DE KUNST DER VRIJAGE

Oorspronkelijke titel: 'ARS AMANDI'
Nederlandsche bewerking
Dr. J. Meihuizen

© 1941 - A.J.G. Strengholt's Uitgevers Maatschappij N.V.
te Amsterdam C.

P. OVIDIUS NASO

DE KUNST DER VRIJAGE

Twintig eeuwen oude, maar niet verouderde Liefdeswenken

A.J.G. Strengholt's Uitgeversmaatschappij N.V.
Amsterdam 1941

Bandversiering en illustraties:
F. Lammers
(Copyright 1941)

 


Boek II

De verblijde minnaar - Ons doel - Daedalus en Icarus - Geen toovermiddeltjes - Cultiveer Uw innerlijk - Odysseus en Calypso - Wees aangenaam - Wees meegaand - En toegeeflijk - En gedienstig - Niet tegen moeilijkheden opzien - Wees vriendelijk tegen 't personeel - Geschenken - Minnedichten - Laat Uw lief de eer - Complimenten - Liefderijke verpleging - Gewoonte doet de liefde groeien - Paris en Helena - Jalousie - Hoe ontrouw te bemantelen - Ontrouw kan ook baten - Maak het goed - Ken U zelven - Tegenslagen - De houding jegens mededingers - Mars en Venus - Zwijg over Uw succes - Ontzie gebreken - De rijpere vrouw - Slot


De verblijde minnaar
Juicht thans: "Joechhei!" en nochmaals "Joechhei, de buit, waanaar ik jaagde, is in mijn net gevallen!" - Ja, een verliefde jongeling zal verheugd aan mijn gedichten den groenen eerepalm schenken en die roemen boven het werk van Hesiodus en van den ouden Homerus. Zoo verheugd was Paris, toen hij met zijn geschaakte Helena wegzeilde uit het vijandig Amyclae. Zoo blij was Pelops, toen hij U, Hippodamia, als overwinnaar op zijn vreemden wagen meevoerde.
Ons doel
Niet te haastig, jongeman! Uw schip vaart nog midden op de baren en de haven, waarheen ik U wil sturen, is nog ver. 't Moet U niet voldoende zijn, dat een meisje, volgens mijn profetie, in Uw armen viel. Zeker, ge hebt haar door mijn dichtkunst veroverd, maar ge moet haar door diezelfde kunst ook weten te behouden. 't Is niet minder verdienstelijk hetgeen ge bereikt hebt in stand te houden, dan het te erlangen. Bij dat laatste speelt het geluk een rol, maar het eerste vereischt kunst.
Amor en Venus! Zoo ik ooit Uw gunst genoot, staat me thans bij en ook gij, Muze Erato, die Uwen naam aan de liefde ontleendet. Ik zal nu iets groots ondernemen; ik zal verkondigen, door welke kunstgrepen Amor, dat overal in de wijde wereld rondzwervend knaapje, kan worden vastgehouden. 't Is een vlug ventje en hij heeft een paar vlerkjes, waarmede hij gemakkelijk wegvliegt. Het is een moeilijke taak, zulke gevleugelde wezens binnen de perken te houden.

Daedalus en Icarus
Zoo deed koning Minos wat in zijn bereik lag om Daedalus het vluchten te beletten, maar toch wist deze onverschrokken, daarvoor een weg te vinden, door van vleugels gebruik te maken.
Toen het Daedalus was gelukt den Minotaurus, den half-stier half-mensch, dat kind der zonde van Pasiphaë, in zijn doolhof op te sluiten, sprak hij: 'O, allerrechtvaardigste Minos, laat nu aan mijn ballingschap een einde komen, zoodat mijn asch eens in vaderlandschen bodem moge rusten. Want, waar ik door onrecht verdreven in mijn vaderland niet heb kunnen leven, zij het mij vergund daar te sterven. Sta mijn zoon Icarus toe te vertrekken, zoo voor mij, grijzen vader, geen genade te vinden is, doch spaar den grijsaard, zoo gij mijn jongen niet wilt ontzien."
Zoo sprak hij, maar wat hij zeide en nog meer mocht aanvoeren, de koning willigde zijn verzoek niet in. Zoodra Daedalus dat begreep, zei hij bij zich zelve: "Thans, ja thans, Daedalus, hebt ge aanleiding om vernuftig te zijn. Zeker, Minos heeft zoowel het eiland als de omliggende zee in zijn macht; noch over land, noch over het water hebben wij gelegenheid te ontkomen. Nochtans, de weg door de lucht blijft open en wij zullen trachten dien te gaan. Verheven Jupiter, wees mijn plan genadig. Ik zal er niet naar talen Uw sterrentroon aan te raken. Er is geen andere weg dan die door het luchtruim, om aan mijn tyran te ontkomen. Wanneer ons veroorloofd werd door de onderwereld te trekken, wij zouden de onderaardsche Styx doorwaden. Doch sta mij toe, mijn natuurlijke gesteldheid te veranderen."
Daedalus' vondst
Tegnspoed heeft wel vaker tot vernuft geleid, doch wie zou ooit gelooven, dat een mensch den weg door de lucht zou kunnen kiezen? Daedalus ordende vogelveeren tot vleugels en knoopte met draden dat lichte werkstuk bijeen; de onderste deelen der schachten lijmde hij met gesmolten was samen en zoo was dit ongekende kunstgewrocht weldra gereed.
Icarus betastte met stralend gezicht de was en de veeren, nog onbewust, dat het apparaat voor zijn schouders bestemd was. Maar zijn vader zei hem: "Met dit vaartuig zullen wij naar het vaderland reizen, met dit hulpmiddel zullen wij Minos ontvluchten. Hij sloot ons alle wegen af, maar dien door de lucht kan hij niet versperren. Doorklief - het staat U vrij - met mijn vinding het uitspansel. Maar ge moet niet koersen naar het sterrenbeeld van de Maagd, noch naar den metgezel van Boötes: Orion met het zwaard! Ge moet met de vleugels, die ik U schonk, achter mij aanvliegen, ik vlieg wel voorop. Zorg er voor mij te volgen, ge zult onder mijn leiding veilig zijn. Want als wij door de dunne luchtlagen te dicht bij de zon komen, zal de was niet tegen de hitte bestand zijn, en als wij laag vliegend dicht over den zeespiegel strijken, zullen de vleugels in hun wiekslag door de baren nat worden. Blijf dus tusschen beide vliegen. Ook voor den wind, mijn zoon, moet ge oppassen; waar de luchtstroomen U kunnen dragen, laat U daar op Uw vleugels gaan."
En terwijl Daedalus zijn zoon op een en ander opmerkzaam maakte, bracht hij het vliegtuig voor hem in orde en liet hem zien, hoe het bewogen moest worden; hij leerde hem vliegen, zooals een vogel haar nog onzekeren jongen les geeft. Vervolgens paste hij de vleugels, die hij voor zich zelf had gemaakt, aan zijn schouders en waagde hij zijn lichaam voorzichtig in het nieuwe element. Op het punt weg te vliegen, kuste hij zijn jongen zoon en tranen, die hij niet kon inhouden, stroomden den vader over de wangen.
Het vertrek
Er was daar een heuvel, lager dan een berg, maar verheven boven de vlakke velden en vandaar stortten zij getweeën in de ongeluksvlucht. Daedalus bewoog zijn vleugels en lette tegelijk op het vliegen van zijn zoon, zonder dat hij zijn eigen vlucht vertraagde. Weldra verheugden zij zich in het nieuwe van den tocht; Icarus zette iedere vrees op zij en vloog koen en vaardig met krachtiger wiekslag.
Een visscher, die met zijn zwiependen hengel aan het visschen was, zag hen voorbijvliegen en de lijn ontglipte aan zijn hand. Reeds hadden zij Samos links - Naxos, Paros en Delos, zoo geliefd bij Apollo, waren ze reeds voorbij - en hadden ze Lebitha, het met bosschen overschaduwde Calymne en het met vischrijk water omspoelde Astypalaea aan hun rechterhand, toen Icarus, in zijn jeugdige zorgeloosheid te stoutmoedig, hooger steeg en zijn vader achter zich liet. Daar begaven zich de verbindingsdraden en ging de was door de nabijheid van de zon vloeien; al bewoog Icarus zijn armen, ze vonden in de ijle lucht geen weerstand meer.
Met ontzetting ontwaarde hij boven uit den hemel de zee; in zijn angstige vrees werd zijn blik verduisterd. De was smolt weg; hij klapwiekte met bloote armen, hij sidderde en wist niet hoe zich zwevend te houden. Zoo viel hij en al vallend riep hij: "Vader, o vader, ik stort!" Het zeegroen water sloot hem al roepend den mond. En de arme vader, die al geen vader meer was, riep luide: "Icarus!" en nog eens: "Icarus! Waar zijt ge en onder welke hemelstreek vliegt ge? Icarus!" Zoo riep hij en daar zag hij de veeren op de golven ...
Het gebeente van Icarus werd later begraven in de aarde, maar de Icarische Zee behield zijn naam.
Minos vermocht dus niet een gevleugeld mensch het vluchten te beletten en ik, ik durf het aan een gevleugelden god vast te houden!

