APOLLODORUS: De Mythologische Bibliotheek BOEK I I. [1] Uranus (Hemel) heerste als eerste over de hele wereld. Hij huwde Gaea (Aarde) en verwekte eerst de zogenaamde Hecatonchiren (Honderdarmen) Briareos, Gyes en Cottus, die in grootte en macht onovertroffen waren en elk honderd armen, elk vijftig hoofden hadden. [2] Na hen baarde Gaea voor hem de Cyclopen, Arges (Schitteraar), Steropes (Bliksemer) en Brontes (Donderaar), die ieder één oog in hun voorhoofd hadden. Maar hen boeide Uranus, en hij wierp hen in de Tartarus (dat is een plek vol duisternis in het rijk van Hades, even ver verwijderd van de aarde als de aarde van de hemel), [3] waarna hij opnieuw bij Gaea zonen verwekte, de zogenaamde Titanen, Oceanus, Coeüs, Hyperion, Crius, Iapetus en als jongste van allen Kronos, en dochters, die Titaniden genoemd worden, Tethys, Rhea, Themis (Recht), Mnemosyne (Herinnering), Phoebe, Dione en Thia. [4] Gaea was gegriefd over het verlies van haar kinderen, die in de Tartarus geworpen waren; ze haalde de Titanen over om hun vader aan te vallen en gaf Kronos een stalen sikkel. Met uitzondering van Oceanus vielen zij hem aan, waarbij Kronos de schaamdelen van zijn vader afsneed en ze in zee wierp; uit de druppels stromend bloed werden de Erinyen (Wraakgodinnen) geboren, Alecto, Tisiphone en Megaera. Nadat ze hem uit de macht hadden gezet, haalden ze hun broers, die in de Tartarus geworpen waren, weer naar boven en gaven de macht aan Kronos*. [5] Maar die boeide hen weer en sloot hen weer op in de Tartarus. Hij trouwde met zijn zuster Rhea. Omdat Gaea en Uranus hem voorspelden dat hij door zijn eigen zoon van de macht beroofd zou worden, verzwolg hij voortaan de kinderen die geboren werden. Zo verzwolg hij zijn eerst geboren dochter Hestia, vervolgens Demeter en Hera, en na hen Pluto en Poseidon. [6] Uit woede daarover vertrok Rhea naar Kreta op het moment dat ze Zeus in haar schoot droeg, en bracht ze hem in een grot van de Dicte ter wereld. Daarop liet ze hem grootbrengen door de Cureten en de nimfen Adrastia en Ida, de dochters van Melisseus*. [7] Zij nu voedden het kind met de melk van Amalthia*, en de Cureten hielden in de grot gewapend de wacht bij de baby, terwijl ze met hun lansen op hun schilden sloegen om te voorkomen dat Kronos de stem van het kind hoorde. Rhea wikkelde een steen in doeken en liet Kronos die verzwelgen in de veronderstelling dat het zijn pasgeboren kind was. II. [1] Toen Zeus volwassen was geworden, riep hij de hulp in van Metis (Schranderheid), de dochter van Oceanus, die Kronos een drankje liet drinken; dat dwong hem eerst de steen uit te braken en daarna de kinderen die hij verzwolgen had. Met hen begon Zeus de oorlog tegen Kronos en de Titanen. Toen zij tien jaar streden, voorspelde Gaea aan Zeus de overwinning als hij degenen die in de Tartarus geworpen waren, als bondgenoten zou krijgen. Hij doodde Campe, die hun gevangenis bewaakte, en bevrijdde hen. Verder gaven de Cyclopen toen aan Zeus donder en bliksem en een bliksemschicht, aan Pluto een helm van hondenhuid* en aan Poseidon een drietand. Daarmee gewapend overwonnen ze de Titanen en sloten hen op in de Tartarus, waar ze de Hecatonchiren als bewakers aanstelden. Zelf lootten ze over de heerschappij, en zo kreeg Zeus de macht over de hemel, Poseidon over de zee en Pluto over het rijk van Hades*. [2] Als nakomelingen van de Titanen werden geboren: uit Oceanus en Tethys de Oceaniden* Asia, Styx, Electra, Doris, Eurynome, [Amphitrite,] en Metis; uit Coeüs en Phoebe Asteria en Leto*; uit Hyperion en Thia Eos (Dageraad), Helios (Zon) en Selene (Maan); uit Crius en Eurybia, de dochter van Pontus (Zee), Astraeüs, Pallas en Perses; [3] uit Iapetus en Asia Atlas, die de hemel op zijn schouders draagt, en Prometheus en Epimetheus en Menoetius, die door Zeus in de Tartarus werd geworpen, nadat hij hem in de strijd met de Titanen met een bliksemschicht had getroffen. [4] Verder werd uit Kronos en Philyra Chiron geboren, de tweevormige Centaur*; uit Eos en Astraeüs winden en sterren; uit Perses en Asteria Hecate; uit Pallas en Styx Nike (Overwinning), Kratos (Kracht), Zelus (Wedijver) en Bia (Geweld). [5] Zeus stelde in dat bij het water van Styx, dat uit een rots in het rijk van Hades stroomt, gezworen moest worden, een eerbewijs om haar te bedanken dat zij met haar kinderen aan zijn zijde had gestreden tegen de Titanen. [6] Uit Pontus en Gaea werden Phorcus, Thaumas, Nereus, Eurybia en Ceto geboren. Verder uit Thaumas en Electra Iris en de Harpijen Aello en Ocypete. Uit Phorcus en Ceto de Phorciden en de Gorgonen, over wie we zullen spreken wanneer we de geschiedenis van Perseus behandelen*. [7] Uit Nereus en Doris de Nereïden, van wie de namen zijn: Cymothoë, Spio, Glauconome, Nausithoë, Halië, Erato, Sao, Amphitrite, Eunice, Thetis, Eulimene, Agave, Eudore, Doto, Pherusa, Galatea, Actaea, Pontomedusa, Hippothoë, Lysianassa, Cymo, Eïone, Halimede, Plexaure, Eucrante, Proto, Calypso, Panope, Cranto, Neomeris, Hipponoë, Ianira, Polynome, Autonoë, Melite, Dione, Nesaea, Dero, Evagore, Psamathe, Eumolpe, Ione, Dynamene, Ceto en Limnoria. III. [1] Zeus huwde Hera en verwekte bij haar Hebe, Ilithyia en Ares, maar hij had ook gemeenschap met veel andere vrouwen, sterfelijke en onsterfelijke. Zo verwekte hij bij Themis, de dochter van Uranus, als dochters de Horen*, namelijk Irene (Vrede), Eunomia (Orde) en Dice (Recht), alsook de Moeren (Lotsgodinnen) Clotho, Lachesis en Atropus; bij Dione Aphrodite*; bij Eurynome, de dochter van Oceanus, de Gratiën Aglaia (Glans), Euphrosyne (Vrolijkheid) en Thalia (Bloei); bij Styx Persephone*; bij Mnemosyne de Muzen, eerst Calliope, daarna Clio, Melpomene, Euterpe, Erato, Terpsichore, Urania, Thalia en Polymnia. [2] Uit Calliope en Oeagrus, maar feitelijk uit Apollo, werden Linus geboren, die door Heracles* gedood werd, en Orpheus, die zo op de citer leerde spelen dat hij met zijn muziek stenen en bomen kon bewegen. Toen zijn vrouw Eurydice door een slangenbeet gestorven was, daalde hij af naar het rijk van Hades om haar weer naar boven te halen en wist hij Pluto te overreden haar terug te sturen. Die beloofde dat hij dat zou doen als Orpheus zich onderweg niet eerder zou omdraaien dan hij bij zijn huis was aangekomen. Maar hij hield zich daar niet aan, draaide zich om en zag zijn vrouw, waarop zij weer terugkeerde. Orpheus stichtte ook de mysteriën van Dionysus; hij werd door de Maenaden* verscheurd en ligt begraven in Piëria. [3] Clio werd verliefd op Piërus, de zoon van Magnes, door toedoen van de wrokkende Aphrodite (ze had de godin namelijk berispt om haar liefde voor Adonis). Nadat ze met hem was samengekomen, kreeg ze van hem een zoon, Hyacinthus, op wie Thamyris, de zoon van Philammon en de nimf Argiope, verliefd werd, de eerste man die op mannen verliefd is geraakt. Maar later werd Hyacinthus per ongeluk door Apollo, die toen zijn minnaar was, met een discus geraakt en gedood. Thamyris, die uitblonk door zijn schoonheid en citerspel, hield een muzikale wedstrijd met de Muzen; de inzet was dat hij, als hij daarin de beste bleek, met hen allen gemeenschap mocht hebben, maar als hij verslagen werd, beroofd zou worden van wat zij maar wilden. Toen de Muzen beter dan hij bleken, beroofden ze hem van zijn ogen en zijn citerspel. [4] Euterpe en de riviergod Strymon kregen een zoon Rhesus, die in Troje door Diomedes gedood werd; maar volgens sommigen was hij de zoon van Calliope. Uit Thalia en Apollo werden de Corybanten* geboren, uit Melpomene en Acheloüs de Sirenen, die we in de verhalen over Odysseus zullen bespreken*. [5] Hera bracht zonder bijslaap Hephaestus ter wereld; volgens Homerus is ook hij echter door Zeus verwekt. Zeus wierp hem uit de hemel, omdat hij Hera kwam helpen, toen ze door Zeus geboeid was; hij had haar namelijk aan de Olympus gehangen, omdat ze een storm op Heracles had afgestuurd, toen deze na zijn verovering van Troje op zee voer. Nadat Hephaestus bij zijn val op Lemnos terecht was gekomen en aan zijn benen verlamd was geraakt, werd hij door Thetis gered. [6] Zeus had ook gemeenschap met Metis, die vele gedaantes aannam om niet met hem samen te