijn hier verder mensen uit het buitenland die bereid zijn om de kosten te dragen. Eén heeft er speciaal voor dat doel genoeg geld meegebracht, Simmias uit Thebe. Cebes is er ook toe bereid en allerlei anderen. Dus zoals ik zeg, uit angst daarvoor hoef je er niet van af te zien je leven te laten redden.
Ook moet je er geen probleem van maken, zoals je voor de rechtbank zei, dat je niet zou weten wat je na je vertrek met jezelf aan moest. Op allerlei plaatsen zul je met open armen ontvangen worden, en als je naar Thessalië zou willen gaan, ik heb daar kennissen die je met respect zullen behandelen en je een veilig onderkomen zullen verschaffen, zodat niemand in Thessalië je lastig kan vallen.
Ik geloof ook niet dat het te rechtvaardigen is, Socrates, wat je nu aan het doen bent, jezelf opgeven terwijl je leven gered zou kunnen worden. Je streeft ernaar jezelf het soort dingen te laten overkomen waarnaar je vijanden zouden streven en hébben gestreefd in hun verlangen jou te vernietigen. Bovendien laat je naar mijn idee ook je eigen zonen in de steek. Terwijl je de kans hebt hen groot te brengen en op te voeden, vertrek je en laat je hen achter en wat jou betreft moeten ze maar zien wat er met hen gebeurt. En naar alle waarschijnlijkheid zal dat het soort dingen zijn dat altijd met kinderen gebeurt wanneer ze hun ouders verliezen. Nee, je moet ofwel geen kinderen maken of alle lasten om hen groot te brengen en op te voeden tot het eind toe helpen dragen. Ik geloof dat jij de weg van de minste weerstand kiest. Je zou de keus moeten doen van een integer, moedig mens. Je beweert toch je je hele leven om morele kwaliteit te bekommeren?
Zelf schaam ik me, als ik bedenk dat men van jou en van ons, je vrienden, de indruk zal krijgen dat die hele kwestie met jou het gevolg is van een soort onmannelijkheid van ons, niet alleen het feit dat de zaak voor de rechtbank is gekomen terwijl dat vermeden had kunnen worden, maar ook het proces zelf, hoe dat verlopen is, en ten slotte dit, een soort bespottelijke ontknoping. Door een soort slapheid en onmannelijkheid van ons lijkt het ons door de vingers te zijn geglipt dat wij jou niet hebben gered en jij jezelf ook niet terwijl dat heel goed mogelijk was, als wij maar iets voorstelden.
Bedenk eens, Socrates, of dat niet afgezien van de ellende ook nog een schande is voor jou en voor ons. Kom, denk er nog eens over na, of eigenlijk is er geen tijd meer om erover na te denken, je besluit moet genomen zijn en er is maar één besluit. Vannacht moet het allemaal al gebeurd zijn. Als we nog wachten is het onmogelijk en is er geen gelegenheid meer. Alsjeblieft, Socrates, luister naar mij en doe toch wat ik vraag.'

DE KRITIEK VAN DE WETTEN

Socrates legt uit waarom hij niet kan vluchten. Het zou een bewijs zijn dat alles wat hij zijn leven lang had beweerd maar theorie was. Achteraf zou blijken dat de gemeenschap hem terecht had veroordeeld.

'Ga eens na, Crito. Stel dat wij op het punt staan de benen te nemen, of hoe je het ook moet noemen. Als dan de wetten en de gemeenschap zich tot ons zouden wenden met de vraag: Zeg, Socrates, wat bent u van plan? Is het inderdaad uw bedoeling met die onderneming ons, de wetten, en de gehele gemeenschap te vernietigen wat u betreft? Of gelooft u dat een staat overeind kan blijven waar een vonnis geen enkele kracht heeft en door individuele burgers ongeldig verklaard en vernietigd wordt?