Geen toovermiddeltjes!
Wie zijn toevlucht neemt tot Thessalische kunstgrepen en paardengift aanwendt, dat men uit den kop van een veulen neemt, zal bedrogen uitkomen. Ook de kruiden van Medië en Marsische formules met toovergezang baten niet om een liefde duurzaam te doen zijn. Als liefde door tooverliederen bestendigd kon worden, zou Medea haar Jason en Circe haar Odysseus wel hebben behouden. Evenmin kunnen minnedrankjes, die de meisjes bleek maken, U helpen. Minnedrankjes zijn schadelijk voor den geest en kunnen waanzin verwekken. Neen, laat al dat ongeoorloofde ons verre blijven!

Cultiveer Uw innerlijk
Om bemind te worden, moet ge beminnelijk zijn; een knap gelaat en postuur alléén kunnen U dat niet verschaffen. Zelfs al waart ge de door Homerus bezongen Nireus, of de tedere Hylas, die door de Najaden werd geschaakt, indien ge Uw lief wenscht te behouden en niet, tot Uw verbazing, door haar in den steek wilt worden gelaten, dan moet ge geestesgaven aan uiterlijk schoon weten te paren.
Schoonheid is een vergankelijk goed; naarmate de jaren toenemen, neemt zij af; ze wordt door haar eigen duur verteerd. Noch de viooltjes, noch de lelien met haar opengespleten kelken blijven voortdurend in bloei en als een roos uitgevallen is, blijft alleen de doornige tak staan. Weldra, schoone jongeling, zullen ook bij U grijze haren voorkomen en rimpels, die voren in Uw huid zullen trekken. Daarom is het zaak, nu alvast een geestesgesteldheid te vormen, die duurzaam is. Schraag daarmede Uw uiterlijk; alleen Uw geest zal tot Uw einde onveranderd voortleven. Besteed alle zorg eraan Uw innerlijk door kunstzin te cultiveeren en beide talen - Latijn en Grieksch - grondig te leeren.

Odysseus en Calypso
Odysseus was niet schoon maar welbespraakt en hij slaagde er in nimfen als Calypso en Circe met hartepijn voor hem te vervullen. O, hoe dikwijls leed Calypso eronder, dat hij zoo'n haast maakte om te vertrekken en betoogde zij, dat de zee nog niet rustig genoeg was om weg te roeien. Ze vroeg hem dan telkens en telkens weer haar te vertellen van den val van Troye en hij placht haar dan immer weer - ofschoon met andere woorden - hetzelfde verhaal op te disschen. Zoo bleven ze eens op het strand rusten en ook daar vorderde de schoone Calypso nog eens het verhaal van het bloedig einde van Rhesus, den aanvoerder der Odrysiërs.
En Odysseus teekende met een stokje - een stokje, dat hij toevallig in de hand hield - wat ze vroeg in het harde zand. "Dát" zei hij, "is Troje"- hij schetste de stadsmuren op het strand - "Dáár hebt ge de rivier Simois en dáár moet ge mijn legerplaats denken. Er was een vlakte." - hij schetste die vlakte - "waar wij het bloed van Dolon vergoten, toen hij bij de nachtwake begeerig keek naar de paarden van Achilles. Dáár waren de tenten van Rhesus den Sithoniër en dáár kwam ik teruggereden met de paarden, die wij 's nachts hadden buitgemaakt."En hij teekende nog meer, toen opeens een golf Troje, het legerkamp van Rhesus en dien aanvoerder zelf wegspoelde. Toen zei de nimf: "Ziet ge, hoe de golven, waarop gij voor Uw reis zoo vertrouwt, die groote namen zoo maar hebben uitgewischt?"

Wees aangenaam
Welaan dan, wie ge ook zijt, wees voorzichtig met het vertrouwen in Uw schoonheid en zorg, dat ge iets bezit, dat meer waard is dan Uw uiterlijk.
Vooral een handige toegefelijkheid kan de harten winnen; bruut optreden verwekt haat en hevige twisten. Wij haten immers de roofvogels, die altijd klaar staan om aan te vallen en de wolven, die gewoon zijn het schuwe vee te bespringen. Maar den zwaluwen, die vreedzaam zijn, doet de mensch geen kwaad en de duiven leven vredig op de torens, waar ze hokken. Neen, weg met ruzies en bittere twistgesprekken! De zoete Liefde wil met zachte woordjes gevoed worden. Dat door ruzies de vrouwen van haar mannen en de mannen van hun vrouwen wegloopen en zij wederkeerig meenen, dat daarbij altijd hun hoogste belang op het spel staat, dat alles past bij echtelieden; twisten behooren nu eenmaal tot de bruidschat van de vrouw.
Een geliefde moet altijd de woorden, waarnaar ze verlangt, te hooren krijgen. Niet krachtens een wettelijk bevel zult ge elkaar in de armen vallen; Amor zal bij U de functie van Wetgever vervullen. Kom dus met zachte vleierijtjes en woordjes, die het oor verblijden, zoodat Uw lief zich in Uw komst verheugt.