zijn; nog tijdens haar zwangerschap verzwolg hij haar, omdat Gaea hem vertelde dat ze na de dochter die uit haar geboren zou worden, een zoon zou baren, die heerser over de hemel zou worden. Uit angst daarvoor verzwolg hij haar; toen het moment van de geboorte aanbrak, sloeg Prometheus, of zoals anderen zeggen Hephaestus, met een bijl op zijn hoofd, waarna Athena uit zijn kruin gewapend te voorschijn sprong bij de rivier de Triton. IV. [1] Een van de dochters van Coeüs, Asteria, nam de gedaante van een kwartel aan en stortte zich in zee om aan de avances van Zeus te ontkomen; vroeger heette ook de stad die later Delos genoemd is, naar haar Asteria. Leto werd, nadat ze met Zeus samen was geweest, door Hera over heel de aarde voortgejaagd, totdat ze uiteindelijk op Delos aankwam en daar eerst Artemis baarde*, die haar als vroedvrouw bijstond, toen ze direct daarna Apollo baarde. Artemis bekwaamde zich in alles wat met de jacht van doen had, en bleef maagd. Apollo leerde de zienerskunst van Pan*, de zoon van Zeus en Hybris (Overmoed), en kwam naar Delphi, waar Themis in die tijd een orakel had. Toen de slang Python, die het orakel bewaakte, hem verhinderde bij de spleet in de aarde* te komen, doodde hij hem en nam het orakel over. Niet lang daarna doodde hij ook Tityus, die een zoon was van Zeus en Elare, de dochter van Orchomenus; nadat Zeus met haar samen geweest was, had hij haar uit angst voor Hera onder de aarde verborgen en het kind dat ze in haar schoot had gedragen, de ontzagwekkend grote Tityos, naar boven naar het licht gehaald. Toen die Tityos eens Leto bij haar komst naar Pytho zag, werd hij door begeerte bevangen en trok haar naar zich toe; maar zij riep haar kinderen te hulp, die hem met hun pijlen neerschoten. Hij wordt ook na zijn dood nog gestraft; want in het rijk van Hades vreten gieren aan zijn hart. [2] Apollo doodde ook Marsyas, de zoon van Olympus. Hij had namelijk rietfluiten gevonden, die Athena had weggegooid, omdat ze haar gezicht lelijk maakten*, en daagde nu Apollo uit voor een muzikaal duel. Ze spraken af dat de winnaar met de verliezer mocht doen wat hij wilde. Toen de wedstrijd begon, draaide Apollo zijn citer ondersteboven en speelde er zo op. Toen hij zei dat Marsyas hetzelfde moest doen, en hij dat niet kon, werd Apollo tot winnaar uitgeroepen. Hij hing Marsyas op aan een hoge pijnboom en vilde hem, zodat hij stierf.. [3] Artemis doodde Orion op Delos. Ze zeggen dat hij uit de aarde was geboren en een enorm lichaam had; maar Pherecydes noemt hem een zoon van Poseidon en Euryale. Poseidon gaf hem het vermogen over de zee te lopen. Eerst trouwde hij met Side, die door Hera in het rijk van Hades werd geworpen na een twist over schoonheid. Toen hij later op Chios kwam, maakte hij Merope, de dochter van Oenopion, het hof. Maar Oenopion voerde hem dronken en maakte hem in zijn slaap blind, waarna hij hem op het strand gooide. Hij ging echter naar de smidse van Hephaestus, ontvoerde er een jongen, die hij op zijn schouders zette, en beval hem aan te geven hoe hij naar de zonsopgang moest lopen. Toen hij daar gekomen was, kreeg hij door de genezende werking van de zonnestralen weer het licht in zijn ogen en keerde hij razendsnel terug om zich op Oenopion te wreken. [4] Maar Poseidon had voor hem door Hephaestus een huis onder de aarde laten maken. Eos werd verliefd op Orion en ontvoerde hem naar Delos; Aphrodite zorgde er namelijk voor dat ze voortdurend naar hem verlangde, omdat Eos met Ares* het bed had gedeeld. [5] Orion werd volgens sommigen gedood toen hij Artemis uitdaagde voor een wedstrijd discuswerpen, maar volgens anderen werd hij door Artemis met pijlen neergeschoten toen hij Opis wilde verkrachten, een van de meisjes uit het land van de Hyperboreeën die zich bij haar hadden aangesloten*. Poseidon huwde Amphitrite, dochter van Oceanus, en voor hem werden Triton en Rhode* geboren, met wie Helios trouwde. V. [1] Pluto werd verliefd op Persephone en met steun van Zeus schaakte hij haar heimelijk. Demeter ging met fakkels dag en nacht rond over heel de aarde om haar te zoeken. Toen ze van mensen van Hermione* hoorde dat Pluto haar ontvoerd had, was ze woedend op de goden; ze verliet de hemel en kwam in de gestalte van een vrouw naar Eleusis. Daar zette zij zich eerst neer op de rots die naar haar Agelastus (zonder lachen) genoemd is, bij de zogenaamde Callichorus-put*, vervolgens ging ze naar Celeus, die toen koning was in Eleusis. In zijn huis waren enkele vrouwen, en toen die haar vroegen bij hen te komen zitten, wist een oud vrouwtje, Iambe, met een grapje bij de godin een glimlach tevoorschijn te toveren. Daarom maken de vrouwen, naar men zegt, bij de Thesmophoriën* grappen. De vrouw van Celeus, Metanira, had een kindje, waarvan ze de verzorging nu aan Demeter toevertrouwde. Die wilde het onsterfelijk maken en legde de baby 's nachts in het vuur en haalde het sterfelijke vlees van hem af. Maar omdat Demophon (want zo heette het kind) overdag onwaarschijnlijk snel groeide, hield Praxithea in de gaten wat er gebeurde, en toen ze merkte dat het kind in het vuur was gelegd, gaf ze een luide kreet. Daarop werd het kind door het vuur verteerd en maakte de godin zich bekend. [2] Voor Triptolemus, de oudste van de kinderen van Metanira, maakte ze een wagen met gevleugelde draken, en ze gaf hem tarwe, die hij hoog door de hemel vliegend over heel de bewoonde wereld uitzaaide. Panyasis noemt Triptolemus echter een zoon van Eleusis; volgens hem zou Demeter bij hem geslapen hebben. Maar volgens Pherecydes was hij een zoon van Oceanus en Gaea. [3] Toen Zeus Pluto beval om Kore* naar boven te sturen, gaf Pluto haar een granaatappelpit te eten om te voorkomen dat ze lang bij haar moeder zou blijven*. Omdat zij niet voorzag wat er zou gebeuren, slikte ze die in. Ascalaphus, de zoon van Acheron en Gorgyra, getuigde tegen haar, waarop Demeter in het rijk van Hades een zwaar rotsblok op hem legde*. Maar Persephone werd verplicht elk jaar een derde deel bij Pluto te verblijven, en de rest van het jaar bij de goden*. VI. [1] Dat vertelt men dus over Demeter. Maar Gaea bleef wrokken over de Titanen en bracht als zonen van Uranus de Giganten (Reuzen) ter wereld, in lichaamsomvang onovertroffen, in kracht onoverwinnelijk; ze zagen er angstaanjagend uit met de lange haren die van hun hoofd en kin neerhingen, en ze hadden als voeten drakenschubben. Ze werden volgens sommigen in Phlegrae geboren, volgens anderen in Pallene. Ze bestookten de hemel met rotsblokken en brandende eiken. De sterksten van hen waren Porphyrion en Alcyoneus, die ook nog eens onsterfelijk was zo lang hij vocht in het land waar hij geboren was. Hij was ook degene die de runderen van Helios uit Erythia wegdreef. De goden hadden een orakel gekregen dat geen van de Giganten door goden gedood kon worden, maar dat ze zouden sterven als een sterveling meevocht tegen hen. Toen Gaea dat hoorde, zocht ze naar een kruid waarmee ze kon voorkomen dat ze door een sterveling vernietigd konden worden. Maar Zeus verbood Eos en Selene en Helios te schijnen en sneed het kruid zelf af, voordat zij dat kon doen, waarna hij via Athena Heracles als bondgenoot te hulp riep. Die schoot eerst met een pijl Alcyoneus neer; maar toen deze op de grond viel, kreeg hij zijn levenswarmte weer terug. Op advies van Athena sleepte Heracles hem buiten Pallene; en zo stierf hij. [2] Maar Porphyrion viel in de strijd Heracles en Hera aan. Zeus had bij hem begeerte naar Hera opgewekt, die nu, toen hij haar kleden verscheurde en haar wilde verkrachten, om hulp riep; nadat Zeus hem met een bliksemschicht had getroffen, doodde Heracles hem met een pijlschot. Met de overige Giganten gebeurde het volgende. Apollo schoot een pijl in het linker oog van Ephialtes, Heracles in het rechter; Eurytus werd door Dionysus met een thyrsus* gedood, Clytius door Hecate met fakkels, Mimas door Hephaestus, die hem trof met gloeiendhete brokken metaal. Athena wierp, toen Enceladus wilde vluchten, het eiland Sicilië bovenop hem en vilde Pallas, waarna ze tijdens de strijd haar eigen lichaam met zijn huid beschermde. Polybotes kwam op Kos, toen hij door