Aantekeningen Boek I I 4: Kronos, de jongste, volgt op, net als later Zeus. In III VIII 1: ook Nyctimus. Kennelijk bestaat er een oude traditie waarbij de jongste opvolgt. I 6: De naam Melisseus is verwant aan het Griekse woord voor bij: Zeus zou volgens andere versies door bijen gevoed zijn. I 7: Amalthia is een geit. II 1: De helm maakte de drager onzichtbaar. II 1: Het rijk van Hades is de onderwereld. De formulering is in zoverre vreemd dat Pluto de gebruikelijke naam in het Latijn is voor de Griekse god van de onderwereld Hades. II 2: Het achtervoegsel –ide betekent ‘nakomeling van’: zo ook Nereïde, Heraclide enz. II 2: Leto wordt in het Latijn Latona genoemd. II 4: Chiron zou door Kronos in de gestalte van een paard verwekt zijn. II 6: Zie II IV 2. III 1: De Horen zijn ook de seizoenen lente, zomer en winter. Doorgaans deelde men in de Oudheid het jaar in drieën in. III 1: Gangbaarder is de versie dat Aphrodite uit het schuim van de zee was geboren en dat Persephone een dochter van Demeter was. Persephone wordt in het Latijn Proserpina genoemd. III 2: Heracles wordt in het Latijn Hercules genoemd. III 2:Hij werd gedood omdat hij als weduwnaar geen aandacht voor andere vrouwen had; er worden nog andere redenen genoemd voor zijn dood. De Maenaden zijn bezeten vrouwen in het gevolg van Dionysus. III 4: Corybanten: priesters van de moedergodin Cybele, die o.a. op Samothrace met een mysteriëndienst vereerd werd. III 4: Voor de Sirenen zie E VII 18. Odysseus heet in het Latijn Ulysses. IV 1: Volgens anderen is Artemis op het eiland Ortygia (= huidige Rheneia) geboren. Op Delos vonden geen geboortes en geen begrafenissen plaats. IV 1: Pan: een ander dan de zoon van Hermes en Penelope. IV 1: Uit een spleet in de aarde zouden hallucinerende dampen opstijgen; daarvan is niets teruggevonden. IV 2: Athena zag haar bolle wangen weerspiegeld in het water. IV 4: Ares heeft een verhouding met Aphrodite. IV 5: In een andere versie wordt hij gedood door een schorpioen na een poging Artemis aan te randen; de schorpioen is nu het sterrenbeeld waarvoor Orion vlucht. IV 5: Rhode = Rhodos; de Zonnegod Helios was de beschermgod van Rhodos. V 1: Bij Hermione bevond zich een kloof die naar de onderwereld zou leiden; de inwoners begroeven hun doden vanwege de korte afstand zonder de obool in de mond die de andere Grieken meegaven als veergeld voor veerman Charon. V 1: De Callichorus-put (‘Put van de mooie dans’) is teruggevonden. V 1: De Thesmophoriën zijn een vrouwenfestival, waarbij vaak platte grappen werden gemaakt. V 3: Kore (= meisje) is een andere naam voor Persephone. V 3: Wie in de onderwereld voedsel eet, kan niet meer terug. V 3: Voor Ascalaphus zie II V 12. V 3:Volgens anderen is Persephone de helft van het jaar beneden en boven. VI 2: De thyrsus is het attribuut van de vrouwelijke volgelingen van Bacchus: een met klimop en wijnrank omwikkelde staf bekroond door een pijnappel. VI 2: Nisyros is een klein vulkanisch eiland ten zuiden van Kos. VI 2: De helm die onzichtbaar maakt, zie I II 1. VI 3: De Grieken meenden dat de Egyptenaren daarom dieren als goden vereerden. VI 3: Bijnaam van Pan, verwijzend naar zijn geitenpoten (aig- = geit). VI 