Ik ben niet van plan voor rijke jongelui als leeraar in de liefde op te treden. Wie geven kan, heeft mijn lessen niet noodig. Wie zoo vaak hem lust, kan zeggen "neem dat van mij aan", heeft altijd een zeker talent in de zak. Dáár moeten wij voor onderdoen; zóó iemand valt meer in den smaak dan mijn kunst. Neen, ik dicht voor de armen, omdat ik zelf arm was, toen ik liefhad. Omdat ik geen geschenken kom geven, gaf ik woorden.
Een arme moet behoedzaam zijn in de liefde; hij moet oppassen, dat hij geen verkeerde dingen zegt en hij moet veel verdragen, wat rijkelui niet zouden dulden. Ik herinner mij, dat ik eens in woede de haren van mijn lief door elkaar haalde: hoeveel dagen van zaligheid heeft die driftbui mij niet gekost! Ik meen dat ik haar kleed niet heb gescheurd en heb ook niet bemerkt dat ik het deed, maar zij heeft het beweerd en ze moest een nieuw kleed hebben op mijn kosten. Gij moet, als ge wijs zijt, de fouten van Uw leermeester vermijden en beducht zijn voor schade, als toen door mijn schuld ontstond.
Strijd tegen de Parthen, maar met Uw lief: vrede, scherts en alles wat liefde kan opwekken!

Wees meegaand!
Indien Uw lief te karig met liefkozingen is en jegens U niet vriendelijk genoeg, houd vol en verdraag het; mettertijd zal ze meegaander worden. Een krommen boomtak kan men met zachtheid recht buigen, maar ge breekt hem, als ge al Uw kracht aanwendt. Met soepelheid moet men door het water zwemmen; ge kunt den stroom niet bedwingen en als ge tegen den vloed inzwemt, voert hij U mede. Met toegeeflijkheid temt men tijgers en Numidische leeuwen en langzaam aan schikt een stier zich onder het juk van den ploeg.
Wie was ongemakkelijker dan de Arcadische Atalante? En toch onderwierp ze zich ten leste - hoe grimmig ze ook was - aan de weldadige verzorging van een man. Men zegt, dat Milanion in de bosschen dikwijls om zijn droevig lot en het onzacht gedrag van dat meisje heeft geweend. Dikwijls torste hij op haar bevel het jachtnet op zijn nek of doorboorde hij met zijn lans wilde zwijnen; ook voelde hij zich gewond door een boogschot van zijn medeminnaar Hylaeüs. Maar hij was toch nog beter bekend met een anderen boogschutter, nml. Amor.
Ik gelast U niet in Arcadische bosschen te dringen of een net op Uw nek te torsen. Ook beveel ik U niet Uw borst bloot te stellen aan pijlschoten. Neen, de bevelen van mijn behoedzame lessen zullen zachte wenken zijn.

En toegeeflijk
Als Uw lief U tegenspreekt, geef dan toe. Door toe te geven zult ge als overwinnaar het strijdperk verlaten. Doe maar, alsof ge een rol speelt, die zij U oplegt. Wat zij laakt, laak dat ook, wat zij goedvindt, moet ook gij goedkeuren. Zeg, wat zij zegt en ontken, wat zij ontkent. Als ze lacht, lach dan met haar mede en als ze gaat huilen, denk eraan, dat gij dan ook weenen moet. Laat zij aan Uw gelaat de wet voorschrijven!
Als ze wil spelen en met haar hand de ivoren dobbelsteenen werpt, moet gij slecht gooien en haar de slecht gevallen steenen weer aanbieden. Of, als ge met bikkels speelt, zorg er dan voor, dat ze dikwijls voor U een ongeluksgetal toonen, opdat zij niet verliest en betalen moet. En als ge schaak speelt, maak dan dat Uw stukken door de pionnen der tegenpartij verslagen worden.

En gedienstig!
Houd eigenhandig de uitgespannen parasol voor haar op en maak, waar ze gaat, ruim baan voor haar in de menigte. Treuzel niet een voetbankje voor haar smaakvol rustbed aan te brengen en neem van haar lieve voetjes de sandalen of bind die haar aan. Dikwijls zal het voorkomen, dat ge, al rilt ge zelf van koude, de handjes van Uw verkleumde lief tegen Uw borst moet warmen. En vind het niet verachtelijk (ware het verachtelijk, het zou U toch genoegen doen) als vrijgeboren man den spiegel voor haar op te houden. Men meent te weten, dat Hercules te midden van Ionische slavinnen de werkmand ophield en grove wol heeft gekamd. Die Tirynthische held was gedwee onder de bevelen van zijn geliefde. Welnu, zoudt gij aarzelen te verdragen, wat Hercules heeft verduurd?
Als ze U beveelt op het Forum te komen, zorg steeds, dat ge er vroeger zijt dan het uur, waarop zij U heeft ontboden en ga eerst laat daar weer vandaan. Heeft ze U gezegd, haar ergens te ontmoeten, zet alles op zij en snel er heen, laat geen volksmenigte Uw gang belemmeren. Als ze, na een feestmaal te hebben genoten, bij nacht weer huiswaarts wil gaan en een slaaf roept, bied U in zijn plaats aan. Wanneer ze buiten op het land vertoeft en U zegt, dat ge moet overkomen, moet ge (denk eraan: Amor haat de tragen!) te voet gaan, als ge geen wagen hebt. Noch slecht weer, noch dorre Hondsdagen, noch wegen wit door sneeuwbuien mogen U ophouden.

Niet tegen moeilijkheden opzien!
De liefde is een soort krijgsdienst. Slappelingen, treedt uit het gelid! Door lafaards kunnen onze vaandels niet verdedigd worden. Nachtelijk duister, wintertij, lange marschen, hevige ongemakken en allerlei moeiten brengt deze liefdes-veldtocht mede. Dikwijls zult ge een wolkbreuk te verduren hebben en evenvaak zult ge U verkleumd op den harden grond moeten uitstrekken. Apollo heeft, naar men zegt, de koeien van koning Admetus van Pherae geweid en daarbij in een hutje gewoond. Wie zou zich geneeren voor wat Apollo betamelijk achtte?
Wie gesteld is op een standvastige liefde, legge alle deftigheid af. Als U niet vergund is een veiligen en eenvoudigen weg te gaan om Uw lief te bereiken en haar deur met een sluitboom gegrendeld is, laat U dan naar beneden glijden door het open gedeelte van het dak; ook het hooge venster biedt U gelegenheid in het huis te sluipen. Uw vriendin zal opgetogen zijn en begrijpen, dat zij de oorzaak ervan is, dat gij U in gevaar hebt begeven. Uw daad zal voor Uw lief het bewijs zijn van oprechte liefde.
Zoo hebt gij, Leander, het vaak buiten Uw meisje kunnen stellen, maar ge zwomt den Hellespont over, opdat zij Uw gevoelens zou kennen.
Wees vriendelijk tegen 't personeel
Schaam U niet de gunst te winnen van de slavinnen, vooral van de eerst-dienstdoende, of van de slaven. Groet ieder bij zijn naam, het kost U niets en geeft, in Uw ijver om iets te bereiken, ook dien nederigen de hand. Maar op den feestdag van Fortuna moet ge den slaaf, die erom vraagt - de uitgave is gering - iets schenken. Geef ook de slavinnen een kleinigheid op 't dienstbodenfeest, namelijk den dag, dat de Gallische benden hun straf ondergingen, gefopt door de kleedij der matrones (waarin de dienstmaagden zich vermomd hadden). Geloof me, zet dat dienstvolk naar Uw hand en onder dat personeel in ieder geval den deurwachter, die slaapt voor de kamer van Uw lief!

