[Kox gebruikt als Grieks font: SPIonic - gratis download]

Plato

Biografie xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

Pla/twn
Athener, zoon van Ariston en Perictione, geboren 427, aanvankelijk Aristocles genoemd, kreeg later door zijn gymnastiekmeester Ariston of door Socrates den naam Plato, de breede. Uit een edel geslacht gesproten, door de beste leermeesters onderwezen, dichterlijk van natuur, beproefde hij reeds jong zijne krachten in de poëzie, terwijl hij tevens kennis maakte met de stelsels van Heraclitus, Parmenides, Anaxagoras e.a. Op zijn 20ste jaar leerde hij Socrates kennen, van hun omgang is weinig bekend, alleen weten wij, dat Plato spoedig de voortreffelijkste leerling van Socrates was en dat hij aan zijn leermeester met de grootste genegenheid en eerbied verknocht was. Na den dood van Socrates ging hij vooreerst met vele andere van diens aanhangers naar Megara, maar weldra ging hij, door de zucht naar kennis gedreven, reizen doen naar Cyrene, Aegypte en Italië. In Italië kwam hij in aanraking met de volgelingen van Pythagoras, op Sicilië leerde hij door zijn vriend Dio den ouden Dionysius kennen, wiens ongenade hij zich echter spoedig door zijne vrijmoedigheid op den hals haalde en die hem als slaaf liet verkoopen. Door Anniceris losgekocht en naar Athene teruggekeerd (388), begon hij zijne voordrachten in de Academie, die hij de volgende twintig jaar onafgebroken met den grootsten bijval voortzette. Toen hij echter van Dio eene uitnoodiging ontving om naar Syracusae te komen en daar als leider en raadsman van den jongen Dionysius op te treden, nam hij die gaarne aan, daar zich nu, naar hij meende, eene gunstige gelegenheid aanbood om door een wijsgeerig gevormd vorst sommige van zijn theorieën in praktijk te doen brengen. De zaak kwam echter geheel anders uit. Dio viel spoedig in ongenade en werd verbannen en ook voor Plato werden de toestanden te Syracusae onhoudbaar. Met moeite kreeg hij verlof te vertrekken (365) en op een latere reis naar Syracusae, ondernomen met het doel om eene verzoening tusschen Dionysius en Dio te bewerken (361), kwam hij zelfs door het wantrouwen van den tyran in levensgevaar en had hij zijn behoud alleen aan den invloed van Archytas te danken. Het overige van zijn leven wijdde hij nu uitsluitend aan het onderwijs der wijsbegeerte, totdat hij, nog krachtig werkzaam als leeraar en schrijver, in den ouderdom van 80 jaar overleed. -
Te midden van de veelheid en afwisseling der zinnelijk waarneembare voorwerpen zoekt Plato het eene en onveranderlijke in de idee (i)de/a, ei]doj); de ideeën zijn nl. de geheel op zichzelf staande eigenschappen der stoffelijke dingen, zelve niet aan stof, tijd en plaats gebonden, zij zijn, hoewel geen afgetrokken begrippen, toch niet zinnelijk waarneembaar, maar de kennis er van is alleen te bereiken door de dialektiek (dialektikh/), de kunst, die leert van het bizondere tot het algemeene op te klimmen en omgekeerd weder tot het bizondere af te dalen. De individuën staan in betrekking met de ideeën of zijn afbeeldingen er van, toch kent Plato aan de ideeën zelf nu en dan zekere mate van persoonlijkheid toe, en over de idee van het goede spreekt hij als over de hoogste godheid zelf. De wereld is niet eeuwig, maar door den schepper (dhmiourgo/j) uit ongeordende stof (a1peiron) tot een goed geordend geheel (ko/smoj) gemaakt. De menschelijke ziel is onsterfelijk en bestaat uit drie deelen: verstand (logistiko/n, nou=j), moed (qumoeide/j), begeerte (e)piqumhtiko/n). Het hoogste goed bereikt men door het streven naar gelijkheid met het absoluut goede, en daartoe moet ieder deel der ziel zijn eigenaardige deugden hebben, resp. wijsheid, dapperheid en zelfbeheersching, die met elkander verbonden de hoogste deugd, rechtvaardigheid, vormen. Deze leer en hare toepassingen op staatsinrichting, opvoeding, kunst, enz. heeft Plato gedurende eene bijna veertigjarige werkzaamheid onderwezen, deels in gesprekken op de wijze van Socrates, deels in samenhangende voordrachten, deels ook door zijne werken; deze laatste zijn, naar men gelooft, alle bewaard gebleven, daarentegen zijn onder die, welke zijn naam dragen, sommige zeker onecht; bijna alle zijn geschreven in den vorm van gesprekken van Socrates. De belangrijkste dia/logoi zijn: )Apologi/a, Kri/twn, 1Iwn, Prwtago/raj, Me/nwn, Gorgi/aj, Eu)qu/dhmoj, Sumpo/sion, Fai/dwn, Politei/a, Fai=droj, Ti/maioj. Zijn laatste werk zijn de No/moi. Hij werd in de oudheid als de eerste der wijsgeeren beschouwd, en zijne leer, hoewel uitgebreid en dikwijls gewijzigd, vond nog tot in de laatste tijden van het heidendom talrijke aanhangers, totdat Iustinianus in 529 na Chr. alle onderwijs in de wijsbegeerte verbood. Zijn opvolger als hoofd der academie was Speusippus, de zoon zijner zuster.

[Ontleend aan: Woordenboek der Grieksche en Romeinsche oudheid, door Dr. J.G. Schlimmer en Dr. Z.C. de Boer; 2e druk herzien door Dr. Z.C. de Boer en Dr. C.G.Th.W. Koch; 3e druk herzien door Dr. C.G.Th.W. Koch. Haarlem, De Erven F. Bohn, 1920.]

Bibliografie

...