3: Het verhaal ovder de eendagsvruchten is verder onbekend. Misschien is er vergankelijk, menselijk voedsel mee bedoeld, dat hem eerder verzwakt dan versterkt. VII 1: Het merg in de stengel houdt vuur zeer lang smeulend. VII 1: Voor Heracles en Prometheus zie II V 11. VII 2: Na het gouden en zilveren geslacht kwam het bronzen geslacht; de mensheid wordt in de loop der tijd steeds slechter. VII 4: Heosphorus (= morgenbrenger) is een naam voor de planeet Venus als morgenster. VII 6: Najaden zijn nimfen, lagere godinnen van rivieren en bronnen. VII 6: Niet de Cureten van Kreta, maar een volk in Aetolië. VIII 1: Bij de stichting van Rome doodde Romulus zijn tweelingbroer Remus toen deze voor de spot over zijn stadswal in aanbouw sprong. VIII 1: Heracles en Acheloüs, zie II VII 5. VIII 2: Polydeuces is meer bekend onder zijn Latijnse naam Pollux. VIII 3: Het zijn parelhoenders; het helmparelhoen heeft als wetenschappelijke naam Numida meleagris. VIII 5: Gorge is de dochter van Oeneus VIII 5: Voor de strijd tegen Thebe zie III VI 3. VIII 6: De haard van Telephus: het is niet duidelijk wat bedoeld is. IX 1: Het offer van Phrixus: van zijn nakomelingen moest de oudste zoon geofferd worden als hij het stadhuis binnenkwam; later zou een ram in zijn plaats gekozen zijn. IX 2: Zie ook III VI 3. IX 3: Voor Bellerophon en de Chimaera zie II III 1. IX 3: Elders wordt verteld dat Sisyphus gestraft werd omdat hij de Dood vastbond, zodat niemand meer stierf, totdat Ares de Dood weer bevrijdde. IX 4: Zie voor Cephalus en Procris ook II IV 7 en III XV 1. IX 5: Zie III X 4 e.v. IX 7: De stad Salmone. IX 8: Pelias zou in een andere versie door een merrie gezoogd zijn, Neleus door een teef. Ze zijn te vergelijken met de stichters van Rome, de tweeling Romulus en Remus, die ook te vondeling werden gelegd, door een wolf werden gezoogd en elkaar de macht betwistten. IX 12: Voor Melampus en Dionysus in Argos zie ook II II 2. IX 13: De Epigonen zijn de zoons van de Zeven koningen die tegen Thebe streden; zie III VII 2. IX 14: Archemorus, zie III VI 4. IX 15: Apollo als dienaar, zie III X 4. IX 16: Aetolische soldaten liepen doorgaans met een blote rechtervoet. IX 16: In Dodona bevond zich een oud orakel van Zeus, waar priesters het geruis van de boombladeren interpreteerden. IX 16: Boreas is (de god van) de noordenwind. IX 18: Naam van de oudste bewoners van Grieks gebied, of, beperkter, van een volk in Thessalië. IX 21: Ook de Thebaanse ziener Tiresias was blind gemaakt. IX 21: estrafe: de stam straf- van deze Griekse werkwoordsvorm is dezelfde als Stroph-. IX 21: Apollonius van Rhodos (3e eeuw v.Chr.) heeft een groot epos gedicht over de tocht van de Argonauten, dat bewaard is gebleven. IX 23: Voor de drakentanden van Cadmus zie III IV 1. IX 23: Het tovermiddel van Medea zou gemaakt zijn uit een plant die op de Kaukasus groeide, op de plek waar bloed van Prometheus op de grond was gedruppeld. IX 24: De schrijver suggereert dat de naam Tomi is afgeleid van het Griekse woord voor ‘snijden’. IX 24: Eridanus is de oude naam van de Po. IX 24: Ausonië is een oude naam van Italië. IX 24: Tyrrhenië is Etrurië, het huidige Toscane. IX 24: Aeaea wordt bij Sicilië of