Poseidon over zee achternagejaagd werd; Poseidon brak een stuk van het eiland af, het zogenaamde Nisyron*, en wierp dat bovenop hem. Hermes droeg in de strijd de helm van Hades* en doodde Hippolytus, Artemis doodde Gration, en de Moeren, die streden met bronzen knotsen, doodden Agrius en Thoön. De anderen werden door Zeus met bliksemschichten getroffen en vernietigd; Heracles zorgde met zijn pijlschoten ervoor dat ze allen stierven. [3] Toen de goden de Giganten overwonnen hadden, wekte dat nog grotere woede bij Gaea; ze had gemeenschap met Tartarus en bracht Typhon in Cilicië ter wereld, een wezen dat een mengvorm was van een man en een dier. Hij overtrof in omvang en kracht alle kinderen die Gaea ter wereld had gebracht: tot aan zijn dijen was hij menselijk en zo onnoemelijk groot dat hij boven alle bergen uitstak en dat zijn hoofd vaak de sterren beroerde; hij kon zijn ene hand tot het westen, zijn andere tot het oosten uitstrekken, en er staken honderd drakenkoppen uit naar voren. Vanaf zijn dijen was hij bezet met enorm grote kronkels van slangen die zich helemaal tot zijn hoofd konden uitstrekken en een luid gesis lieten horen. Heel zijn lichaam was met veren bedekt, verwilderde haren woeien op van zijn hoofd en wangen, vuur flitste in zijn ogen. Zo was Typhon en zo groot, toen hij onder gesis en gekrijs aan kwam snellen, terwijl hij brandende rotsen helemaal naar de hemel slingerde; hij spuwde uit zijn mond een enorme vuurregen. Toen de goden hem op de hemel zagen afkomen, sloegen ze op de vlucht naar Egypte en namen, toen ze achtervolgd werden, de gestalte van dieren aan*. Maar Zeus trof Typhon van verre met bliksemschichten, en toen hij dichterbij kwam, sloeg hij hem met een stalen sikkel en achtervolgde hem op zijn vlucht tot aan de berg Casius, die zich boven Syrië verheft. Toen hij hem daar zwaar gewond zag, raakte hij in een handgemeen met hem. Maar Typhon draaide zijn kronkels om hem heen en kreeg hem in bedwang; hij ontnam hem de sikkel en sneed de pezen uit zijn handen en voeten. Vervolgens tilde hij hem op zijn schouders en bracht hem door de zee naar Cilicië, waar hij hem na aankomst neerlegde in de Corycische grot. Ook verstopte hij de pezen in een berenhuid en legde die daar neer, waarna hij de vrouwtjesdraak Delphyne als bewaakster aanstelde; dat was een half-dierlijk meisje. Maar Hermes en Aegipan* wisten de pezen weg te roven en brachten die ongemerkt bij Zeus weer op hun plaats. Nu Zeus weer zijn eigen kracht had teruggekregen, kwam hij plotseling vanuit de hemel aanrijden op een wagen met gevleugelde paarden en joeg hij, terwijl hij bliksemschichten naar Typhon slingerde, achter hem aan tot aan de zogenaamde Nysa-berg, waar de Moeren hem op zijn vlucht bedrogen; want nadat ze hem overtuigd hadden dat hij er sterker van zou worden, proefde hij van de eendagsvruchten*. Toen hij dan weer achternagezeten werd, kwam hij in Thracië, en in een gevecht bij de Haemus gooide hij met hele bergen. Maar omdat die door de bliksemschicht weer op hem werden teruggestoten, overspoelde een grote stroom bloed het gebergte; men zegt dan ook dat dit gebergte daarom Haemus (Bebloed) genoemd is. Toen hij aanstalten maakte te vluchten door de Sicilische Zee, wierp Zeus de berg Etna op Sicilië op hem. Die is enorm groot, en de uitbarstingen van vuur, die daaruit tot aan de huidige dag voortkomen, zijn het gevolg, zo zegt men, van de geworpen bliksemschichten. Maar daarover heb ik nu voldoende gezegd. VII. [1] Nadat Prometheus uit water en aarde mensen had gekneed, gaf hij hun ook nog vuur dat hij, zonder dat Zeus het merkte, in een venkelstengel* had verstopt. Toen Zeus dat te weten was gekomen, droeg hij Hephaestus op zijn lichaam vast te nagelen aan de berg Kaukasus, die in Scythië ligt. Daaraan vastgenageld hing Prometheus vele jaren gevangen; elke dag kwam een adelaar naar hem vliegen om de lobben van zijn lever, die 's nachts aangroeide, te verslinden. Zo werd Prometheus dus gestraft voor de diefstal van het vuur, totdat Heracles hem later bevrijdde, zoals we zullen duidelijk maken wanneer we over Heracles komen te spreken*. [2] Prometheus had een zoon Deucalion. Toen die koning was in het gebied van Phthia, trouwde hij met Pyrrha, de dochter van Epimetheus en Pandora, de eerste vrouw die de goden gemaakt hadden. Toen Zeus het Bronzen Geslacht* wilde vernietigen, gaf Prometheus Deucalion de raad een kist te timmeren, er de nodige voorraden in te laden en er met Pyrrha in te stappen. Zeus liet nu hevige regenbuien uit de hemel neerstromen en overspoelde het grootste deel van Hellas, zodat alle mensen omkwamen op enkelen na die naar de hoge bergen in de omgeving gevlucht waren. Toen ook werden de bergen in Thessalië gescheiden en kwam al het gebied buiten de Isthmus en de Peloponnesus onder water te staan. Nadat Deucalion in zijn kist negen dagen en evenveel nachten over zee had rondgedreven, landde hij tegen de Parnassus; daar stapte hij eruit toen de regen ophield, en offerde aan Zeus, de beschermer van vluchtelingen. Zeus stuurde daarop Hermes naar hem toe en liet hem kiezen wat hij wilde; hij koos ervoor mensen te krijgen. Daarop zei Zeus dat hij stenen op moest rapen en over zijn hoofd moest gooien, en de stenen die Deucalion wierp, werden mannen, die Pyrrha wierp, vrouwen. Het woord voor mensen, 'laos', is dan ook een metafoor, afgeleid van 'laäs', steen. Deucalion kreeg kinderen bij Pyrrha, eerst Hellen, van wie sommigen zeggen dat hij een zoon was van Zeus, als tweede Amphictyon, die na Cranaüs als koning over Attica heerste; en een dochter Protogenia, bij wie Zeus Aëthlius verwekte. [3] Hellen en de nimf Orseïs kregen als zoons Dorus, Xuthus en Aeolus. Hij gaf zelf degenen die Grieken heetten, naar zichzelf de naam Hellenen en verdeelde het land onder zijn zoons. Xuthus, die de Peloponnesus kreeg, verwekte bij Creüsa, de dochter van Erechtheus, Achaeüs en Ion, naar wie de Achaeërs en Ioniërs genoemd zijn; Dorus kreeg het land aan de overkant van de Peloponnesus en noemde de bewoners naar zichzelf Doriërs; Aeolus heerste als koning over de gebieden in Thessalië en noemde de inwoners Aeoliërs; hij huwde Enarete, de dochter van Deïmachus, en verwekte bij haar zeven zoons, Cretheus, Sisyphus, Athamas, Salmoneus, Deïon, Magnes en Periëres, en vijf dochters, Canace, Alcyone, Pisidice, Calyce en Perimede. Perimede en Acheloüs kregen als kinderen Hippodamas en Orestes, Pisidice en Myrmidon kregen Antiphus en Actor. [4] Alcyone trouwde met Ceÿx, de zoon van Heosphorus*. Zij vonden de dood door hun grootspraak; want hij noemde zijn vrouw Hera en zij haar man Zeus. Maar Zeus veranderde hen in vogels en maakte van haar een ijsvogel (alcyon) en van hem een visdiefje (ceÿx). Canace kreeg bij Poseidon als zoons Hopleus en Nireus en Epopeus en Aloëus en Triops. Aloëus nu trouwde met Iphimedia, de dochter van Triops, die verliefd werd op Poseidon; daarom ging ze regelmatig naar de zee, waar ze met haar handen de golven schepte en in haar schoot goot. Poseidon kwam met haar samen en verwekte twee zoons, Otus en Ephialtes, de zogenaamde Aloaden. Zij werden ieder jaar een el breder en een vadem langer; toen ze negen jaar waren en negen el breed en negen vadem lang, vatten ze het plan op de goden te bestrijden, en ze stapelden de Ossa op de Olympus en de Pelion op de Ossa. Ze dreigden langs die bergen op te klimmen naar de hemel en zeiden dat ze de zee tot vasteland zouden maken door die met de bergen vol te storten en de aarde tot zee. Ephialtes maakte Hera het hof, en Otus Artemis. Ze bonden bovendien Ares in boeien vast. Die werd daaruit op slinkse wijze door Hermes gered, terwijl Artemis de Aloaden op Naxos met een list wist te doden: nadat ze zich het uiterlijk van een hinde had gegeven, sprong ze midden tussen hen door, en toen zij het dier met hun speer wilden raken, troffen ze elkaar. [5] Calyce en Aëthlius kregen een zoon Endymion, die vanuit Thessalië Aeoliërs meenam en Elis stichtte. Sommigen beweren dat hij een zoon van Zeus was. Wegens zijn uitzonderlijke schoonheid werd Selene verliefd op hem en liet Zeus hem kiezen wat hij maar wilde; hij koos voor een eeuwige slaap zonder