Hoe zullen wij daarop en op meer van zulke vragen reageren? Er zouden allerlei argumenten aangevoerd kunnen worden, zeker door een politicus, om de wet te verdedigen die voorschrijft dat een rechterlijk vonnis ten uitvoer moet worden gelegd. Zullen wij soms tegen hen zeggen: Ja, maar de gemeenschap heeft ons onrechtvaardig behandeld en het verkeerde vonnis geveld?'
'Ja, precies, Socrates.'
'En als de wetten dan zeggen: Socrates, was er niet overeengekomen tussen u en ons dat u zich zou neerleggen bij de vonnissen die door de gemeenschap worden geveld? Als we ons dan verbaasd zouden tonen zouden ze waarschijnlijk zeggen: Socrates, die opmerking hoeft u niet te verbazen. Geef liever antwoord. U bent toch gewend aan die methode van vragen en antwoorden? Dus, wat hebt u ons en de gemeenschap te verwijten, dat u probeert ons te vernietigen? Om te beginnen: zijn wij het niet die u het leven hebben geschonken? Het was toch door onze bemiddeling dat uw vader uw moeder heeft getrouwd en u heeft verwekt? Vertel dus eens, hebt u bepaalde kritiek op ons, voorzover wij op het huwelijk betrekking hebben, omdat wij volgens u niet deugen?
Nee, ik heb geen kritiek, zou ik zeggen.
Dan misschien op de wetten en gebruiken die betrekking hebben op het grootbrengen en opvoeden van kinderen, zoals die ook voor u golden? Gaven wij op dat terrein soms verkeerde aanwijzingen aan uw vader over uw lichamelijke en geestelijke vorming?
Ik zou zeggen van niet.
Goed, nu u dus bent geboren, grootgebracht en opgevoed, zou u dan kunnen zeggen, om te beginnen dat u geen kind van ons was en geen slaaf, uzelf en uw voorouders? En als dat zo is, denkt u dan dat u evenveel rechten hebt als wij? En als wij iets tegen u ondernemen, denkt u dan dat u het recht hebt dat terug te doen? Met uw vader staat u niet op voet van gelijkheid, of met uw superieuren als u die hebt. Tegenover hen mag u niet terugdoen wat zij tegen u doen of protesteren wanneer u wordt terechtgewezen of terugslaan wanneer u wordt geslagen, enzovoorts. Zou het u dan tegenover uw vaderland en de wetten wel geoorloofd zijn om, als wij ertoe overgaan u te vernietigen in de mening dat het rechtvaardig is, ook van uw kant te proberen ons, uw wetten en uw vaderland, te vernietigen voor zover u dat kunt? Wilt u beweren dat u dan rechtvaardig handelt, u die zich zoveel aan morele kwaliteit gelegen laat liggen?
Is het u met al uw inzicht dan ontgaan dat een vaderland waardevoller is, gewichtiger en heiliger dan een vader en een moeder en alle voorouders samen, en dat het in hoger aanzien staat bij goden en bij mensen, als ze verstandig zijn? Dat je je vaderland moet vereren en het, wanneer het kwaad is, meer moet ontzien en ter wille zijn dan je vader? En dat je moet doen wat het beveelt, als je het niet tot andere gedachten kunt brengen, en rustig moet ondergaan wat het opdraagt, of je nu geslagen wordt of gevangen gezet of de oorlog ingestuurd om gewond te raken of te sneuvelen, - dat je dat moet doen en dat het zo hoort? Dat je niet moet wijken of terugtrekken of je plaats in het gelid verlaten, maar in de oorlog en voor de rechtbank, overal, moet doen wat de gemeenschap en het vaderland je opdraagt, tenzij je duidelijk kunt maken hoe het eigenlijk hoort? En dat verzet niet geoorloofd is, niet tegen je moeder of je vader, maar nog veel minder tegen je vaderland? Wat zullen we daarop zeggen, Crito? Dat de wetten gelijk hebben of niet?'
'Ik denk van wel.'