Geschenken
Ik kan U niet aanraden Uw lief kostbare geschenken te geven. Geef kleinigheden en kies uit die kleinigheden verstandig passende dingen. Als het veld er rijk voorstaat en de takken buigen onder het gewicht van fruit, laat dan Uw huisjongen in een mand haar wat vruchten "van het land" bezorgen. Ge kunt zeggen, dat ze U toegezonden zijn van Uw landgoed buiten de stad, al zijn ze ook gekocht op den Heiligen Weg. Laat dien jongen haar ook druiven brengen en kastanjes, waarvan Amaryllis zooveel hield, maar de Amaryllis van heden heeft geen trek meer in kastanjes. Ge kunt Uw lief ook bewijzen, dat ge aan haar denkt, door haar lijsters of duiven toe te zenden. Maar het is verfoeilijk een kinderloozen grijsaard, in hope op diens dood, met dergelijke zendingen om te koopen. Mogen zij, die met geschenken een slechte bedoeling hebben, ten onder gaan!

Minnedichten
Moet ik U aanraden Uw lief ook minnedichten te zenden? Ach, verzen zijn helaas heden ten dage weinig meer in aanzien. Men prijst ze weliswaar, maar als geschenken vordert men dure dingen. Zelfs een bruut valt in den smaak, als hij maar rijk is. We beleven nu waarlijk een gouden tijdperk; de hoogste eer wordt door goud bereikt en met goud weet men zich zelfs liefde te verschaffen. Zelfs al zoudt gij, Homerus, vergezeld door de Muzen ten tooneele verschijnen, als ge niet met iets komt aandragen, zet men U de deur uit.
Toch zijn er, al is hun aantal klein, wel ontwikkelde meisjes. En dan is er een menigte anderen, die niet ontwikkeld zijn, maar het willen schijnen. Beide soorten kunt ge met verzen huldigen; de lezer moet die liederen, hoe ze ook uitvallen, met een aangename stembuiging behoorlijk voordragen. Zoo kan een gedicht ter eere van die meisjes in een slapelooze nacht gewrocht, misschien voor deze of gene tegen een klein geschenk opwegen.

Laat Uw lief de eer!
Wat ge uit U zelven zoudt willen doen of nuttig acht, houd U altijd zoo, alsof Uw vriendin erom vraagt. Als ge een Uwer slaven de vrijheid wilt beloven, zorg dan, dat hij die van Uw lief vraagt. En als ge een slaaf een straf wilt kwijtschelden of zijn zware boeien wilt slaken, richt het zoo in, dat zij zich jegens U verplicht acht voor wat ge zelf zoudt willen doen. Ge moet zorgen, dat het nut steeds voor U is en dat men Uw vriendin er de eer van geeft. Ge zult daarbij niets verliezen; laat haar maar de rol spelen, dat zij het te zeggen heeft.

Complimenten
Indien U er veel aan gelegen is, Uw meisje te behouden, doe dan zoo, dat zij meent, dat ge verrukt zijt over haar schoonheid. Als ze in 't purper is, moet ge purperen gewaden prijzen. Is ze gekleed in weefsels van Cos, vind dat die stof haar goed staat. Draagt ze gouden sieraden; doe haar dan blijken, dat zij U kostbaarder is dan al dat goud. Trekt ze een zwaar wollen overkleed aan, bewonder haar keuze. En als ze enkel in een tunica voor U verschijnt, roep dan uit: "ge zet me in vuur en vlam!", maar vraag haar tevens met zachte stem, dat ze zal oppassen voor koû. Is ze gekapt met een scheiding, zeg dat scheidingen prachtig staan; heeft ze het haar gefriseerd, zeg, dat gefriseerd haar U bevalt. Bewonder haar armen als ze danst, haar stem als ze zingt en weet spijtige woorden te vinden, als ze ermee ophoudt. Zelfs de omhelzingen, dat wat U het meeste bekoort en de vreugden in het nachtelijk duister moogt ge roemen en, al ware ze woester dan de vreeselijke Medusa, ze zal voor haar vriend zacht en meegaande worden. Alleen, laat niet blijken, dat ge met Uw woorden veinst en breek wat gegezegd hebt niet af, door een gezicht te trekken, dat er niet bij past. Als een list verborgen blijft, is ze nuttig, maar eenmaal ontdekt, brengt ze schade en bederft ze terecht voor altijd het vertrouwen.

Liefderijke verpleging bij ziekte
Tegen den herfst, in den mooisten tijd van het jaar, wanneer de druiven van purperen sap zwellen en rood worden, wanneer men dan eens door koude wordt geplaagd en dan weer wegsmelt van hitte, maakt zich dikwijls, door het onvaste weer, een matheid van ons lichaam meester. Moge Uw meisje gezond blijven, maar als ze verzwakt, bedlegerig wordt en ziek zijnde de kwade invloed van het weer gaat voelen, dan is het oogenblik daar van Uw liefde en aanhankelijkheid blijk te geven. Zaai dan, wat ge later rijkelijk kunt maaien!
Laat door het lastige humeur van de zieke geen weerzin bij U opkomen en verricht eigenhandig al datgene, wat ze zich doen laat. Doe haar daarbij zien, dat ge weent, huiver niet haar te zoenen en laat haar met haar droge lippen Uw tranen drinken. Leg jegens de goden allerlei geloften af voor haar herstel, maar hardop en zoo vaak, als zij het prettig vindt die aan te hooren. Heb blijde droomen, om haar die te vertellen. En zorg ervoor, dat er een oud vrouwtje komt, om het bed en de kamer te doen en met bevende hand zwavel en eieren te brengen.
Al die attenties zullen haar den indruk geven van een liefderijke verpleging; voor velen heeft die manier van doen den weg gebaand om in het testament te komen. Maar toch moet ge oppassen, dat overmaat van dienstbetoon geen afkeer bij de patiente opwekt. Men moet ook bij teedere ijver een juiste maat in acht nemen. Verbied haar niet te eten en reik haar geen beker met bitteren drank; laat het klaarmaken daarvan aan Uw medeminnaar over.