te sterven of te verouderen. [6] Endymion en een Najade* of, zoals sommigen beweren, Iphianassa, kregen een zoon Aetolus, die Apis, de zoon van Phoroneus, doodde, waarna hij naar het land van de Cureten* vluchtte; daar doodde hij zijn gastheren, zoons van Phthia en Apollo, namelijk Dorus en Laodocus en Polypoetes, en noemde het land naar zichzelf Aetolië. [7] Aetolus en Pronoë, de dochter van Phorbus, kregen als zoons Pleuron en Calydon, naar wie de steden in Aetolië genoemd zijn. Pleuron nu huwde Xanthippe, de dochter van Dorus, en verwekte een zoon, Agenor, en dochters, Sterope en Stratonice en Laophonte. Calydon en Aeolia, de dochter van Amythaon, kregen als kinderen Epicaste en Protogenia, die bij Ares een zoon had, Oxylus. Agenor, de zoon van Pleuron, huwde Epicaste, de dochter van Calydon, en verwekte Porthaon en Demonice, die bij Ares de moeder werd van Evenus, Molus, Pylus en Thestius. [8] Deze Evenus verwekte Marpessa, die in de tijd dat Apollo haar het hof maakte, ontvoerd werd door Idas, de zoon van Aphareus, op een gevleugelde wagen die hij van Poseidon gekregen had. Toen Evenus hem op een wagen achternazat, kwam hij bij de rivier de Lycormas; maar omdat hij hem niet in handen kon krijgen, slachtte hij zijn paarden af en stortte zichzelf in de rivier. Naar hem is de rivier dan ook Evenus genoemd. [9] Idas kwam in Messene terecht, en toen Apollo hem daar aantrof, wilde hij het meisje van hem af nemen. Toen zij vochten om het huwelijk met het meisje, haalde Zeus hen uit elkaar en liet het aan het meisje zelf over te kiezen met wie ze wilde samenwonen; omdat ze bang was dat Apollo haar in de steek zou laten als ze oud werd, koos ze Idas als echtgenoot. [10] Voor Thestius werden uit Eurythemis, de dochter van Cleoboea, dochters geboren, Althaea, Leda en Hypermnestra, en zoons, Iphiclus, Evippus, Plexippus en Eurypylus. Porthaon en Euryte, de dochter van Hippodamas, kregen als zoons Oeneus, Agrius, Alcathoüs, Melas en Leucopeus, en een dochter, Sterope, die bij Acheloüs, naar men zegt, moeder werd van de Sirenen. VIII. [1] Toen Oeneus heerste over Calydon, kreeg hij van Dionysus als eerste een wijnrank. Hij huwde Althaea, de dochter van Thestius, en verwekte Toxeus, die hij zelf doodde, toen hij over zijn gracht sprong*. Naast hem had hij ook nog als zoons Thyreus en Clymenus, en een dochter Gorge, met wie Andraemon trouwde, en nog een, Deïanira, die, naar men zegt, door Dionysus bij Althaea verwekt was. Zij kon wagenrijden en was bedreven in de krijgskunst; Heracles heeft met Acheloüs geworsteld om met haar te trouwen*. [2] Althaea kreeg bij Oeneus een zoon, Meleager, van wie ze zeggen dat hij door Ares verwekt is. Toen hij zeven dagen oud was, kwamen de Moeren, zoals het verhaal gaat, die verklaarden dat Meleager zou sterven zodra het hout dat in de haard brandde, zou zijn opgebrand. Toen Althaea dat hoorde, haalde ze het hout weg en legde het in een kist. Meleager groeide zo op tot een onkwetsbare, moedige man, maar vond op de volgende manier de dood. Toen Oeneus op een keer de eerste vruchten van de jaarlijkse oogst van zijn land aan alle goden offerde, vergat hij alleen Artemis. Uit woede stuurde ze een uitzonderlijk groot en sterk everzwijn op hem af, dat verhinderde dat het land ingezaaid kon worden en dat de kuddes en de mensen die het toevallig tegenkwam, doodde. Om dat dier uit te schakelen riep Oeneus nu alle edelen uit Hellas bijeen en verklaarde dat hij aan degene die het beest zou doden, als beloning de huid ten geschenke zou geven. Degenen die samenkwamen om op het everzwijn te jagen, waren de volgenden: Meleager, zoon van Oeneus; Dryas, zoon van Ares; dezen uit Calydon; Idas en Lynceus, zoons van Aphareus, uit Messene; Castor en Polydeuces*, zoons van Zeus en Leda, uit Lacedaemon; Theseus, zoon van Aegeus, uit Athene; Admetus, zoon van Pheres uit Pherae; Ancaeüs en Cepheus, zoons van Lycurgus, uit Arcadië; Iason, zoon van Aeson, uit Iolcus; Iphicles, zoon van Amphitryon, uit Thebe; Pirithoüs, zoon van Ixion, uit Larissa; Peleus, zoon van Aeacus, uit Phthia; Telamon, zoon van Aeacus, uit Salamis; Eurytion, zoon van Actor, uit Phthia; Atalanta, dochter van Schoeneus, uit Arcadië; Amphiaraüs, zoon van Oïcles, uit Argos; ook de zoons van Thestius kwamen daar nog bij. Toen ze bijeengekomen waren, werden ze negen dagen lang door Oeneus gastvrij onthaald. Maar op de tiende dag verklaarden Cepheus en Ancaeüs en enkele anderen het beneden hun waardigheid om met een vrouw op jacht te gaan; daarop dwong Meleager, die Cleopatra, de dochter van Idas en Marpessa, tot vrouw had, maar graag ook bij Atalanta een kind wilde verwekken, hen toch om met haar op jacht te gaan. Toen ze het everzwijn omsingeld hadden, werden Hyleus en Ancaeüs door het dier gedood en raakte Peleus per ongeluk Eurytion met zijn speer. Als eerste wist Atalanta het zwijn met een pijl in de rug te treffen, als tweede Amphiaraüs, in zijn oog; maar Meleager kon hem met een steek in de flank doden. Hij kreeg dus de huid, maar schonk die aan Atalanta. De zoons van Thestius vonden het een schande als een vrouw in aanwezigheid van mannen de prijs zou krijgen, en ze namen de huid van haar af met als argument dat die hun op grond van hun afkomst toekwam, als Meleager hem niet wilde hebben. [3] In grote woede doodde Meleager de zoons van Thestius en gaf de huid weer aan Atalanta. Daarop stak Althaea uit verdriet over het verlies van haar broers het hout in brand en stierf Meleager onmiddellijk. Maar anderen beweren dat Meleager niet zo gestorven is. Toen de zoons van Thestius aanspraak maakten op de huid, omdat Iphiclus als eerste het dier getroffen zou hebben, zou er oorlog zijn uitgebroken tussen de Cureten en de Calydoniërs; daarop was Meleager de stad uitgetrokken en, nadat hij enkele zoons van Thestius gedood had, zou Althaea hem vervloekt hebben, waarna hij woedend thuis bleef. Toen de vijanden nu de stadsmuren naderden en de burgers hem in een stoet smekelingen kwamen vragen te helpen, trok hij na met moeite door zijn vrouw te zijn overreed de stad uit en vond hij zelf de dood in de strijd, nadat hij de overige zoons van Thestius gedood had. Na de dood van Meleager verhingen Althaea en Cleopatra zich en werden de vrouwen die jammerden bij het lijk, in vogels* veranderd. [4] Na de dood van Althaea huwde Oeneus Periboea, dochter van Hipponoüs. De schrijver van de Thebaïs zegt dat Oeneus haar na de strijd om Olenus als ereprijs gekregen heeft. Hesiodus echter vertelt dat haar vader Hipponoüs haar uit Olenus in Achaea, nadat ze door Hippostratus, zoon van Amarynceus, was verleid, naar Oeneus heeft gestuurd, die ver van Hellas vandaan woonde, met de opdracht haar te doden. [5] Weer anderen zeggen dat Hipponoüs, nadat hij ontdekt had dat zijn eigen dochter door Oeneus verleid was, haar naar hem toe gestuurd heeft, toen ze zwanger bleek. Zij bracht voor Oeneus Tydeus ter wereld. Maar volgens Pisander was hij een zoon van Gorge* en was het de wil van Zeus dat Oeneus op zijn eigen dochter verliefd werd. Toen Tydeus opgegroeid was tot een moedig man, werd hij verbannen, volgens sommigen omdat hij Alcathoüs, de broer van Oeneus, gedood had; maar volgens de schrijver van de Alcmaeonis had hij de zoons van Melas gedood, toen ze een complot beraamden tegen Oeneus, te weten Pheneus, Euryalus, Hyperlaüs, Antiochus, Eumedes, Sternops, Xanthippus en Sthenelaüs; Pherecydes vertelt weer dat hij zijn eigen broer Olenias gedood had. Toen Agrius daarvoor wraak wilde nemen, sloeg hij op de vlucht en kwam in Argos bij Adrastus, waar hij diens dochter Deïpyle huwde en bij haar Diomedes verwekte. Tydeus trok dan met Adrastus op tegen Thebe* waar hij stierf aan een verwonding die hem door Melanippus was toegebracht. [6] Maar de zoons van Agrius, Thersites, Onchestus, Prothoüs, Celeutor, Lycopeus en Melanippus, ontnamen Oeneus het koningschap en gaven het aan hun vader, en ze gingen nog een stap verder door Oeneus levend op te sluiten en te mishandelen. Later verscheen Diomedes onopgemerkt vanuit Argos in gezelschap van Alcmaeon en doodde alle zoons van Agrius behalve Onchestus en Thersites (want die waren tijdig naar de