|
(ontleend aan : van Assendelft, Derix e.a. : Ovidius in de epische traditie; uitwerking van de eindexamensyllabus Latijn 1990. Meulenhoff Educatief Amsterdam)Het leven van Publius Ovidius Naso (43 voor Christus - 17 na Christus) valt vrijwel samen met de opkomst en de alleenheerschappij van Octavianus, de latere keizer Augustus. Deze was als achttienjarige op het politieke toneel verschenen na de moord op zijn oudoom, de dictator Caesar (15 maart 44), die hem geadopteerd had en tot zijn erfgenaam benoemd. De moordenaars van Caesar, onder leiding van Brutus en Cassius, hadden gehoopt de republikeinse staatsvorm te kunnen herstellen, waarin de macht gedeeld werd door een groep aristocraten, verenigd in de senaat, en niet in handen was van één enkel persoon. Van dit ideaal is niets terecht gekomen. Samen met Antonius, die zich als Caesars opvolger beschouwde, en Lepidus vormde Octavianus in 43 voor Christus een driemanschap, het zogenaamde Triumviraat, dat zich ten doel stelde de orde in de staat te herstellen. Antonius en Octavianus rekenden in de slag bij Philippi (42 voor Christus) af met de Caesarmoordenaars. In de jaren dertig verslechterde de verstandhouding tussen Antonius en Octavianus. Antonius opereerde voornamelijk in de oostelijke rijkshelft en nam in Egypte aan de zijde van koningin Cleopatra meer en meer de allures aan van een oosters vorst. De machtsbasis van Octavianus lag in het westen, met name in Italië. Toen Lepidus, die nooit een gelijkwaardig partner in het driemanschap geweest was, zich had moeten terugtrekken, kwam het tot een rechtstreekse confrontatie tussen Octavianus en Antonius. Hun strijd werd in het jaar 31 beslist in het voordeel van Octavianus dank zij diens overwinning in de zeeslag bij Actium. Hiermee kwam een einde aan een periode van twintig jaar burgeroorlog, eerst tussen Caesar en Pompeius en diens republikeinse aanhangers (49-45), daarna tussen Octavianus en Antonius enerzijds en de moordenaars van Caesar anderzijds (44-42), en tenslotte, na enkele jaren van een weinig stabiele vrede, tussen Octavianus en Antonius. In deze reeks van burgeroorlogen, in en buiten Italië uitgevochten, hadden duizenden Romeinen de dood gevonden en was de organisatie van de Romeinse staat ontwricht. Het valt daarom niet te verwonderen dat Octavianus, toen hij na 31 een programma van vrede, verzoening en herstel lanceerde, op de enthousiaste steun van velen kon rekenen, al bleef de concentratie van zoveel macht in de handen van één man de meeste senatoren stellig een doorn in het oog. Hoewel de republikeinse ambten als het consulaat, de praetuur en de quaestuur gehandhaafd bleven, concentreerde de feitelijke macht zich toch meer en meer in de handen van Octavianus. In 27 v. Chr. werd hem de eretitel Augustus verleend. Als princeps (eerste burger van de staat) en imperator (opperbevelhebber van de strijdkrachten) ontwikkelde Augustus zich geleidelijk tot alleenheerser. Dat hij dit zelf als een definitieve verandering in het staatsbestel beschouwde, blijkt daaruit, dat hij al spoedig ging omzien naar een opvolger binnen zijn eigen familie, de gens Iulia. Augustus bezat onmiskenbaar dynastieke aspiraties. Octavianus Caesar AugustusDe unieke status van Augustus leidde er ook in toenemende mate toe dat hij, met name in het Oosten van het rijk, als een god werd vereerd. In Italië en de westelijke provincies was men terughoudender op dit punt, maar ook daar ontbrak het niet aan huldebetoon dat de vergoddelijking dicht naderde. Het zou te gemakkelijk zijn daarin niets dan abjecte vleierij te zien. Gedurende de vijfenveertig jaar waarin Augustus de feitelijke macht in handen had (31 v. Chr. - 14 na Chr.) heeft hij