voor de kust van Campanië gelokaliseerd. IX 25: Met de Dwalende Rotsen worden waarschijnlijk de Liparische eilanden bedoeld. IX 25: Melantische bergruggen: de bedoelde plek is onbekend. IX 26: Voor het Bronzen Geslacht zie aantekening bij I VII 2. IX 26: Ichor is het vocht dat bij goden door de aderen stroomt. IX 26: Zo wordt de oorsprong van een hardloopwedstrijd op Aegina verklaard, waarbij jongens renden met een volle kruik water op hun schouders. IX 27: In de oudheid werd stierenbloed als vergif beschouwd. IX 28: Voor het complot zie E I 5 e.v. Boek II I 1: De schrijver stelt Apis gelijk aan de Egyptische heilige stier Apis, die als god vereerd werd onder de naam Serapis. I 2: Zie III VIII 1 I 3: Hiërax was een jongeman die Argus tijdig wekte; Hermes doodde hem en veranderde hem in een havik (= hiërax). I 3: Bosporus (bos=koe, porus=doorgang) = Coevorden, Ossendrecht, Oxford. I 3: Bij de Egyptenaren wordt Isis afgebeeld met op haar hoofd de hoorn van de wassende maan; zij zwerft ook voortdurend rond, op zoek naar het lichaam van de gedode Osiris. I 4: Libië is de gebruikelijke naam voor Afrika. I 4: ‘later’: zie II III 1 I 4: Melampoden (= Zwartvoeten): een oude bijnaam van de Egyptenaren. I 5: Het optreden van Nauplius: zie E VI 7-11. I 5: ‘De Terugkeer’ is een verloren gegaan epos over de terugkeer van de Griekse helden na de verovering van Troje. II 1: ‘ruzie met elkaar’: Jakob en Ezau ruzieden ook in de moederschoot. IV 1: Voor het conflict: zie II II 1. IV 2: Voor het huwelijk van Hippodamia: zie E II 4 e.v. IV 2: Wie Gorgo aankeek versteende. IV 2: Van Hesiodus hebben we een fragment van Het schild van Heracles. IV 4: De orakeluitspraak: zie II IV 1. IV 5: De gouden haar: zie II IV 7. Ziem ook de purperen haar van Nisus in III XV 8. IV 5: Electryon: zoals vele anderen trouwt hij met de dochter van zijn broer. IV 5: De Ilithyiën (doorgaans maar een) zijn godinnen die waken over de bevalling. IV 6: Grootvader: Mestor was om juist te zijn hun over-over-grootvader. IV 7: Voor Procris zie III XV 1. IV 8: Tiresias is de officiële ziener van de stad Thebe. IV 11: Minyers: zo worden de inwoners van Orchomenos genoemd, naar een oude koning Minyas. IV 11: Voor Eurytus zie II IV 9. IV 12: Pythia is de gebruikelijke benaming voor de priesteres van het orakel van Apollo in Delphi. IV 12: Alcides betekent ‘kleinzoon van Alcaeüs’. V 2: De krab zal als dank door Hera als sterrenconstellatie aan de hemel geplaatst worden. V 4: Er bestaan ook eik-nimfen. V 6: Deze vogels gebruikten hun veren als pijlen. V 8: Er bestaan vele bergen met de naam Olympus; deze ligt in Arcadië. V 9: Het verhaal over Hesione vertoont grote overeenkomst met dat over Perseus en Andromeda (II IV 3). V 9: Voor Ganymedes zie III XII 2. V 9: Oorlog tegen Troje: zie II VI 4. V 10: Met de uithoek is waarschijnlijk het N.O. van de Egeïsche Zee bedoeld. V 11: De Hesperiden zijn de dochters van Hesperus, de avondster; zij bewaken in de meeste versies de appels en wonen in het verre westen. V 11: Voor Epaphus zie II I 3-4. V 11: Prometheus was vastgebonden met kettingen en olijftwijgen. V 11: Voor Chiron zie II V 4. V 11: Voor de cursivering zie Verantwoording voorin deze