Gewoonte doet de liefde groeien
Maar de wind, waarmede gij uit de haven zijt gezeild, kunt ge, zoodra ge de volle zee bereikt hebt, niet meer gebruiken. Als de jonge liefde nog onvast van gang is, zal ze door ervaring aan krachten moeten winnen; indien ge haar goed onderhoudt, zal zij mettertijd stevig worden. Den stier, dien ge nu vreest, placht ge, toen hij nog een kalf was, te streelen; de boom, waaronder gij U thans uitstrekt, was eertijds maar een twijg. In den oorsprong klein, neemt een rivier gedurende haar loop aan kracht toe en waar ze stroomt, neemt ze tal van beeken in zich op.
Zorg, dat Uw lief aan U went; niets werkt machtiger dan de gewoonte en om haar in stand te houden, moet ge voor geen enkele narigheid terugdeinzen. Altijd moet ze U zien, altijd moet ze naar U luisteren; dag en nacht moet ge haar Uw gezicht toonen.
Maar als ge meer vertrouwen erin hebt, dat ze U zal gaan missen en dat ge bij afwezigheid, op een afstand voorwerp van haar bezorgdheid zult zijn, geef haar dan wat rust. Een met rust gelaten akker geeft welig terug wat men eraan toevertrouwde en dorre gronden nemen gretig hemelwater op. Immers, Demophon zette Phyllis slechts matig in gloed, als hij bij haar was, maar ze ontvlamde des te heviger, toen hij was weggezeild. Ook de schrandere Odysseus heeft door zijn afwezigheid Penelope met liefdepijn gefolterd. Evenwel, zoo'n pauze is slechts veilig, als ze kort duurt, want door verloop van tijd neemt de ongerustheid af, de liefde voor den afwezige verdwijnt en een nieuwe doet zijn intreê.

Paris en Helena
Toen Menelaus was heengegaan, vond Helena, om niet alleen te blijven 's nachts een hartelijke ontvangst in de armen van Paris, haren gast. Heeft U dat zoo verbaasd, Menelaus? Gij gingt op Uw eentje weg, terwijl de gast en Uw vrouw onder 't zelfde dak huisden. Vertrouwt gij, dolzinnige, aan een havik Uw vreesachtige duiven toe en een kudde schapen aan een bergwolf? Helena heeft niets misdreven en ook haar minnaar is niet schuldig; hij deed wat gij zelf, wat iedereen gedaan zou hebben. Gij dwongt haar tot ontrouw, door haar tijd en gelegenheid te verschaffen. Wat deed zij anders, dan gebruik te maken van Uw "beleid"? Wat moest ze doen? Haar man was van huis, een niet onvriendelijke gast was bij haar en ze was bevreesd zich op haar ledige legerstede alleen ter ruste te begeven. Menelaus moge zijn eigen visie er op hebben, maar ik spreek Helena vrij van schuld. Ze heeft slechts gebruik gemaakt van de inschikkelijkheid van haar humanen man!

Jalousie!
Noch het rossige everzwijn, wanneer het in zijn hoogste woede met zijn alles vernielend gebit de razende honden in het zand doet wentelen, noch de leeuwin, wanneer zij haar welpen zoogt, noch de kleine adder, wanneer men zonder het te weten op hem trapt, geraken zoo in wilden toorn, als een vrouw daarin ontvlamt bij het betrappen van een mededingster in de armen van haar man. Haar gelaat toont, wat er in haar binnenste omgaat, ze rent tegen ijzer en vlammen in en alle betamelijkheid vergetend, tolt ze rond als gestooten door Bacchus' hoornen.
Een dergelijk vergrijp van haar man en de schending van haar huwelijksrechten heeft de barbaarsche Medea op haar eigen kinderen gewroken. Een andere ontaarde moeder was de in een zwaluw veranderde Procné, die ge daar ziet. Kijk eens, haar borst is nog bevlekt met het bloed van haar zoontje Itys. Zoo worden hechtgeknoopte en stevige liefdesbanden verbroken en voorzichtige mannen zullen voor zulke misdaden terugdeinzen.
Niet, dat mijn critiek U doemt U tot één meisje te bepalen! Dat verhoeden de goden! Neen, wees gerust wat dartel, maar houd Uw vergrijp onder den mom van onschuldige flirt verborgen, want men moet nooit op eigen zonden prat gaan. Geef geen geschenk, dat een andere lief zou kunnen herkennen, houd Uw slippertjes niet op vaste tijden en, opdat een vriendin U niet betrapt in een schuilhoek, die ook haar bekend is, moet ge niet alle afspraakjes maken op dezelfde plaats. Telkens, als ge schrijft, kijk dan vooral den geheelen brief goed na, want vele vrouwen lezen meer erin, dan hun geschreven is.
Een beleedigde Venus grijpt terecht naar de wapenen en werpt de naar haar geworpen lans terug; ze legt het erop toe, dat ge zult klagen over hetzelfde, waarover zij zich te beklagen had. Zoolang Agamemnon tevreden was met één vrouw, met Clytemnestra, bleef deze kuisch, maar de ondeugd van haar man heeft haar slecht gemaakt. Verontwaardigd door wat ze ondervond, liet zij den zoon van Thyestes toe in haar hart en haar armen en strafte zoodoende ter dege haar zondigen man.

Hoe ontrouw te bemantelen
Wanneer Uw avonturen, die ge goed verborgt, toch aan het licht treden, moet ge, ook al zijn ze nóg zoo ontdekt, tot het uiterste ontkennen. Wees vervolgens niet onderdanig of aanhaliger dan gewoonlijk: dat zijn juist de kenmerken van een schuldig geweten. Maar beperk Uw gewone omhelzingen niet, alleen zoo kunt ge loochenen, dat ge reeds tevoren liefde hebt gesmaakt.
Er zijn van die tooverkollen, die in zoo'n geval voorschrijven schadelijke gewassen, als boonenkruid, in te nemen; volgens mijn meening is het vergif. Of wel ze mengen peper met zaad van brandnetels of fijngewreven gele slijmwortel in belegen wijn. Maar de godin der Liefde, die op de schaduwrijke toppen van den hoogen Eryx woont, duldt het niet, dat men met zulke toovermiddeltjes haar vreugdegaven opwekt. Witte uien, die men van Megara uitvoert, kan men echter veilig innemen, eveneens liefdekruid, dat in onze tuinen groeit. Ook eieren kunt ge nemen of honig van den Hymettus, of appels, die groeien aan den stekeligen pijnboom. Maar waarom, geleerde Muze Erato, leidt ge mijn aandacht af naar de geneeskunde?