van zijn herstelprogramma veel weten te verwezenlijken. In ieder geval bleven de Romeinen verdere burgeroorlogen bespaard. Driemaal kon Augustus de deuren van de Janustempel sluiten als teken dat overal in het rijk vrede heerste. De dankbaarheid voor deze Pax Augusta is groot en oprecht geweest en Augustus heeft er uiteraard gebruik van gemaakt om zijn positie verder te versterken. Hij ondervond hierbij de steun van een aantal zeer grote dichters als Vergilius (70 - 19 v. Chr.) en Horatius (65 - 8 v. Chr.), die de bescherming genoten van Maecenas, een hooggeplaatste medewerker van Augustus. Door deze dichters geldelijk te ondersteunen stelde Maecenas hen in staat zich helemaal aan de dichtkunst te wijden. Ook het werk van de historicus Livius, die een omvangrijke geschiedenis van Rome vanaf de stichting van de stad (Ab Urbe Condita) tot in de regeringsperiode van Augustus schreef, paste in het streven van Augustus het nationale zelfbewustzijn te vergroten en het respect voor het Romeinse verleden te herstellen. Zelfs de architectuur, de beeldende kunst en voorstellingen op munten werden welbewust gebruikt om de idealen van deze periode tot uitdrukking te brengen. Het beste voorbeeld daarvan is wel de Ara Pacis Augustae, waarop leden van de gens Iulia staan afgebeeld temidden van personen uit de vroegste geschiedenis van Rome. Daarmee wordt de verbondenheid van de keizerlijke familie met de oudste tradities van Rome zichtbaar gemaakt. Met al deze middelen werd de regering van Augustus voorgesteld als het begin van een nieuwe Gouden Eeuw, waarin de grootheid van Rome, dat in de burgeroorlogen bijna zichzelf vernietigd had, werd hersteld. Het aanbreken van de nieuwe tijd werd gesymboliseerd door de viering van de Eeuwfeesten, de Ludi Saeculares in het jaar 17 v. Chr., een ritueel van reiniging en wedergeboorte, waarvoor Horatius het feestgedicht, het Carmen Saeculare, schreef. Naast het herstel van vrede en stabiliteit in de interne gezagsverhoudingen streefde Augustus ook naar hervormingen op het gebied van de moraal. In wat wel een 'ethisch réveil' is genoemd, probeerde hij door middel van wetgeving de seksuele moraal strenger te maken, het respect voor het huwelijk te vergroten en het krijgen en grootbrengen van kinderen aan te moedigen. Augustus stelde deze maatregelen voor als een terugkeer tot de traditionele Romeinse waarden en probeerde in samenhang daarmee respect te wekken voor de geïdealiseerde eenvoudige levensstijl van de voorouders. Ook op het gebeid van de godsdienst was Augustus actief door nieuwe tempels te bouwen en veel in verval geraakte heiligdommen te restaureren. Tijdens de augusteïsche periode beleefde de literatuur een bloei als nooit tevoren. In de kring van Maecanas werkten Vergilius en Horatius in de twintiger jaren aan hun meest ambitieuze werken. Vergilius schreef zijn Aeneis, het nationale epos van de Romeinen, en Horatius zijn Oden, lyrische gedichten in Griekse versmaten. In diezelfde tijd publiceerden Tibullus en Propertius hun liefdeselegieën en begon Livius aan zijn hierboven genoemde geschiedwerk Ab Urbe Condita. Ovidius is in het gezelschap van deze gerenommeerde literatoren een laatkomer, een generatie jonger dan Vergilius en Horatius. Hoe hij zich in dit milieu een plaats verwierf, komt hierna aan de orde. LevenOver Publius Ovidius Naso zijn we betrekkelijk goed geïnformeerd, dankzij een lang gedicht van zijn hand over zijn eigen leven. Deze poëtische autobiografie begint zo : Wie ik geweest ben, ik, de
speelse dichter van de liefde - Dit fragment en de volgende uit : Tristia IV, 10; vert. M. d'Hane-Scheltema Het jaar waarin Ovidius geboren
werd, duidt hij aan in regel 6. In 43 v. Chr.