Peloponnesus gevlucht); het koningschap droeg hij, omdat Oeneus al oud was, over aan Andraemon, die met de dochter van Oeneus gehuwd was, en hij nam Oeneus mee naar de Peloponnesus. De zoons van Agrius echter die ontvlucht waren, legden bij de haard van Telephus* in Arcadië een hinderlaag voor de oude man en doodden hem. Diomedes bracht zijn lichaam naar Argos, waar hij hem begroef op de plek waar nu een stad naar hem heet, Oenoë. En nadat hij gehuwd was met Aegialia, de dochter van Adrastus of, zoals sommigen beweren, van Aegialeus, nam hij deel aan de oorlogen tegen Thebe en Troje. IX. [1] Een van de zoons van Aeolus, Athamas, heerser van Boeotië, verwekte bij Nephele een zoon Phrixus en een dochter Helle. Maar hij huwde nogmaals, met Ino, bij wie hij als kinderen Learchus en Melicertes kreeg. Ino beraamde nu snode plannen tegen de kinderen van Nephele en overreedde de vrouwen het zaaigoed voor de tarwe te roosteren. Zodra ze de zaaitarwe kregen, deden ze dat dus zonder dat de mannen het merkten. Toen de aarde met de geroosterde tarwe was ingezaaid, liet ze niet het jaarlijkse gewas opkomen. Daarop stuurde Athamas mensen naar Delphi om te vragen hoe hij van misoogst gevrijwaard kon blijven. Ino haalde nu het gezantschap over om te verklaren dat het orakel had geantwoord dat de misoogst zou ophouden als Phrixus aan Zeus geofferd werd*. Toen Athamas dat hoorde, bracht hij mede op aandrang van de inwoners van het land Phrixus naar het altaar. Maar Nephele wist hem en haar dochter te ontvoeren en gaf hun een ram met een gouden vacht, die ze van Hermes gekregen had; die droeg hen door de hemel en zo staken ze land en zee over. Toen ze echter aankwamen boven de zee die tussen Sigeüm en Chersonesus ligt, gleed Helle eraf; ze viel naar beneden en vond de dood in de zee die naar haar Hellespont (Zee van Helle) genoemd is. Phrixus kwam in het land van de Colchiërs, waar Aeëtes koning was, de zoon van Helios en Perseïs en de broer van Circe en Pasiphaë, die gehuwd was met Minos. Aeëtes ontving hem en gaf hem een van zijn dochters, Chalciope. Hij offerde de ram met de gouden vacht aan Zeus, de beschermer van vluchtelingen, en gaf de vacht aan Aeëtes; hij nagelde die vast aan een eik in een woud dat aan Ares gewijd was. Phrixus kreeg kinderen bij Chalciope, Argus, Melas, Phrontis en Cytisorus. [2] Athamas werd later wegens de wrok van Hera ook van zijn kinderen bij Ino beroofd; zelf trof hij namelijk in een vlaag van waanzin Learchus met een pijl, en Ino stortte zich met Melicertes in zee*. Toen hij uit Boeotië verbannen werd, vroeg hij aan de godheid waar hij zich moest vestigen; toen hij als antwoord kreeg dat hij zich moest vestigen op een plek waar hij door wilde dieren onthaald zou worden, stuitte hij na een groot gebied doorkruist te hebben op wolven die zich voedden met stukken schapenvlees. Toen die hem zagen, sloegen ze op de vlucht en lieten het vlees dat ze bezig waren te verscheuren, achter. Athamas vestigde zich nu daar en noemde het land naar zichzelf Athamantia; hij huwde Themisto, de dochter van Hypseus, en verwekte bij haar Leucon, Erythrius, Schoeneus en Ptoüs. [3] Sisyphus, de zoon van Aeolus, stichtte Ephyra, dat nu Korinthe heet, en huwde Merope, de dochter van Atlas. Zij kregen een zoon Glaucus, die bij Eurymede een zoon verwekte, Bellerophon, die de vuurblazende Chimaera doodde*. Sisyphus ondergaat een straf in het rijk van Hades*, waar hij met zijn handen en zijn hoofd een rotsblok voortrolt dat hij over de top van een helling wil duwen; maar hoe hij ook duwt, hij wordt er steeds weer door teruggeduwd. Hij ondergaat die straf vanwege Aegina, de dochter van Asopus; want, zoals het verhaal gaat, toen Zeus haar ongemerkt had weten te schaken, heeft Sisyphus dat verraden aan Asopus die naar haar op zoek was. [4] Toen Deion koning was over Phocis, huwde hij Diomede, de dochter van Xuthus, en kreeg bij haar een dochter, Asterodia, en zoons, Aenetus, Actor, Phylacus en Cephalus, die huwde met Procris*, de dochter van Erechtheus. Maar later werd Eos verliefd op hem en ontvoerde hem. [5] Periëres kreeg Messene in zijn macht en huwde Gorgophone, de dochter van Perseus, bij wie hij als kinderen kreeg Aphareus en Leucippus en Tyndareos, alsmede Icarius. Velen vertellen echter dat Periëres niet een zoon was van Aeolus, maar van Cynortas, de zoon van Amyclas; daarom zullen we de verhalen over de nakomelingen van Periëres behandelen bij Atlas en zijn familie*. [6] Magnes huwde een Najade en kreeg twee zoons, Polydectes en Dictys; zij vestigden zich op Seriphos. [7] Salmoneus woonde aanvankelijk in Thessalië, maar vertrok later naar Elis, waar hij een stad* stichtte. Omdat hij een overmoedig mens was die zich aan Zeus gelijk wilde stellen, werd hij wegens zijn goddeloosheid gestraft; hij zei namelijk dat hijzelf Zeus was, en beroofde Zeus van zijn offers door te bevelen ze aan hemzelf te offeren; hij sleepte ook gedroogde huiden met bronzen bekkens achter zijn wagen aan en zei dat hij donderde, en gooide verder brandende fakkels in de lucht met het verhaal dat hij bliksemde. Zeus trof hem met een bliksemschicht en liet de door hem gestichte stad en al haar inwoners van de aardbodem verdwijnen. [8] Tyro, de dochter van Salmoneus en Alcidice, groeide op bij Cretheus [de broer van Salmoneus]; ze werd verliefd op de riviergod Enipeus en kwam zich herhaaldelijk bij diens bedding beklagen. Maar Poseidon nam de gestalte van Enipeus aan en deelde het bed met haar; zij baarde in het geheim een tweeling*, die zij te vondeling legde. Toen de kleintjes ergens neergelegd waren, raakte een merrie van passerende paardendrijvers met haar hoef een van de kinderen, wat een blauwe plek in het gezicht veroorzaakte. De paardendrijver nam de beide kinderen mee en bracht ze groot; hij noemde het kind met de blauwe plek (= 'pelios') Pelias en het andere Neleus. Toen ze volwassen waren geworden, kwamen ze te weten wie hun moeder was, en doodden ze hun stiefmoeder Sidero; ze kwamen er namelijk achter dat hun moeder door haar slecht behandeld werd en vielen haar daarom aan, maar zij wist net op tijd naar een tempelterrein van Hera te vluchten. Daar doodde Pelias haar echter op de altaren, en hij bleef Hera sindsdien voortdurend met minachting behandelen. [9] Later raakten de broers met elkaar in conflict en kwam Neleus, nadat hij verbannen was, in Messene terecht; hij stichtte Pylos en huwde Chloris, de dochter van Amphion, bij wie hij een dochter kreeg, Pero, en mannelijke nakomelingen, Taurus, Asterius, Pylaon, Deïmachus, Eurybius, Epilaüs, Phrasius, Eurymenes, Evagoras, Alastor, Nestor en Periclymenus, die van Poseidon het vermogen kreeg van gedaante te veranderen. Zo veranderde hij zich, toen Heracles probeerde Pylos te verwoesten, nu eens in een leeuw, dan weer in een slang of een bij, maar hij werd met de andere kinderen van Neleus door Heracles gedood. Alleen Nestor bleef gespaard, omdat hij opgroeide in Gerenia; hij huwde Anaxibia, de dochter van Cratieus, en kreeg als dochters Pisidice en Polycaste, en als zoons Perseus, Stratichus, Aretus, Echephron, Pisistratus, Antilochus en Thrasymedes. [10] Pelias vestigde zich in Thessalië en huwde Anaxibia, dochter van Bias, maar volgens sommigen Phylomache, dochter van Amphion; hij verwekte een zoon, Acastus, en dochters, Pisidice, Pelopia, Hippothoë en Alcestis. [11] Cretheus stichtte Iolcus en huwde Tyro, de dochter van Salmoneus, bij wie hij als zoons kreeg Aeson, Amythaon en Pheres. Amythaon bleef in Pylos wonen; hij huwde Idomene, de dochter van Pheres en kreeg twee zoons, Bias en Melampus. Die laatste woonde op het platteland, waar voor zijn huis een eik stond waarin zich een slangennest bevond. Toen zijn dienaren de slangen doodden, maakte hij een stapel hout, waarop hij de volwassen slangen verbrandde; maar de jonge dieren bracht hij groot. Toen die volwassen geworden waren, kropen zij eens, toen hij sliep, aan beide zijden tot naast zijn schouders en likten ze met hun tongen zijn oren schoon. Hij schoot zeer geschrokken overeind, maar bleek nu de stemmen van de overvliegende vogels te begrijpen; en door wat hij van hen te weten kwam, kon hij de