uitgave. V 12: Het aantal koppen van Cerberus kan bij anderen oplopen tot honderd. V 12: Bij de mysteriëndienst in Eleusis gaat het om een met geheimzinnigheid omgeven eredienst voor Demeter en Persephone. V 12: Voor Theseus en Pirithoüs in de onderwereld zie E I 23 e.v. V 12: Voor Ascalaphus zie I V 3. VI 1: Zoals hij de kinderen van Megara doodde in II IV 12. VI 3: De Cercopen waren twee schurken die hij ondersteboven aan een staak hing en zo naar het gevang bracht. VI 3: Dit Aulis ligt in Lydië. VI 3: De tocht naar Colchis is de tocht van de Argonauten, zie I IX 16 e.v. VI 3: Voor het Calydonische zwijn zie I VIII 2 e.v. VI 3: Voor de actie van Theseus zie E I 1 e.v. VI 4: Zijn naam wordt door de schrijver ten onrechte afgeleid van het Griekse woord priamai = kopen. VII 1: Hera opgehangen aan de Olympus, zie I III 5. VII 1: Voor de strijd tegen de Giganten zie I VI 1 e.v. VII 2: Een altaar werd alleen voor goden gebouwd; Apollodorus vergist zich hier waarschijnlijk. VII 2: De twaalf goden zijn de bewoners van de Olympus. VII 4: Heracles en Auge: zie ook III IX 1. VII 4: Apollodorus lijkt zijn naam ten onrechte af te leiden van de woorden thele (= moederborst) en elaphos (= hinde). VII 5: Amalthea was de geit die Zeus voedde (I I 7). VII 6: Het gaat om de zoons van Heracles die hij bij de vijftig dochters van Thespius had. Zie II IV 10. VII 7: De Dryopen zijn een wild volk, oorspronkelijk uit Macedonië, later op meerdere plaatsen in Griekenland te vinden. VII 7: Het verhaal over Thiodamas doet denken aan II V 11. VII 7: Voor Eurytus zie II VI 1 e.v. VII 8: Croesus is de spreekwoordelijk rijke koning van Lydië in Klein-Azië; hij leefde in de 6e eeuw v. Chr. VIII 2: In de lacune is misschien verteld, hoe Hyllus in de strijd tegen de Peloponnesiërs door Echemus, de koning van Tegea, werd gedood. Er werd een verdrag gesloten met de bepaling dat de Heracliden zich terugtrokken; vijftig jaar lang zouden ze wegblijven uit de Peloponnesus. VIII 2: Aristomachus was een kleinzoon van Hyllus. VIII 2: Naupactus (= schip-gebouwd) ligt bij het smalste deel van de Golf van Korinthe, op de N. kust. VIII 3: Met de ziener wordt zijn boze schim bedoeld. Boek III I 1: Verteld in II I 4. I 1: In Thracië, d.w.z. op een eiland voor de kust van Thracië. I 4: Voor de verbanning van Daedalus zie III XV 8. I 4: Het citaat komt waarschijnlijk uit een verloren gegane tragedie. I 4: Latere behandeling in III XV 7-9 en E I 7-11. II 2: Agamemnon en Menelaüs worden door o.a. Homerus zonen van Atreus genoemd; volgens Apollodorus en vele anderen zijn ze kleinzonen van Atreus via hun vader Plisthenes. III 1: Glaucus is de zoon van Minos en Pasiphaë, zie III I 2. III 2: Over de Trojaanse zieneres Cassandra wordt eenzelfde verhaal verteld; Apollo had haar uit liefde de zienerskunst geschonken, maar toen ze zijn liefde niet beantwoordde, spuwde hij in haar mond, waardoor niemand haar woorden geloofde. IV 1: Sparten betekent ‘gezaaiden’. Ook Iason kreeg van Athena enkele tanden, zie I IX 23. IV 2: Oude astronomen noemden de periode die verstreek totdat de zon, maan en planeten weer dezelfde positie ten opzichte van elkaar innamen, wel een eeuwig jaar. IV 3: Zie voor