'Goed, bedenk dan eens, Socrates, zouden de wetten dan wel eens kunnen zeggen, of het waar is wat wij beweren, dat u ons met deze onderneming onrechtvaardig behandelt. Wij hebben u verwekt, grootgebracht, opgevoed en u en al uw landgenoten in alle mogelijke waardevolle dingen laten delen. Desondanks hebben wij elke Athener die dat wil uitdrukkelijk de mogelijkheid gegeven, wanneer hij meerderjarig is geworden en de gemeenschap en ons, de wetten, heeft gezien, dat hij als wij hem niet bevallen met zijn eigendom mag vertrekken waarheen hij maar wil. Niemand van ons, de wetten, verhindert of verbiedt het als iemand van u nu naar een kolonie wil gaan in het geval wij en de gemeenschap hem niet bevallen, of wil emigreren. Ieder mag gaan waarheen hij wil en zijn eigendom meenemen.
Als iemand van u dan blijft, terwijl hij ziet hoe wij recht spreken en de staat verder besturen, dan is hij vanaf dat moment naar ons idee metterdaad met ons overeengekomen dat hij alles zal doen wat wij bevelen. Wie dan niet gehoorzaamt, begaat volgens ons een drievoudig onrecht: hij gehoorzaamt ons niet als zijn verwekkers, hij gehoorzaamt ons niet als zijn opvoeders en hij gehoorzaamt ons niet ondanks de afspraak dat hij ons zou gehoorzamen, en maakt ons ook niet duidelijk dat wij iets niet goed doen. Wij stellen hem in de gelegenheid commentaar te geven en dragen hem niet blindelings op te doen wat wij zeggen maar bieden hem het alternatief om ons tot andere gedachten te brengen. Maar ook dat doet hij niet. Daaraan maakt ú zich volgens ons dus ook schuldig, Socrates, als u doet wat u van plan bent, u vooral, meer nog dan de overige Atheners.
Als ik dan zou vragen: Hoezo dan? zouden zij me vermoedelijk terecht voor de voeten werpen dat het voor mij nog meer gold dan voor de andere Atheners dat ik die overeenkomst met hen was aangegaan. Zij zouden zeggen: Socrates, wij hebben overtuigende bewijzen dat wij en de gemeenschap u bevielen, want u bent meer dan alle andere Atheners in het land gebleven en dat zou u niet hebben gedaan als het u hier niet ook méér beviel. U hebt het land nooit verlaten om ergens een festival bij te wonen, behalve één keer naar de Isthmus, en verder alleen als soldaat op militaire expedities. U hebt verder nooit een buitenlandse reis gemaakt zoals andere mensen en nooit is het verlangen bij u opgekomen een ander land of andere wetten te leren kennen. U had aan ons genoeg, en aan onze gemeenschap. Uw voorkeur voor ons was zo sterk, en uw bereidheid om onder onze staatsvorm te leven, dat u hier ook kinderen hebt gekregen. Zozeer beviel het land u kennelijk.
Trouwens, zelfs nog tijdens het proces had u de gelegenheid om als u wilde verbanning als straf voor te stellen en met instemming van de gemeenschap te doen wat u nu tegen haar zin probeert. Maar toen hebt u zich mooi voorgedaan en gezegd dat u het niet erg vond als u moest sterven. U koos liever de dood, zei u, dan verbanning. Nu schaamt u zich niet voor die woorden. U bekommert zich ook niet om ons, de wetten, want u probeert ons te vernietigen. U doet wat de eerste de beste slaaf zou doen, nu u probeert ervandoor te gaan in strijd met de afspraken en de overeenkomst die u met ons hebt gesloten om u aan de regels van de staat te houden.
Geeft u om te beginnen nu eens antwoord op deze ene vraag: Hebben wij gelijk als wij beweren dat u, niet met woorden maar metterdaad, ermee ingestemd hebt onder onze staatsvorm te leven? Wat moeten wij daarop zeggen, Crito? Dat moeten we toch toegeven?'
'Dat kan niet anders, Socrates.'