namelijk sneuvelden de consuls Hirtius en Pansa in
de strijd tegen Antonius. De burgeroorlog woedde in
de tijd dat Ovidius geboren werd dus nog in alle
hevigheid. Ovidius heeft die burgeroorlogen echter
niet of nauwelijks bewust meegemaakt en daarin
verschilt hij van de dichters uit de generatie vóór
hem als Vergilius en Horatius, die in hun werk bij
herhaling aan deze oorlogen herinneren. Wij kregen al van jongsaf
lessen en mijn ouders stuurden Ovidius beschrijft van zijn opleiding eigenlijk alleen de laatste fase, te vergelijken met de universitaire studie bij ons. De in het gedicht genoemde professoren gaven onderwijs in de rhetorica, d.w.z. dat zij leerden de inhoud van een betoog te bedenken, die effectief te ordenen en hem vervolgens in een goede stijl en voordracht over het voetlicht te brengen. Uit andere bron weten we dat Ovidius als student vooral uitblonk in de suasoria, een oefening waarbij de student zich moest verplaatsen in een historische of mythologische figuur en een rede moest houden zoals die figuur dat in een gegeven situatie zou hebben gedaan. Ovidius beschikte over de welsprekendheid en het psychologisch inzicht die nodig zijn om een dergelijk betoog overtuigend te maken. In zijn poëzie is de invloed van deze rhetorische opleiding op veel plaatsen aan te wijzen. Aan het onderwijs van de rhetor was een opleiding voorafgegaan bij de ludi magister, bij wie de leerling de lagere-schoolvakken leerde, gevolgd door het onderwijs van de grammaticus, bij wie de interpretatie van Griekse en Latijnse dichters centraal stond. Over zijn eerste poëtische probeersels schrijft Ovidius in hooggestemde bewoordingen. Waar in de vertaling namelijk wordt gesproken van 'hogere sferen', heeft het origineel de uitdrukking caelestia sacra, letterlijk 'hemelse heilige handelingen', waarmee de dienst van de Muzen wordt bedoeld en de dichter wordt voorgesteld als een priester in hun eredienst. Of Ovidius hier volkomen serieus is, dan wel met enige ironie over zijn eerstelingen spreekt, valt niet met zekerheid uit te maken. Het is evident dat Ovidius al op jonge leeftijd zijn aanleg voor poëzie ontdekt heeft. Hij drukt dat heel fraai uit met de regel et quod temptabam scribere versus erat ('en iedere regel die ik opschreef werd een vers'). Omdat de jaren onderwijl
met stille tred vergleden, Wanneer Romeinse jongens zestien à zeventien jaar waren geworden, namen zij de toga virilis aan en werden ze als volwassen beschouwd. Hoewel Ovidius en zijn broer tot de ridderstand behoorden, kregen zij toch de toga met de brede purperen zoom die het kenteken was van senatoren. Dat was een voorrecht voor jonge mannen uit de ridderstand die een politieke carrière ambieerden en in de senaat wilden komen. Zo rond het twintigste jaar konden diegenen die in de politiek wilden de eerste, nog niet zo veeleisende, politieke functies bekleden. Ovidius heeft dat klaarblijkelijk ook gedaan en is lid geweest van de Commissie van Drie belast met het gevangeniswezen. Hij had in de senaat kunnen komen via het ambt van quaestor, maar zijn politieke ambities reikten kennelijk niet zo ver. Ik eerde in die jaren onze