Ino en Athamas ook I IX 1-2. IV 3: De Hyaden zijn een sterrenbeeld in de kop van de Stier; hun ondergang in november kondigt een regentijd aan. IV 4: De passage tussen rechte haken is waarschijnlijk vanuit een andere tekst ingevoegd. V 1: De moedergodin Rhea wordt ook onder andere namen, o.a. Cybela, met een mysteriëndienst vereerd. V 4: De Elyzeese Velden zijn de plaats in het hiernamaals waar de deugdzamen zich bevinden. V 5: In de lacune moet gestaan hebben dat ze naar Thebe kwamen. V 7: Oedi-pus = Zwel-voet. VI 1: Voor het halssnoer en het gewaad zie III IV 1. VI 1: Tydeus’ verbanning uit Calydon, zie I VIII 5. VI 2: Eriphyle is de vrouw van Amphiaraüs. VI 3: Mecisteus is de broer van Adrastus, zie I IX 13. VI 4: Voor Thoas zie I IX 17. VI 4: Archemorus betekent ‘begin van onheil’. VI 7: Voor de Sparten zie III IV 1. VI 7: Het citaat is ingevoegd uit een verloren gegaan gedicht, genaamd Melampodia. VII 1: Voor het Altaar van Genade zie II VIII 1. VII 1: Smekelingen droegen als herkenningsteken een olijftak mee. VII 2: Ook haar zoons, zoals ze eerder haar man Amphiaraüs had overgehaald (III VI 2). VII 5: Oïcles is zijn grootvader. VII 5: Onvruchtbaarheid ten gevolge van een moord gebeurt ook in het geval van Pelops; zie III XII 6. VII 5: De riviergod en zijn rivier hebben uiteraard dezelfde naam. VII 7: Dit Argos ligt in Acarnanië. VIII 1: Eerder, d.w.z. in II I 1. VIII 1: Trapeza is het Griekse woord voor tafel. VIII 2: Zie voor de vloed I VII 2. VIII 2: De naam Arcas werd in volksetymologie in verband gebracht met arktos = beer. IX 1: Zie voor Auge ook II VII 4. IX 2: Een stadion is een oude Griekse lengtemaat, ca. 190 meter. IX 2: Zie voor de expeditie III VI 3. X 1: Voor Zethus en Amphion zie III V 5. X 2: Volgens een oud-Griekse gedwoonte werden pasgeborenen daarop gelegd als teken van rijkdom en vruchtbaarheid. X 2: Steentjes werden zonder te kijken uit een pot gepakt. X 3: Voor de dood van Hyacinthus zie I III 3. X 3: Voor Periëres zie ook I IX 5. X 3: Voor de Dioscuren zie III XI 2. X 3: Voor Glaucus zie III III 1. X 3: De passage tussen haken lijkt in de tekst te zijn binnengeslopen: nergens anders spreekt Apollodorus op eigen titel. X 5: Zie voor de dood van Hippocoön II VII 3. X 7: Voor de schaking van Helena zie E I 23. XI 1: Dioscuren = jongens van Zeus. XII 3: Vergelijk Ilus met Cadmus en de stichting van Thebe, III IV 1. XII 3: ‘de voeten bij elkaar’, duidt wellicht op ouderdom, zoals men in Egypte beelden maakte. In de Griekse beeldhouwkunst worden de benen pas in de 7e e. v.Chr. geheel van elkaar losgemaakt. XII 3: De aegis is het schild van Zeus, gemaakt van het geitenvel (aig- = geit) van Amalthea die hem als boreling gevoed had. XII 3: Ate is de godin van onheil en verblinding. XII 5: ‘kort hiervoor’ in II VI 4. XII 5: Vergelijk Cassandra ook met Glaucus in III III 2. XII 6: Voor de straf van Sisyphus zie I IX 3. XII 6: Het Griekse woortd voor ‘zeehond’is phoke. XII 6: Van het woord voor adelaar, aietos, zou volgens sommigen de naam Aiax zijn afgeleid. XII 7: Zie voor Hesione en Talamon ook II VI 4. XIII 2: Voor de reiniging zie ook I VIII 2. XIII 3: Voor de worstelstrijd zie III IX 2. XIII 5: Zie voor dergelijke