'Dan is het toch zo, zouden zij zeggen, dat u de afspraken met ons en de overeenkomst overtreedt, hoewel u die niet onder dwang of door bedrog bent aangegaan of omdat u verplicht was binnen korte tijd een beslissing te nemen. Nee, zeventig jaar lang hebt u de kans gehad om weg te gaan als wij u niet bevielen of als u de afspraken niet rechtvaardig vond. Maar u hebt niet de voorkeur gegeven aan Sparta of Creta, waarvan u de staatsinrichting telkens zo prijst, of aan een andere staat in het Griekse gebied of elders in de wereld. U bent minder uit het land weggeweest dan de lammen en de blinden en de invaliden in het algemeen, zoveel meer beviel het u dan de andere Atheners, het land en kennelijk ook de wetten, want je kunt een land niet los zien van zijn wetten. Zou u zich dan nu niet aan die afspraken houden? Het is beter van wel, Socrates. Dan maakt u zich niet belachelijk.
Ga maar eens na. Wanneer u die overeenkomst overtreedt en één van die afspraken negeert, welke dienst bewijst u daarmee dan uzelf of uw vrienden? Het spreekt toch vanzelf dat uw vrienden in elk geval het risico lopen zelf ook verbannen te worden en hun plaats in de gemeenschap kwijt te raken of hun vermogen te verliezen. En uzelf? In de eerste plaats, als u naar één van de naburige staten gaat, Thebe of Megara, waar in beide gevallen politieke rust heerst, komt u daar als vijand van de staat, Socrates. Ieder die om zijn eigen land geeft, zal u er scheef aankijken en in u een ondermijner van de wet zien. U zult de rechters in hun mening versterken dat zij hun vonnis terecht hebben geveld. Want wie een ondermijner is van de wet zal toch sterk de indruk wekken een ondermijner te zijn van jonge, onverstandige mensen.
Zult u dan de staten mijden waar politieke rust heerst en de mensen het ordelijkst leven? En als u dat doet, heeft het leven voor u dan nog waarde? Of zult u die mensen benaderen en de brutaliteit hebben met hen een gesprek aan te knopen, ja, waarover, Socrates? Soms over dezelfde dingen als hier, dat morele kwaliteit en rechtvaardigheid het belangrijkst zijn voor een mens, en normen en wetten? Denkt u niet dat het nogal stijlloos zou lijken, die activiteit van Socrates? Dat kan toch haast niet anders.
Goed, dan laat u die streken achter u en komt in Thessalië bij de kennissen van Crito, want daar is de wanorde en het gebrek aan discipline heel groot en daar zal men waarschijnlijk graag van u horen hoe grappig u uit de gevangenis bent ontsnapt, door een of ander pak aan te trekken, een beestenvel of zo, waarmee mensen zich nu eenmaal uitrusten als ze willen ontsnappen, en door op die manier uw eigen voorkomen te veranderen. Maar dat u, een oude man die waarschijnlijk nog maar kort te leven had, zo aan het leven hing dat u bereid was de hoogste wetten te overtreden, zal niemand dat zeggen?
Misschien, als u niemand kwetst. Maar anders zult u veel dingen te horen krijgen, Socrates, die niet bij een man als u passen. U zult in dat leven voor alle mensen kruipen als een slaaf en wat zult u anders doen dan dineren in Thessalië, alsof u naar Thessalië was geëmigreerd voor de maaltijden? Die woorden over rechtvaardigheid en andere morele kwaliteiten, waar blijven die dan?
(...)
Je moet bedenken, Crito, beste vriend, dát zijn de dingen die ik steeds denk te horen, zoals de dansende priesters hun fluitmuziek denken te horen. Zo galmen die woorden in mij na en ze maken dat ik verder niets kan horen. Je kunt er zeker van zijn, voor zover ik dat nu kan beoordelen: als je iets zegt wat hier tegenin gaat is dat vergeefs. Maar toch, als je denkt dat je er iets mee bereikt, zeg het dan.'
'Nee, Socrates, ik heb niets te zeggen.'