dichters, ik aanbad ze Uit deze passage krijgen wij een goede indruk van de bloei van de Romeinse literatuur in de beginperiode van Augustus' regering en van de nauwe contacten die de dichters onderling hadden. Enkelen van hen zijn ons alleen van naam bekend, omdat hun werk verloren is gegaan. Dat geldt voor Macer, Ponticus, Bassus en Gallus. De andere dichters die Ovidius noemt kennen we goed. De grootste van hen, Vergilius, heeft Ovidius letterlijk van een afstand bewonderd. Horatius had evenals Vergilius verschillende genres beoefend. Zijn roem dankt hij in de eerste plaats aan zijn Oden. Dat Ovidius vooral aan deze gedichten denkt, blijkt wel uit de toevoeging 'met zijn rijke ritmen', die bij uitstek op de Oden van toepassing is. Ovidius voegt zichzelf als vierde toe aan de reeks Gallus - Tibullus - Propertius, dichters van liefdespoëzie. In hun bundels komen de verschillende facetten van een liefdesrelatie aan de orde, zoals verliefdheid, toenadering, verovering, verwijdering, ontrouw met de daarbij behorende emoties, variërend van volmaakt geluk tot vertwijfeling. Over Ovidius' eigen liefdesgedichten komen we in het vervolg nog te spreken. Het tweede deel van Ovidius' autobiografische gedicht wordt beheerst door het thema van zijn ballingschap, dat in de onderstaande regels nog slechts terloops wordt aangestipt: Heel veel heb ik geschreven
en wat slecht was naar mijn oordeel Merkwaardig genoeg spreekt Ovidius in de resterende regels van zijn autobiografie niet over zijn verdere werk, maar blijft hij bij het thema van zijn verbanning naar Tomi aan de Zwarte Zee. De reden waarom Augustus Ovidius in ballingschap stuurde, wordt niet echt duidelijk. Zelf spreekt de dichter van carmen et error, een gedicht en een misstap.Het is heel wel voorstelbaar dat met het carmen de Amores en de Ars amatoria zijn bedoeld. Deze frivole, soms cynische gedichten passen heel slecht bij Augustus' streven naar een strengere moraal, dat hierboven als 'ethisch réveil' is aangeduid. Wat de error is geweest, valt helemaal niet meer te achterhalen. Het is hoogst bevreemdend dat over de verbanning van een zo beroemde dichter door geen enkele schrijver uit die tijd iets gezegd wordt. Dit is een van de redenen waarom sommige geleerden van mening zijn dat de hele geschiedenis van de verbanning een fictie is, waardoor Ovidius zich de gelegenheid schiep een nieuw poëtisch genre te introduceren, de elegieën van de banneling. Een grijze haardos had
zich, toen de betere jaren sleten, Gelukkig eindigt de autobiografie niet op deze mismoedige toon. Het trotse besef van zijn betekenis als dichter stelt Ovidius in staat zijn misère te relativeren. Zelfs waagt hij het, overigens in het voetspoor van verschillende Griekse en Romeinse dichters, zichzelf onsterfelijkheid te beloven op grond van zijn dichtwerk. Daarom, omdat ik leef en
zware moeilijkheden aan kan Welaan dan, als
voorspellingen van zangers waarheid zingen, WerkZoals we in de autobiografie hebben gelezen, is Ovidius op heel jeugdige leeftijd begonnen met dichten en heeft hij zijn debuut gemaakt als dichter van liefdespoëzie. Hij onderscheidt zich van zijn voorgangers in het genre doordat de elegieën in zijn drie boeken Amores heel licht van toon en soms wat cynisch zijn. De minnaar die Ovidius ten tonele voert zal niet licht het slachtoffer van zijn passie worden; daarvoor is zijn emotionele betrokkenheid bij de liefdesrelatie niet intens genoeg. Dat neemt niet weg dat er bijzonder fraaie gedichten in deze bundels staan, zoals dit: Hoogzomer was het en het
middaguur juist aangebroken. of zoals hoort bij
schemertijd, als Phoebus' zon gaat kwijnen Plots kwam Corinna binnen
in een wolk van lichte kleren, Ik rukte aan haar kleren
die toch al niet veel verhulden. Haar kleren vielen op de
grond. Daar stond ze en mijn ogen Die strakgespannen buik
onder haar stijf-omsnoerde borsten, Wat volgt weet iedereen.