mensen de toekomst voorspellen. Daarnaast maakte hij zich ook de voorspelkunst eigen die offers interpreteert, en na een ontmoeting met Apollo bij de Alpheüs was hij voortaan een voortreffelijk ziener. [12] Bias dong naar de hand van Pero, de dochter van Neleus; omdat velen haar wilde huwen, verklaarde Neleus dat hij zijn dochter zou geven aan degene die hem de runderen van Phylacus zou bezorgen. Die bevonden zich in Phylace, waar ze bewaakt werden door een hond die door geen mens of dier benaderd kon worden. Toen Bias niet in staat was die runderen te stelen, riep hij zijn broer te hulp om ze te bemachtigen. Melampus zegde dat toe, maar hij voorspelde dat hij bij de diefstal betrapt zou worden, maar dat hij na een jaar gevangenschap de runderen toch zou krijgen. Na die toezegging vertrok hij naar Phylace en werd hij, zoals hij voorspeld had, betrapt bij de diefstal en in een gevangenis opgesloten. Toen het jaar bijna voorbij was, hoorde hij dat een van de wormen in de ruimte onder het dak vroeg hoe ver de balk al was doorgeknaagd, en dat de anderen antwoordden dat en maar een heel klein stukje restte. Daarop vroeg hij onmiddellijk hem over te brengen naar een ander vertrek, en toen dat nog maar net gebeurd was, stortte zijn verblijfplaats in. Phylacus stond verbaasd, en toen hij hoorde dat hij een voortreffelijk ziener was, liet hij hem vrij en vroeg hij hem te vertellen hoe zijn zoon Iphiclus kinderen zou kunnen krijgen. Melampus beloofde hem antwoord op voorwaarde dat hij de runderen zou krijgen. Nadat hij twee stieren geslacht had en in stukken had gesneden, riep hij de vogels te hulp. Er verscheen een gier, die hem verklaarde dat Phylacus, toen hij eens rammen castreerde, het nog bebloede mes bij Iphiclus had neergelegd en dat hij, toen de jongen geschrokken was weggerend, het mes vervolgens in de heilige eik had gestoken, waarna de bast het had omsloten en bedekt; dus als het mes gevonden werd, zo zei de gier, de roest eraf werd geschraapt en Iphiclus die tien dagen lang te drinken kreeg, zou hij een kind verwekken. Toen Melampus dat van de gier gehoord had, vond hij het mes, schraapte de roest eraf en gaf die tien dagen lang aan Iphiclus te drinken; en hij kreeg een zoon, Podarces. Hij dreef de runderen naar Pylos en gaf de dochter van Neleus, nadat hij haar gekregen had, aan zijn broer. Hij bleef nog enige tijd in Messene wonen; maar nadat Dionysus de vrouwen in Argos tot waanzin had gedreven*, wist hij hen te genezen op voorwaarde dat hij een deel van het koninkrijk zou krijgen, en vestigde hij zich daar samen met Bias*. [13] Bias en Pero kregen een zoon Talaüs, die met Lysimache, dochter van Abas, de zoon van Melampus, de volgende kinderen kreeg: Adrastus, Parthenopaeüs, Pronax, Mecisteus, Aristomachus, en Eriphyle, die huwde met Amphiaraüs. Parthenopaeüs kreeg een zoon Promachus, die met de Epigonen* tegen Thebe te velde trok. Mecisteus kreeg Euryalus, die meeging naar Troje. Pronax kreeg een zoon Lycurgus; Adrastus en Amphithea, de dochter van Pronax, kregen als dochters Argia, Deïpyle en Aegialia, en als zoons Aegialeus en Cyanippus. [14] Pheres, de zoon van Cretheus, stichtte Pherae in Thessalië en kreeg als zoons Admetus en Lycurgus. Lycurgus nu vestigde zich in de streek van Nemea en kreeg, nadat hij gehuwd was met Eurydice, maar volgens sommigen met Amphithea, een zoon Opheltes, die later Archemorus* werd genoemd. [15] Toen Admetus koning was in Pherae, kwam Apollo bij hem in loondienst* op het moment dat hij de hand wilde van de dochter van Pelias, Alcestis. Die had verklaard dat hij zijn dochter zou geven aan degene die er in slaagde een leeuw en een everzwijn voor een wagen te spannen; Apollo spande ze in en gaf hem het span. Hij bracht ze naar Pelias en kreeg Alcestis. Maar toen hij een offer bracht bij zijn huwelijk, vergat hij aan Artemis te offeren; ten gevolge daarvan vond hij, toen hij de deur van de slaapkamer opende, daar een overvloed van kronkelende slangen. Apollo zei hem dat hij de godin genoegdoening moest geven, en kreeg van de Moeren gedaan dat, wanneer voor Admetus het moment kwam om te sterven, hij van de dood gevrijwaard werd als iemand anders zich vrijwillig aanbood om in zijn plaats te sterven. Toen de dag van zijn dood gekomen was en noch zijn vader noch zijn moeder bereid was voor hem te sterven, stierf Alcestis in zijn plaats. Maar Kore stuurde haar weer naar de bovenwereld; volgens sommigen echter heeft Heracles haar na een gevecht met Hades bij Admetus teruggebracht. [16] Aeson, de zoon van Cretheus, en Polymede, de dochter van Autolycus, hadden een zoon Iason. Die woonde in Iolcus, waar Pelias Cretheus als koning was opgevolgd. Toen die Pelias het orakel raadpleegde over zijn koningschap, voorspelde de god hem dat hij moest oppassen voor de man met één sandaal*. Aanvankelijk had hij geen idee wat die uitspraak betekende, maar later drong dat tot hem door. Toen hij namelijk bij zee een offer aan Poseidon wilde brengen, nodigde hij naast vele anderen ook Iason uit om het bij te wonen. Die verbleef altijd op het platteland, omdat hij zich graag met landbouw bezig hield, maar haastte zich nu naar de offerplechtigheid. Toen hij door de rivier de Anaurus waadde, kwam hij er met maar een sandaal uit, omdat hij de andere in de stroom verloren had. Zodra Pelias hem zag, moest hij aan de orakeluitspraak denken; hij ging naar hem toe en vroeg hem wat hij zou doen als hij de macht had en hem voorspeld werd dat hij door een van zijn medeburgers vermoord zou worden. Hij antwoordde, hetzij omdat het zo maar bij hem opkwam, hetzij door de wrok van Hera, die wilde zorgen dat Medea een ramp voor Pelias zou gaan vormen (want die bewees Hera geen eer): 'Ik zou hem opdragen het Gulden Vlies te halen'. Toen Pelias dat hoorde beval hij hem direct het Vlies te gaan zoeken. Dat hing in het land van de Colchiërs in een heilig woud van Ares aan een eik en werd bewaakt door een nooit slapende draak. Toen hij met die opdracht op weg werd gestuurd, vroeg Iason hulp aan Argus, de zoon van Phrixus, die op advies van Athena een schip met vijftig roeiriemen bouwde, dat naar de vervaardiger Argo genoemd werd; aan de voorsteven bevestigde Athena een sprekend stuk hout van de eik van Dodona*. Toen het schip gereed was en hij raad vroeg aan het orakel, adviseerde de godheid hem de beste mannen van Hellas te verzamelen en met hen uit te varen. Die groep bestond uit de volgende personen: Tiphys, zoon van Hagnias, die stuurman op het schip was; Orpheus, zoon van Oeagrus; Zetes en Calaïs, zonen van Boreas*; Castor en Polydeuces, zonen van Zeus; Telamon en Peleus, zonen van Aeacus; Heracles, zoon van Zeus; Theseus, zoon van Aegeus; Idas en Lynceus, zonen van Aphareus; Amphiaraüs, zoon van Oïcles; Caeneus, zoon van Coronus; Palaemon, zoon van Hephaestus of van Aetolus; Cepheus, zoon van Aleüs; Laërtes, zoon van Arcisius; Autolycus, zoon van Hermes; Atalanta, dochter van Schoeneus; Menoetius, zoon van Actor; Actor, zoon van Hippasus; Admetus, zoon van Pheres; Acastus, zoon van Pelias; Eurytus, zoon van Hermes; Meleager, zoon van Oeneus; Ancaeüs, zoon van Lycurgus; Euphemus, zoon van Poseidon; Poeas, zoon van Thaumacus; Butes, zoon van Teleon; Phanus en Staphylus, zoons van Dionysus; Erginus, zoon van Poseidon; Periclymenus, zoon van Neleus; Augeas, zoon van Helios; Iphiclus, zoon van Thestius; Argus, zoon van Phrixus; Euryalus, zoon van Mecisteus; Peneleus, zoon van Hippalmus; Leïtus, zoon van Alector; Iphitus, zoon van Naubolus; Ascalaphus en Ialmenus, zoons van Ares; Asterius, zoon van Cometes; Polyphemus, zoon van Elatus. [17] Zij voeren dus uit onder commando van Iason en zetten koers naar Lemnos. Toevallig waren er op Lemnos op dat moment geen mannen en heerste Hypsipyle, dochter van Thoas, er als koningin. De oorzaak daarvan was de volgende. De vrouwen van Lemnos vereerden Aphrodite niet; daarop zorgde zij ervoor dat ze stonken, waarop hun echtgenoten vrouwen uit het naburige Thracië buit maakten en met hen het bed deelden. De Lemnische vrouwen voelden zich beledigd en vermoordden hun vaders en mannen; alleen Hypsipyle redde haar eigen vader Thoas door hem te