Ontrouw kan ook baten
Ik moet nu met mijn renwagen een scherpe bocht om het keerpunt nemen. Gij, die nog zoo juist op mijn raad Uw zonden heleim hieldt, moet thans op mijn advies van koers veranderen en Uw geheime avonturen openbaar maken. O, beschuldig mij niet van onbestendigheid! Een hol zeeschip kan niet altijd met denzelfden wind zijn passagiers vervoeren. Immers, nu eens zeilen we met den Noordenwind, die uit Thracië waait, dan weer met den Oostenwind, vaak staan de zeielen bol door den Zephir uit het Westen, veelal ook door den Zuidenwind. Zie eens, hoe een wagenmenner nu eens zijn paarden den ruimen teugel geeft en dan weer met bekwamen greep de vrij rennende dieren inhoudt!
Er zijn vrouwen, bij wie een bedeesde toegeeflijkheid tot niets dient en bij wie de liefde verflauwt, als er geen mededingster in het spel is. Meestal worden de harten vadsig, als de omstandigheden zoo meelopen; het is niet gemakkelijk zoo'n geluk met evenwichtig gemoed te dragen. Denk eens, hoe vlammen, wanneer de brandstoffen verteerd zijn, langzamerhand klein en zelfs onzichtbaar worden; grijze asch bedekt dan het vuur. Toch, wanneer men er wat zwavel bijdoet, komt weer leven in de gedoofde vlammen en zal het vuur weer oplaaien als tevoren. Zoo moet ook de liefde, wanneer luie en zelfgenoegzame harten door gebrek aan zorg verlammen, door een scherpe stimulans weer opgewekt worden.
Maak, dat Uw vriendin zich bezorgd over U voelt en stook haar afgekoelde hart weer op! Dat zij bij een aanwijzing van Uw ontrouw verbleeke! O, viervoudig ja ontelbaar-veelvuldig gelukkige, om wien een bedrogen meisje hartepijn lijdt, zoodat zij, zoodra de ontrouw haar tegen wil en dank ter oore komt, flauw valt, waarbij stem en kleur van de ongelukkige zich begeven! Ach, mocht ik hem zijn, wiens haren zij in haar woede uitrukt. Mocht ik hem zijn, wiens zachte wangen ze met de nagels bedreigt, naar wien ze weenend en met booze oogen kijkt, zonder wien ze niet kan, maar zou willen kunnen leven.
Als ge me vraagt, hoeveel tijd de beleedigde moet worden gelaten om te klagen: maak het kort, opdat niet door een te lang getalm de toorn gelegenheid krijgt zijn krachten te verzamelen. Omarm dus onverwijld haar blanke hals, druk Uw weenende lief tegen Uw borst, zoen haar, terwijl zij weent, en schenk haar, terwijl zij weent, de vreugden van Venus. Dan zal er vrede zijn. Alleen op die wijze kan de boosheid overwonnen worden. Als ze nog woedend is en ze een onverzoenlijke vijandin schijnt, vraag haar dan in Uw omhelzing om het vredesverdrag te sluiten en ze zal meegaande zijn. Daarna, na het neerleggen der wapens, zal eendracht bij U gaan huizen; een goede verstandhouding zal geboren zijn. Duiven, die nog pas gevochten hebben, trekkebekken met hun snaveltjes en hun gekir is niet anders dan een liefdestaaltje.

Maak het goed!
In den beginne was de wereld nog een verwarde en vormlooze massa; sterren, aarde en zee waren nog niet te onderscheiden. Doch weldra werd de hemel boven de aarde geplaatst, het land werd door de zee omringd en de ijle chaos werd opgelost in haar onderscheiden deelen. Het woud ontving de wilde dieren, die erin zouden gaan huizen, de lucht het gevogelte en gij, visschen, dookt onder in het vloeibare water.
Het menschengeslacht dwaalde toen nog eenzaam over de velden. Het was enkel maar sterk en ruw van lichaamsbouw. Het bosch was van die menschen het huis, hun voedsel was gras, hun slaaplaatsen bestonden uit bladerloof en nog langen tijd kende de een den ander niet.
Men zegt, dat teedere liefdesgevoelens hun stuursche gemoederen ontdooid hebben. Een man en een vrouw ontmoetten elkaar. Wat ze moesten doen, werd hun zonder leermeester duidelijk. Zonder eenige les verrichtte Venus haar zoete taak. Zoo kreeg de vogel zijn wijfje om lief te hebben en ook het vischje vond in het water zijn gezel, om zijn vreugden te deelen. De hinde zoekt haar hertebok, de slangen krioelen dooreen; de hond blijft, na zich aan een reu gegeven te hebben, aan dien makker gehecht. Blijde laat het schaap zich door den ram kozen, blijde is de vaars met haar stier. De geit met haar platten neus duldt den onzindelijken bok. Wild rennen de merries heen en weer en zoeken in de verte de hengsten, die door een rivier van haar gescheiden zijn.
Welaan, wacht dus niet en wend krachtige middelen aan om de boosheid van Uw lief te bezweren; alleen die middelen kunnen haar hartepijn verzachten; ze zijn beter dan de medicijnen van Esculaaps zoon Machaon. Alleen daarmede kunt ge goed maken, wat ge hebt misdreven.

Ken Uzelven!
Terwijl ik deze regels dichtte, kwam plotseling Apollo opdagen en met zijn duim betokkelde hij de snaren van zijn gouden lier. In zijn hand hield hij een lauriertak en ook in zijn godenhaar waren lauriertakjes gevlochten. Zoo kenbaar als de dichtervorst, trad hij op mij toe en sprak: "Gij leermeester in de wufte liefde, leid Uw leerlingen toch naar mijn tempel. Zij zullen daar een opschrift vinden, beroemd over heel de wereld en luidend, dat iedereen zich zelf moet kennen. Want alleen die zich zelf kent, zal verstandig kunnen liefhebben en zal ieder liefdewerk in overeenstemming met zijn aard volbrengen. Wien de natuur een schoon gelaat schonk, moet dat laten kijken. Wie een mooie huidkleur heeft, moet zich als regel met ontbloote schouders te slapen leggen. Wie door zijn taal kan bekoren, moet niet stil en zwijgzaam zijn. Wie met smaak kan zingen, zinge en die bevallig kan drinken, laat hem drinken. Maar welsprekenden moeten niet midden in een gesprek opeens gaan declameeren en evenmin moet dan een onbezonnen dichter zijn verzen gaan voorlezen!" - Zoo klonk Apollo's vermaning; geef aan dien raad gehoor, want in de verheven uitspraken van dien god kunt ge een vast vertrouwen stellen.

Maar ik keer nu weer tot mijn gewone werk terug. Wie met verstandig overleg zal liefhebben, zal slagen en met mijn lessen bereiken, wat hij wenscht.
Tegenslagen
De voren van den akker geven niet altijd met rente terug, wat eraan werd toevertrouwd en de wind is niet altijd gunstig voor de zwalkende schepen. Er is weinig, waarin het den verliefden meeloopt en veel meer, wat hem kan schaden; ze moeten voor oogen houden, dat hun harten veel te verduren zullen hebben.
Zooveel hazen op den berg Athos leven, zooveel bijen zich voeden op de Hybla, zooveel olijven als de donkergroene boom van Pallas draagt en zooveel schelpen er op het strand liggen, zooveel verdrietelijkheden zijn er in de liefde. De pijlpunten, die we hebben te dulden, druipen veelal van venijn.
Men zal U b.v. zeggen, dat Uw lief is uitgegaan, terwijl gij haar toevallig gezien hebt. Denk dan maar, dat ze uitging en dat ge verkeerd hebt gezien. Ofschoon ze U een nachtelijk herdersuur heeft toegestaan, is de deur voor U gesloten. Verdraag het en strek Uw lichaam uit op den vuilen grond. Misschien zal een valsche slavin met hoovaardig gezicht zeggen: "wat moet die man daar onze deur belegeren?" Fluister dan smeekend vleiende woorden zoowel tot de deurposten als tot dat hardvochtige meisje. Neem de rozen van Uw hoofd en hang die aan de deur. Als ze U wil, zult ge binnen kunnen gaan, maar als ze U niet wil zien, ga dan heen. Want het misstaat fatsoenlijke jongelui te verdragen, dat ze ergens teveel zijn. Waarom het zoover te laten komen, dat Uw vriendin zou zeggen: "men kan dien man niet kwijtraken". Niet altijd zullen haar gevoelens voor U ongunstig zijn! Acht het voorts niet beneden U scheldwoorden en slaag van Uw meisje te verdragen en haar teedere voetjes te kussen.