Wij vielen uitgeput in slaap en Amores I, 5; vert. M. d'Hane-Scheltema, onder de titel Siësta Ovidius' onbetwistbare deskundigheid op het terrein van de liefde blijkt duidelijk uit zijn leerdicht in drie boeken, de Ars amatoria. In de eerste twee boeken geeft hij de man gedetailleerde en vaak hoogst vermakelijke adviezen hoe hij een vrouw moet veroveren en behouden. In het derde boek geeft hij de vrouwen raad. Terwijl zijn voorgangers in dit genre, Lucretius en Vergilius, serieuze onderwerpen behandeld hadden, resp. de filosofie van Epicurus en de landbouw, spreekt Ovidius met een ernst die in komisch contrast staat tot het wufte onderwerp, over de taktiek die de man of de vrouw moet volgen om de geliefde te veroveren. Uit het volgende fragment blijkt tegelijk de wereldwijze ironie en het psychologisch inzicht die kenmerkend zijn voor Ovidius als magister amoris. En ga dan zeker naar de
renbaan met zijn puik aan paarden Zodoende kun je ook een
algemeen gesprek beginnen, Ars I, 135 - 158; vert. M. d'Hane-Scheltema Aangezien het beëindigen van een liefdesrelatie meestal lastiger is dan het aanknopen ervan, heeft Ovidius in een gedicht met de titel Remedia amoris ook voor dit probleem een aantal adviezen willen geven. Een voorbeeld: Minnaar, voor jou is
eenzaamheid gevaarlijk, Rem. 579 - 588; vert. D. den Hengst Tot een ander genre behoren de Heroides, 'Heldinnenbrieven', geschreven door mythologische vrouwenfiguren aan hun geliefden. Het zijn karakterstudies in briefvorm, inhoudelijk verwant aan de suasoria, de oefenspeeches die deel uitmaakten van het onderwijs bij de rhetor. Ovidius roept met een groot inlevingsvermogen en een virtuoze vormgeving een aantal van deze vrouwenfiguren in deze brieven voor ons op. Als voorbeeld een fragment uit een brief van Medea aan Jason. Medea was een oosterse prinses, door de Griekse held Jason meegevoerd naar Athene. Op een bepaald moment besluit Jason zich van haar te ontdoen, om in het huwelijk te treden met een Griekse vrouw: Op jouw bevel had ik het
huis verlaten Her. XII, 135 - 152; vert. D. den Hengst Nog voor zijn verbanning in 8 na Chr. had Ovidius zijn hoofdwerk de Metamorphosen vermoedelijk al voltooid. ( ... ) [elders meer over de Metamorphosen] Een ander omvangrijk gedicht, waaraan Ovidius ongeveer gelijktijdig heeft gewerkt, zijn de Fasti, een poëtische kalender, waarin hij de talrijke godsdienstige en nationaal-historische feesten die het Romeinse jaar kende, achtereenvolgens beschrijft en het ontstaan ervan verklaart. Een voorbeeld voor deze vorm van poëzie had de Alexandrijnse dichter Callimachus in de derde eeuw voor Christus gegeven met zijn werk de Aitia ('Oorzaken'). Dit werk, waarvan we alleen papyrus-fragmenten over hebben, was eerder nagevolgd door Propertius. Ovidius' Fasti, die slechts voor de helft voltooid zijn, zijn een goed voorbeeld van de manier waarop Romeinse dichters poëtische vormen die zij van Griekse voorgangers hadden overgenomen, wisten te gebruiken voor een typisch Romeinse inhoud. De stichting van Rome op 21 April inspireert Ovidius tot de volgende regels. Romulus spreekt: De koning sprak : 'Sta mij
terzijde Jupiter, Fasti IV, 827 - 34; vert. D. den Hengst De ballingschapspoëzie van
Ovidius is verschenen in twee bundels elegieën, de Tristia
en de Epistulae ex Ponto. In de Tristia
beschrijft Ovidius onder meer de dag van zijn
verbanning, waarop hij zijn echtgenote en alles wat
hem lief was in Rome moest achterlaten. Zijn
ballingsoord, Tomi, het tegenwoordige Constanza in
Roemenië aan de Zwarte Zee, schildert Ovidius als
een oord van verschrikking, waar hij lijdt onder de
gruwelijke koude, de onbeschaafdheid van de mensen
met wie hij moet omgaan en de angstaanjagende
nabijheid van barbaarse stammen in het Noorden. Ik, Naso, die hier
rust, de speelse dichter van de liefde, Tristia III, 3.73-6;vert. D. den Hengst
|