verbergen. Toen de Argonauten dus op Lemnos aan land gingen, dat door vrouwen bestuurd werd, sliepen ze bij de vrouwen. Hypsipyle sliep met Iason en baarde hem twee zoons, Euneüs en Nebrophonus. [18] Vanaf Lemnos voeren ze verder naar de Dolionen, waar Cyzicus koning was. Hij ontving hen gastvrij. Maar toen ze vandaar >s nachts weer uitvoeren en te kampen kregen met tegenwind, kwamen ze zonder het te weten weer terecht in het gebied van de Dolionen. Die dachten dat het een leger van de Pelasgen was* (want ze werden in die tijd herhaaldelijk door de Pelasgen aangevallen) en gingen in de nacht de strijd met hen aan, zonder dat beide partijen van elkaar wisten wie ze waren. Daarbij maakten de Argonauten veel slachtoffers, onder wie ook Cyzicus. Toen ze bij daglicht begrepen wat er gebeurd was, schoren ze in rouw hun hoofdhaar af en gaven Cyzicus een kostbare begrafenis; en na die begrafenis voeren ze verder en legden aan in Mysië. [19] Daar lieten ze Heracles en Polyphemus achter. Want Theodamas= zoon Hylas, het liefje van Heracles, werd, toen hij erop uit gestuurd was om water te halen, vanwege zijn schoonheid door nimfen ontvoerd. Toen Polyphemus hem hoorde schreeuwen, trok hij zijn zwaard en zette de achtervolging in, omdat hij dacht dat hij door rovers werd meegenomen. Hij vertelde het ook aan Heracles toen hij hem tegenkwam. Terwijl die twee op zoek waren naar Hylas, lichtte het schip het anker, waarna Polyphemus in Mysië de stad Cius stichtte en daar als koning heerste, terwijl Heracles terugkeerde naar Argos. Herodorus zegt echter dat hij indertijd helemaal niet is meegevaren, maar bij Omphale in slavendienst werkte. En Pherecydes vertelt dat hij in Aphetae in Thessalië was achtergelaten, omdat de Argo haar stem liet horen en verklaarde dat ze niet in staat was zijn gewicht te dragen. Demaratus levert echter over dat hij is meegevaren naar de Colchiërs; en Dionysius zegt zelfs dat hij de aanvoerder van de Argonauten is geweest. [20] Vanuit Mysië vertrokken ze naar het land van de Bebrycen, waar Amycus koning was, de zoon van Poseidon en een Bithynische nimf. Dat was een dappere man die vreemdelingen die er terechtkwamen, tot een boksgevecht dwong en ze dan doodde. Zo verscheen hij ook toen bij de Argo en daagde de beste van hen uit voor een bokswedstrijd. Polydeuces verklaarde zich bereid tegen hem te boksen en doodde hem met een klap op zijn elleboog. Toen de Bebrycen hem daarop aanvielen, pakten de krijgsheren snel de wapens en richtten onder hen, toen ze op de vlucht sloegen, een grote slachting aan. [21] Vandaar voeren ze verder en kwamen terecht in Salmydessus in Thracië, waar de ziener Phineus woonde, wiens ogen waren uitgestoken*. Hij was volgens sommigen de zoon van Agenor, volgens anderen van Poseidon; het ene verhaal zegt dat hij blind is gemaakt door de goden, omdat hij aan de mensen de toekomst voorspelde, het andere dat dat gebeurd is door Boreas en de Argonauten, omdat hij zijn eigen kinderen op aandrang van hun stiefmoeder blind had gemaakt; nog een andere versie noemt Poseidon als veroorzaker, omdat hij aan de kinderen van Phrixus de route van de Colchiërs naar Hellas uitgelegd had. De goden stuurden ook nog de Harpijen op hem af; dat waren gevleugelde vrouwelijke wezens, die, wanneer voor Phineus een tafel werd klaargezet, vanuit de hemel naar beneden kwamen vliegen, het meeste wegroofden en maar weinig overlieten; maar dat stonk dan zo vreselijk dat niemand er een vinger naar durfde uit te steken. Toen de Argonauten bij hem informatie wilden krijgen over hun tocht, zei hij dat hij hen van advies wilde dienen als ze hem zouden bevrijden van de Harpijen. Daarop zetten ze bij hem een tafel vol levensmiddelen, waarop de Harpijen zich plotseling onder geschreeuw naar beneden stortten en het voedsel weggristen. Toen de zoons van Boreas, Zetes en Calaïs, die beiden vleugels droegen, dat zagen, trokken ze hun zwaard en zetten door de lucht de achtervolging in. Door het lot was bepaald dat de Harpijen de dood zouden vinden door toedoen van de zoons van Boreas en dat de zoons van Boreas zouden sterven als ze bij een achtervolging zouden falen. Toen de Harpijen nu zo achtervolgd werden, stortte een van hen in de rivier de Tigres op de Peloponnesus, de rivier die nu naar haar Harpys heet; sommigen zeggen dat zij Nicothoë (Snelle winnares) heette, anderen Aellopus (Stormvoet). De andere, met de naam Okypete (Vlugvliegster), volgens anderen Okythoë (Vlugsnel) (Hesiodus noemt haar Ocypode (Vlugvoet)) vluchtte via de Propontis totdat ze de Echinaden-eilanden bereikte, die nu naar haar de Strophaden heten; want ze keerde om ('estrafe’*) toen ze daar gekomen was, en viel ter hoogte van de kust met haar achtervolger van vermoeidheid naar beneden. Maar Apollonius* vertelt in de Argonautica dat ze tot aan de Strophaden achtervolgd werden en dat hun geen haar gekrenkt werd nadat ze gezworen hadden dat ze Phineus nooit meer kwaad zouden doen. [22] Nu Phineus van de Harpijen verlost was, legde hij de Argonauten de route uit en gaf hun raad met betrekking tot de Samenklappende Rotsen in de zee. Die waren bijzonder groot en sloten de doorgang af, wanneer ze door het geweld van de winden op elkaar klapten. Een dichte mist verspreidde zich over hen en er klonk een luid gekraak, en zelfs voor vogels was het dan onmogelijk ertussendoor te vliegen. Hij vertelde hun dat ze een duif tussen de rotsen door moesten laten vliegen en dat ze er onbezorgd tussendoor konden varen als ze zagen dat die er ongedeerd uitkwam; maar als die de dood vond, moesten ze de doorvaart niet wagen. Toen ze dat gehoord hadden, voeren ze uit, en zodra ze dichtbij de rotsen waren, lieten ze een duif los vanaf de voorsteven; toen die erlangs vloog, raakte ze door het samenklappen van de rotsen het uiterste randje van haar staart kwijt. Ze wachtten nu tot de rotsen weer uiteengingen, en voeren er met steun van Hera zo hard mogelijk roeiend tussendoor, waarbij wel de punt van de versiering op de achtersteven van het schip eraf geslagen werd. Sindsdien staan de Samenklappende Rotsen stil; want volgens de bepalingen van het lot zouden ze volledig stil blijven staan, zodra het een schip zou lukken hen te passeren. [23] De Argonauten bereikten nu het land van de Mariandyniërs, waar ze vriendelijk ontvangen werden door koning Lycus. Daar stierf Idmon, de ziener, doordat een everzwijn hem verwondde, en ook Tiphys stierf, waarna Ancaeüs beloofde het schip te sturen. Toen ze langs de Thermodon en de Kaukasus gevaren waren, bereikten ze de rivier de Phasis; die stroomt door het Colchische land. Nadat het schip in de haven was binnengelopen, begaf Iason zich naar Aeëtes en verzocht hem, na verteld te hebben over de opdracht van Pelias, het vlies aan hem te geven; hij beloofde dat hij dat zou doen, als Iason de stieren met bronzen poten in zijn eentje onder het juk kon spannen. Hij beschikte namelijk over twee enorm grote stieren, een geschenk van Hephaestus, die bronzen poten hadden en uit hun bek vuur bliezen. Die moest hij dus onder het juk spannen en daarna drakentanden zaaien; hij had namelijk van Athena de helft van de tanden gekregen die Cadmus in Thebe gezaaid had*. Terwijl Iason zich geen raad wist hoe hij de stieren zou kunnen inspannen, werd Medea verliefd op hem; ze was de dochter van Aeëtes en Idyia, de dochter van Oceanus, en was een tovenares. Uit angst dat hij door de stieren vernietigd zou worden, beloofde ze dat ze hem, zonder dat haar vader het merkte, zou helpen bij het inspannen van de stieren en zou zorgen dat hij het vlies in handen kreeg als hij zwoer dat zij zijn vrouw zou zijn en hij haar op zijn schip zou meenemen naar Hellas. Toen Iason dat zwoer, gaf ze hem een tovermiddel* waarmee hij zijn schild, zijn speer en zijn lichaam moest insmeren op het moment dat hij de stieren wilde inspannen; als hij zich daarmee had ingesmeerd, zei ze, zou hij één dag lang onkwetsbaar zijn voor vuur en ijzer. Ze legde hem uit dat er, wanneer hij de tanden zou zaaien, gewapende mannen uit de aarde zouden oprijzen om hem te bedreigen; wanneer hij zag dat die een dichte groep vormden, moest hij van een afstand stenen tussen