veranderingen ook II V 11 en II VII 5. XIII 6: Zo handelt ook Demeter met Celeus in I V 1. XIII 6: De naam Achilles zou volgens deze volksetymologie afgeleid zijn van a- (= on-, niet) en cheilos (= lip). XIII 7: Zie voor Astydamia III XIII 3. XIII 7: ‘tussen die stukken door’: er zijn meerdere reinigingsriten bekend waarbij men tussen stukken van een geslachte hond door loopt. XIII 8: Hij zou als koopwaar een kist met stoffen en een zwaard getoond hebben; toen het trompetsignaal klonk, een teken van strijd, greep Achilles onmiddellijk het zwaard. XIII 8: Men veronderstelt hier een lacune; het verhaal is niet af. XIV 1: Zijn bovenlichaam was menselijk, zijn onderlichaam slangachtig. XIV 2: De Areopagus (= ‘heuvel van Ares’ of ‘heuvel van vervloekingen’) is een heuvel bij de akropolis van Athene, waar in historische tijden de rechtbank die moordzaken behandelde, die ook Areopagus genoemd werd, zitting hield. Zie ook III XV 1 en III XV 9. XIV 3: Als vader van Phaëthon wordt meestal Helios genoemd. XIV 4: De harsdruppels uit de mirreboom zouden de tranen van Smyrna zijn. XIV 4: Ten aanzien van Persephone zelf is een soortgelijke beslissing genomen, zie I V 3. XIV 6: De naam Erichthonios zou volgens sommigen afgeleid zijn van erion (= wol) en chthon (= grond). XIV 7: Demeter in Eleusis, zie I V 1. XV 1: Poseidon werd in Athene gelijkgesteld aan Erechtheus. XV 1: Voor de ontvoering zie III XV 2. XV 1: Voor de Areopagus zie III XIV 2 en aantekening. XV 2: Voor de tocht van Iason zie I IX 21. XV 3: Zie voor de verblinding van Phineus en zijn zoons I IX 21. XV 3: In I IX 21 straffen ze hem niet, maar verlossen ze hem juist van de Harpijen. XV 8: Vergelijk Nisus en Scylla met Pterelaüs en Comaetho in II IV 5 en 7. XV 8: De passage tussen haken is gezien de herhaling van wat juist verteld is, waarschijnlijk later in de tekst geslopen. XVI 1: Zie voor het zwaard en de sandalen III XV 7. XVI 2: In andere versies bond hij zijn slachtoffers aan de toppen van twee gebogen pijnbomen die hen, zodra ze loszwiepten, in tweeën scheurden. Ter verzoening van de moord op Sinis zou Theseus de Isthmische Spelen ingesteld hebben. Epitome I 4: Hij is bekender onder de naam Procrustes. I 5: Zie voor Medea in Athene I IX 28. I 9: De kinderen zijn de overige Atheense jongens en meisjes. I 10: Volgens veel andere schrijvers stortte Aegeus zich in de zee die sindsdien naar hem heet. I 11: Voor Pallas zie III XV 5. Zijn vijftig zoons waren rivalen voor de troon. I 12: Icarische Zee was de naam van de Egeïsche Zee nabij het eiland Icaria. I 17: Deze Deucalion was een zoon van Minos en een broer van Phaedra. I 21: De passage tussen < > staat niet in de tekst van Apollodorus, maar wordt wel elders geciteerd als uit zijn werk afkomstig; in dat geval komt het verhaal over Pirithoüs logischerwijs na dat over zijn vader Ixion. I 23: Voor Theseus en Helena zie ook III X 7. I 23: Aethra is de moeder van Theseus. I 23: Menestheus stamde net als Theseus af van Erechtheus. Zijn ballingschap ??? I 24: Voor Theseus in de onderwereld zie ook II V 12. II 2: Broteas is een zoon van Tantalus. II 3: Omdat Demeter of Thetis gedachteloos wat van de schouder had gegeten, gaven de