De juiste houding jegens mededingers
Wat houd ik mij op met kleinigheden! Mijn geest drijft mij naar belangrijker zaken. Ik zal nu een gewichtig onderwerp behandelen. Wees, publiek, met heel Uw aandacht erbij! Wij zullen moeilijke dingen entameeren, maar zonder moeilijkheden oogst men geen verdienste.
Het is een zware last, die U thans door mijn lessen wordt opgelegd, namelijk: Verdraag Uw medeminnaar! Tenslotte zal de zege U zijn en ge zult overwinnen door een wijsheid, die ook de groote Jupiter toepaste. Geloof me, het is geen mensch die U dit voorschrijft, maar orakeltaal der Grieksche eikeboomen. Mijn kunst kan die niet overtreffen.
Uw lief zal Uwen mededinger een knipoogje geven; ge moet het dulden. Ze zal hem schrijven; raak den brief niet aan. Laat haar komen, waar ze wil en gaan waarheen het haar lust; die vrijheid staan getrouwde mannen aan hun wettige vrouw toe (terwijl gij, zoete slaap, Uw rol komt spelen!)
In die kunst, ik geef het toe, ben ikzelf verre van volmaakt. Wat kan ik eraan doen? Ik bleef in deze bij mijn eiegen raadgevingen ten achter. Mag iemand zoo maar in mijn tegenwoordigheid teekens aan mijn meisje geven? En moet ik dat toelaten en oppassen, dat mijn woede mij niet tot ik weet niet wat brengt? Ik herinner mij, dat een minnaar van mijn meisje haar kuste. Ik heb kwestie gemaakt om dat gezoen, ja, onze liefde vloeit over van onbeschaafd optreden! Meermalen heeft die fout mij geschaad. Wijzer is de man, met wien de anderen zich kunnen verstaan.
Het beste is U te houden, of ge van niets weet; laat ze haar geheime avontuurtjes maar verborgen houden, het is niet noodig, dat de blos, die haar bekentenis verraadt, van haar gehuicheld gezicht wijkt. Hoeveel meer reden is er, o jongelingen, het betrappen van Uw meisjes na te laten. Laat ze maar ondeugend zijn en in hun ondeugd meenen, U wat wijsgemaakt te hebben. Want bij een betrapt paar neemt de liefde toe; zoodra 'n gelijk lot beiden treft, zal ieder van de twee volharden bij hetgeen de oorzaak van hun ongeluk was.

Mars en Venus
Men vertelt een verhaal, dat welbekend is in de geheele godenwereld, namelijk, hoe Mars en Venus betrapt werden door een list van Vulcanus.
Mars was door een dolle liefde voor Venus bevangen en hij verwerd zoo van een vreeswekkenden krijgsgod tot een nederigen minnaar. En Venus - want geen enkele godin is zachter van aard dan zij - betoonde zich jegens den smeekenden Mars geenszins lomp of dwars. Och, hoe dikwijls heeft, naar men zegt, die wufte godin niet de mankheid van haar man, Vulcanus, en diens handen, hard door vuur en arbeid, bespottelijk gemaakt en daarbij deed ze zelfs in het bijzijn van Mars, Vulcanus na. Dat kon ze goed en veelzijdige bevalligheid verhoogde daarbij nog haar schoonheid. Toch, in den beginne waren ze gewoon hun samenkomsten diep geheim te houden, want hun schuldige liefde ging gepaard met bedeesden schroom.
Evenwel op aanwijzing van den Zonnegod - wie kan aan het oog van de zon ontsnappen! - werd het wangedrag van zijn vrouw aan Vulcanus bekend. O, Zon, welk een slecht voorbeeld gaaft ge daarmede! Had liever een geschenk aan Venus gevraagd; zij zou, wat ze geven kon, ook U geschinken hebben, indien ge gezwegen hadt.
Vulcanus' wraak
Vulcanus spande nu in-, om- en boven het bed verborgen strikken, een werk, dat volkomen aan het oog onttrokken was. Vervolgens veinsde hij op reis te gaan naar Lemnos. De geliefden kwamen op de afgesproken plaats en weldra lagen beiden verwikkeld in de strikken.
Nu riep Vulcanus de goden samen: welk schouwspel boden hun de gevangenen! Men meent, dat Venus ternauwernood haar tranen kon inhouden. De handen der geliefden vermochten noch hun gezicht, noch hun naaktheid te bedekken. Een van de goden riep lachend: "Als U, machtige Krijgsgod, die boeien te zwaar zijn, geef ze dan maar aan mij!"
Met tegenzin gaf Vulcanus aan Uw smeekbeden, O Neptunus, toe en bevrijdde hij de lichamen der betrapten. Mars trok naar Thracië en Venus begaf zich naar Paphos. Maar het resultaat van Uw list, Vulcanus, was, dat ze voortaan in ongebondenheid deden, wat ze vroeger verborgen hielden. Iedere schaamte was hun verre. Ge hebt evenwel later dikwijls toegegeven, dom en dwaas gehandeld te hebben en men zegt, dat Uw list U berouwd heeft.
Zoo iets verbied ik U. Ook de betrapte Venus verbiedt U zulke listen, waarvan zij zelf het slachtoffer werd. Span geen netten voor een mededinger en onderschep geen geheime briefjes. Laat mannen, die door de huwelijksformaliteiten van vuur en water tot wettige echtgenooten zijn gemaakt, die grijpen als ze meenen, dat het noodig is. Hoort! Ik verklaar hier nogmaals plechtig: hier wordt niet geschertst dan over hetgeen wettelijk veroorloofd is. Bij onze grappen hebben we het niet over bezadigde matrones.

Zwijgt over Uw succes
Wie zou aan profanen den geheimen eeredienst van Ceres openbaren en vertellen van de verheven heiligdommen, die in Samothrace werden aangetroffen? Er steekt weinig verdienste in een geheim te bewaren, maar daarentegen is het een groote zonde te spreken over hetgeen verzwegen moet worden. O, het is een juiste straf, dat de loslippige Tantalus vergeefs appels van den boom tracht te plukken en door dorst gekweld wordt, terwijl hij midden in het water staat.
Vooral Venus wenscht, dat men over haar eeredienst zwijgt en ik waarschuw U, laat niemand daaraan deelnemen, die zijn mond niet kan houden. Al zijn de mysteriën van Venus niet verborgen in kasten, al klinken daarbij niet de holle koperen en fanatiek geslagen bekkens en al wordt die geheime leer door ons allen gehuldigd, toch vordert ze, dat wij haar onder ons geheim houden. Venus zelf zal, wanneer zij haar kleed aflegt, voorover bukken en met kuische hand haar charmes bedekken.
Het redelooze vee paart overal en voor ieder zichtbaar, maar een meisje zal, al heeft ze het reeds gezien, toch als regel haar gelaat afwenden. Voor onze geheime minnarijen passen gesloten kamers en wij houden wat men niet laat zien door een kleed verborgen. Wij zoeken daarbij, zooal niet het duister, toch naar een plaats, waar een donkere schaduw heerscht en waar het minder licht is dan bij dag. Ook in den oertijd, toen nog geen dakpannen bescherming gaven tegen zon en regen, maar slechts een eikeboom beschutting en voedsel bood, bracht de liefde minnenden samen in het donkere woud of in holen en niet onder den blooten hemel; zoozeer nam de nog onbeschaafde mensch de kuischheid in acht.
Achterklap der hedendaagsche mannen
Maar heden ten dage hangen wij onze liefdesavonturen aan de groote klok en men heeft er veel voor over, om er alleen maar over te kunnen praten. Zoo ontleedt men, helaas, overal de bijzonderheden van alle meisjes, om tegen den eersten den besten te kunnen zeggen:"die heb ik ook gehad". Om altijd vrouwen met den vinger te kunnen aanwijzen, zoodat ieder, die men zoo aantast, van slechte reputatie wordt. Erger nog, er zijn er, die verhalen verzinnen, die zij, als ze waar zouden zijn, zouden ontkennen; volgens hun zeggen zijn er geen vrouwen, die zij niet veroverd hebben. Als zij ze niet in persoon kunnen bezoedelen, bezoedelen zij hun namen, zooveel zij maar kunnen. Toe, leelijke deurwachter, sluit den toegang tot mijn meisje en schuif honderd grendels voor die stevige deur. Wat blijft er nog aan veiligheid over, als er lieden bestaan, die minnaar zijn met den mond en willen doen gelooven, dat ze de geliefde zijn van een meisje, dat ze niet hebben aangeraakt!
Neen, wij zullen, met soberheid, alleen ware liefdesgeschiedenissen vertellen; het geheim van onze avonturen is door onze goede trouw beveiligd.