hen in gooien, en wanneer ze daarom met elkaar vochten, moest hij hen doden. Toen Iason dat gehoord had en zich met het middel had ingesmeerd, begaf hij zich naar het woud van het heiligdom om de stieren op te sporen, en zodra ze met laaiend vuur op hem af stormden, bracht hij ze onder het juk. Toen hij vervolgens de tanden zaaide, rezen uit de aarde gewapende mannen op; wanneer hij zag dat ze ergens met meerderen waren, gooide hij ongezien stenen naar hen toe, waarop ze met elkaar begonnen te vechten; dan ging hij erop af en doodde ze. Ook al waren de stieren onder het juk gebracht, toch wilde Aeëtes het vlies niet geven; hij wilde liever de Argo platbranden en de opvarenden doden. Maar voor het zo ver was, bracht Medea Iason 's nachts naar het vlies, bracht de draak die het bewaakte, met tovermiddelen in slaap en ging, in het bezit van het vlies, samen met Iason aan boord van de Argo. Ook haar broer Apsyrtus sloot zich bij haar aan. Zo voeren de Argonauten >s nachts met hen weg. [24] Toen Aeëtes erachter kwam wat Medea had durven doen, zette hij de achtervolging op het schip in; maar toen Medea hem dichterbij zag komen, vermoordde ze haar broer, sneed zijn lijk in stukken en wierp die in zee. Omdat Aeëtes de lichaamsresten van zijn zoon wilde verzamelen, raakte hij bij de achtervolging achterop; daarom keerde hij terug en begroef de resten van zijn zoon die hij had weten te redden, op een plek die hij Tomi* noemde. Hij stuurde een groot aantal Colchiërs op weg om de Argo te zoeken met het dreigement dat zij, als ze Medea niet mee terugbrachten, zelf de voor haar bestemde straf zouden ondergaan. Zij splitsten zich en gingen verschillende kanten op om haar te zoeken. De Argonauten voeren inmiddels al over de rivier de Eridanus*, toen Zeus uit woede over de moord op Apsyrtus een zware storm op hen af stuurde en hen uit de koers dreef. En toen ze langs de Apsyrtische eilanden voeren, sprak het schip en zei dat de woede van Zeus pas zou bedaren, als ze naar Ausonië* reisden en daar door Circe gereinigd werden van de moord op Apsyrtus. Zij voeren daarop langs de Ligurische en Keltische volkeren, staken de Sardijnse Zee over, passeerden Tyrrhenië* en kwamen aan in Aeaea*, waar ze zich als smekelingen tot Circe wendden en gereinigd werden. [25] Toen ze langs de Sirenen voeren, kon Orpheus de Argonauten in bedwang houden door een tegenmelodie te zingen. Alleen Butes sprong van boord en zwom in hun richting, maar Aphrodite haalde hem uit zee en liet hem wonen in Lilybaeüm. Na de Sirenen stuitte het schip op Charybdis en Scylla en de Dwalende Rotsen*, waarboven ze een hevig vuur en rook zagen oprijzen. Maar Thetis leidde met steun van de Nereïden het schip er op verzoek van Hera tussendoor. Toen ze het eiland Thrinacia waren gepasseerd, waar de runderen van Helios zich bevonden, bereikten ze het eiland van de Phaeacen, Kerkyra, waar koning Alcinoüs heerste. Intussen konden de Colchiërs het schip niet vinden; daarom vestigden sommigen zich in de Ceraunische Bergen, anderen reisden naar Illyrië en stichtten een stad op de Apsyrtische eilanden. Enkele Colchiërs echter kwamen bij de Phaeacen terecht, waar ze de Argo aantroffen en Alcinoüs vroegen om Medea aan hen uit te leveren. Hij antwoordde dat hij haar, als ze al met Iason was samen geweest, aan hem zou geven; maar als ze nog maagd was, zou hij haar terugsturen naar haar vader. Maar Arete, de vrouw van Alcinoüs, verbond net op tijd Medea met Iason in het huwelijk; daarop bleven de Colchiërs bij de Phaeacen wonen en voeren de Argonauten weer verder, met Medea. [26] Toen ze 's nachts op zee voeren, werden ze overvallen door een zware storm; Apollo had positie ingenomen op de Melantische bergruggen*, vanwaar hij een pijl in zee schoot, wat bliksem veroorzaakte. Zij zagen dicht in de buurt een eiland, waar ze voor anker gingen; ze gaven het, omdat het zo onverwachts was opgedoemd ('anaphanenai'), de naam Anaphe. Ze bouwden er een altaar voor de Stralende Apollo en na een offer te hebben gebracht richtten ze een feestmaal aan. Daarbij maakten twaalf dienaressen, die Arete aan Medea meegegeven had, vrolijk grapjes met de krijgsheren; daarom is het ook nu nog de gewoonte dat de vrouwen bij het offer grapjes maken. Toen ze vandaar weer wegvoeren, verhinderde Talos hen op Kreta aan te leggen. Sommigen zeggen dat hij tot het Bronzen Geslacht* behoorde, anderen dat hij door Hephaestus aan Minos gegeven was; hij was een man van brons, maar sommigen noemen hem een stier. Hij had één ader, die zich van zijn nek tot zijn enkels uitstrekte; aan het eind was de ader met een bronzen pen dichtgeslagen. Die Talos rende driemaal daags het eiland rond ter bewaking; toen hij dan ook op dat moment de Argo zag naderen, wierp hij stenen naar het schip. Maar hij vond de dood, nadat hij door Medea misleid was, volgens sommigen doordat Medea hem met tovermiddelen waanzinnig maakte, volgens anderen doordat ze beloofde dat ze hem onsterfelijk zou maken en de pen eruit trok, waardoor alle ichor* eruit stroomde en hij stierf. Er zijn ook bronnen die zeggen dat hij gestorven is toen Poeas hem met een pijl in zijn enkel had geraakt. Nadat ze daar één nacht gebleven waren, koersten ze naar Aegina, waar ze water wilden inslaan; daar leidde het halen van water tot een wedstrijd* tussen hen. Vandaar voeren ze tussen Euboea en Locris door en kwamen aan in Iolcus, waarmee ze de hele reis in vier maanden hadden voltooid. [27] Intussen wilde Pelias, omdat hij niet meer rekende op de terugkeer van de Argonauten, Aeson doden; deze vroeg hem toestemming zich zelf te doden, en terwijl hij een offer bracht, dronk hij onbevreesd van het stierenbloed*, waarna hij stierf. De moeder van Iason sprak een vloek uit over Pelias en verhing zich, waarbij ze een nog onmondig kind achterliet, Promachus; maar Pelias doodde ook het kind dat zij achterliet. Toen Iason was teruggekeerd, gaf hij het vlies aan Pelias, maar hoewel hij wraak wilde nemen voor het onrecht dat hem was aangedaan, wachtte hij het juiste tijdstip af. Voor het moment voer hij met de krijgsheren naar de Isthmus, waar hij het schip als wijgeschenk aan Poseidon gaf; later vroeg hij Medea uit te zoeken hoe hij wraak kon nemen op Pelias. Zij ging naar het paleis van Pelias en haalde zijn dochters over hun vader in stukjes te snijden en te koken, met de belofte dat ze hem met tovermiddelen weer jong zou maken; en om hen te overtuigen sneed ze een ram in stukken, kookte die en maakte er een lam van. Zij geloofden haar, sneden hun vader in stukken en kookten hem. Maar Acastus begroef zijn vader met de inwoners van Iolcus en stuurde Iason met Medea in ballingschap weg uit Iolcus. [28] Zij kwamen nu terecht in Korinthe en leefden er tien jaar lang in geluk. Maar later bood Creon, de koning van Korinthe, Iason de hand van zijn dochter Glauce aan, waarop Iason van Medea scheidde en het meisje huwde. Medea riep de goden bij wie Iason gezworen had, te hulp, en na veelvuldige verwijten wegens de ondankbaarheid van Iason, stuurde ze aan de bruid een gewaad dat in vergif gedrenkt was; toen zij dat omsloeg, werd ze samen met haar vader, die te hulp schoot, door een hevig vuur verzengd. Verder doodde Medea de kinderen die ze van Iason had, Mermerus en Pheres, waarna ze op een wagen met gevleugelde draken, die ze van Helios gekregen had, wegvluchtte en in Athene kwam. Er bestaat ook een verhaal dat ze bij haar vlucht haar nog onmondige kinderen achterliet, nadat ze hen bij het altaar van Hera Acraea als smekelingen had neergezet; maar de Korinthiërs zouden hen daar weggehaald en dodelijk verwond hebben. Medea kwam in Athene en kreeg daar, nadat ze met Aegeus gehuwd was, een zoon Medus. Later werd ze na een complot tegen Theseus* met haar zoon uit Athene verbannen. Maar deze onderwierp veel barbaren aan zich en noemde heel het gebied dat nu in zijn macht kwam, Medië. Tijdens een veldtocht tegen de Indiërs vond hij de dood. Medea kwam weer in het land van de Colchiërs zonder herkend te worden, en toen haar daar bleek dat Aeëtes door zijn broer Perses van het koningschap beroofd was, doodde ze hem en herstelde haar vader in de koningsmacht. |