Ontzie gebreken
Ge moet vooral niet aan de meisjes hun lichamelijke gebreken voorhouden. Voor velen is het nuttig geweest, net te doen, alsof ze die niet zagen. Perseus, die aan iederen voet bewegelijke vleugeltjes had, heeft zijn Andromeda nimmer haar gelaatskleur verweten. Dat Andromache forscher was dan de middelmaat, hebben allen wel gezien; de eenige, die haar juist van pas noemde, was Hector. Aan wat ge moeilijk kunt verdragen, moet ge wennen en ge zult er genoegen mee nemen. Een langdurige liefde verzacht veel, terwijl een jonge liefde alles opmerkt.
Men went eraan
Een jong twijgje onder de groene schors gestoken, dat met den stam gaat samengroeien, zal, zoolang ieder zuchtje het teere ding doet zwiepen, kunnen afvallen. Maar spoedig, als het door verloop van tijd is gaan zetten, zal het den wind weerstaan en als een sterke boomtak de vruchten der enting gaan dragen. De tijd zal alle lichamelijke foutjes doen slijten en wat bepaald een gebrek was, zal eenmaal ophouden dat te zijn. Een neus kan aanvankelijk de lucht van stierenleder nier verdragen, maar als hij op den duur eraan gewend raakt, merkt men den reuk niet meer op.
Gebreken kunnen ook afnemen, door den naam, dien men er aan geeft. Een meisje, wier bloed zwarter is dan Illyrische pik, moet men een brunette noemen. Zeg, als ze leonscht, dat ze op Venus, als ze geel haar heeft, dat ze op Minerva lijkt en wie door magerte ternauwernood het leven heeft, noem die slank. Noem vlot, die wat kort is, wie zwaarlijvig is: gevuld. Zoo blijve het euvel bedekt door den naam van een goede eigenschap, die eraan grenst.

De rijpere vrouw
Vraag Uw lief niet, hoeveel jaren ze telt en onder welke consuls ze is geboren. Dat is de taak van den strengen censor. Vooral niet, als de bloei voorbij is, als haar beste tijd achter den rug is en ze reeds grijze haren gaat uittrekken.
Die leeftijd, of een nog verder gevorderde, o jongelingen, heeft zijn goede zijden. Zulke akkers kunnen een goeden oogst opleveren, zulke akkers moet ge bezaaien. Zoolang Uw krachten en jaren het toelaten, moet ge niet tegen de moeiten ervan opzien, want weldra komt met onhoorbaren tred de ouderdom U buigen. Daarom moet ge òf met Uw riemen de zee doorklieven, òf met de ploeg het land; dan wel grijp met krijgshaftigen hand naar de wapenen, òf wijd Uw mannelijke krachten en diensten aan de meisjes; ook dàt is een krijgsdienst, ook dàt kan U rijkdommen verschaffen.
Reken daarbij, dat die rijpere vrouwen meer verstand van de liefdekunst hebben en dat zij beschikken over de eenige ervaring, die kunstenaars kan scheppen. Door elegante middelen weten ze de nadeelen hunner jaren te vergoeden en zorgen ze ervoor er niet las oude vrouwtjes uit te zien. Zij brengen, zooveel ge maar wilt, variatie in de liefde, meer dan plaatjes kunnen weergeven. Ze behoeven niet te worden opgezweept en dàt geluk is het hoogst, dat door man en vrouw gelijkelijk wordt gedeeld. Want ik haat omhelzingen, waarin niet beide behagen scheppen; ik haat vrouwen, die liefkozen, omdat het nu eenmaal moet en daarbij nuchter aan hun breiwerk denken. Liefkozingen, gegeven uit plichtsbesef, hebben voor mij geen bekoring; ik verlang van geen enkel meisje zulk plichtsbetoon jegens mij. Mij verheugt het uit haar stem te hooren, hoe gelukkig ze is en den kwijnenden blik van mijn lief op te vangen.
Maar de natuur heeft dat geluk niet aan vrouwen in haar prille jeugd toebedeeld. Gewoonlijk bereiken zij dat eerst na zeven lustra. Laten zij, die haast hebben, jonge most drinken, maar moge voor mij een kruik, stammend uit den ouden tijd der consuls, voorvaderlijken wijn schenken. De plataan kan eerst na jaren beschutting geven tegen zonnestralen en pas bewerkte beemden doen pijn aan bloote voeten. Zoudt gij aan Hermione de voorkeur geven boven haar moeder Helena en was soms Gorgé meer waard dan haar moeder?
Kortom, indien ge de gunsten wenscht van een Venus op rijperen leeftijd en ge kunt zoolang wachten, ge zult naar waarde beloond worden.

Slot
Mijn werk nadert het einde. Reik mij den eerepalm, dankbare jongelingschap en vlecht een myrtenkrans door mijn welriekend haar.
Zooveel als bij de Grieken Polidarius door zijn geneeskunde beteekende, Achilles door zijn vuisten, Nestor door zijn verstand, Calchas door zijn voorspellingen, Ajax door de wapenen en Automedon door zijn renwagen, zoo groot is mijn beteekenis als minnezanger.
Verheerlijkt, o mannen, mij als Uw dichter, spreekt mij lof toe, doet mijn naam over de geheele wereld klinken. Ik heb U wapenen verstrekt, zooals Vulcanus ze gaf aan Achilles. Dat ge met die geschenken van mij moogt overwinnen, zooals hij heeft gezegevierd. Die echter met mijn wapens een Amazone overwint, moge op de haar ontrukte wapenrusting graveeren: "Ovidius was mijn leermeester."
Maar ziet, thans vragen de lieve meisjes, dat ik ze lessen zal geven. Wel, aan U zal ik, in het vervolg van dit geschrift, mijn aandacht wijden.