goden hem een ivoren schouder. II 8: De Myrtoïsche Zee is een deel van de Egeïsche Zee ten O. van Attica. II 15: De cursieve passages, die niet in de overgeleverde tekst staan, komen uit andere teksten die Apollodorus citeren of een verhaal aan hem toeschrijven. II 16: Voor de opvolging door Menelaüs zie ook III XI 2. III 2: Eris, godin van de twist, was als enige van de goden niet uitgenodigd bij de bruiloft van Thetis en Peleus; daarom gooide ze de appel tussen de gasten. III 3: Zie voor de dood van Catreus III II 1. III 6: Zie voor de eed III X 9. III 7: Bekender is de versie waarin Odysseus een os en een paard voor zijn ploeg spant, het strand omploegt en zout in de voren strooit; Palamedes legt dan Telemachus voor de ploeg, waarna Odysseus door de mand valt. III 10: Anius was koning van Delos, waar zich een orakel van Apollo bevond III 10: Elaïs is afgeleid van het Griekse woord voor olijf, Spermo van het woord voor zaad, Oeno van het woord voor wijn. Wat zij aanraakten, veranderde in het product dat hun naam beschreef. In de oorspronkelijke tekst van Apollodorus stond waarschijnlijk vermeld dat deze dochters te hulp werden geroepen om het leger in Aulis van voedsel te voorzien. III 14: De totalen kloppen niet. III 16: Al was hij zo jong, hij was wel de zoon van de zeegodin Thetis. III 20: Zie ook wat Iphiclus overkwam in I IX 12. III 21: Zie E II 10. III 29: Het woord ‘barbaren’ is de gebruikelijke Griekse term voor al degenen die geen Grieks spreken zonder hen daarmee als onbeschaafd te kwalificeren. III 32: Er was voorspeld dat Troje niet veroverd kon worden als Troïlus, een zoon van Priamus, twintig jaar zou worden. IV 1: Er moet hier een lacune in de tekst zijn; de dochter van Chryses, priester van Apollo, heette Chryseïs. Zij was buitgemaakt en aan Agamemnon toegewezen; toen deze haar wegens de woede van Apollo weer moest afstaan, eiste hij Briseïs van Achilles als compensatie. Daarop trok Achilles zich terug uit de strijd. IV 1: De wapenstilstand was door Grieken en Trojanen gesloten om de oorlog te beslissen door een duel tussen Menelaüs en Alexander (= Paris), waarin Menelaüs overwon. V 2: Dit verhaal staat ook in E I 17 bij Theseus vermeld. De tekst van de Epitome is samengesteld uit twee af en toe flink verschillende handschriften. V 3: Achilles zou door zijn moeder Thetis direct na zijn geboorte in de onderwereldrivier Styx zijn ondergedompeld, waarbij ze hem aan zijn hiel had vastgehouden. V 7: Zelfmoordenaars werden niet gecremeerd. V 10: Neoptolemus was de zoon van Achilles en Lycomedes’dochter Deidamia. V 10: Zie voor het Palladium III XII 3. V 21: Odysseus en Menelaüs hadden een band van gastvriendschap met Antenor. V 22: Deïphobus was na de dood van Alexander met Helena getrouwd. V 22: Voor Aethra zie E I 23. V 22: Aiax wordt gestraft in E VI 6. V 23: Astyanax was het zoontje van Hector en Andromache. V 23: Polyxena was een dochter van Priamus; Achilles had met haar willen trouwen. V 23: Hecuba zou later in een hond veranderd zijn. VI 7: Zie voor Nauplius ook II I 5. VI 8: Zie voor zijn dood E III 8. VI 12: Phoenix was de leermeester van Neoptolemus’ vader Achilles geweest. VI 13: Voor Deïdamia zie III XIII 8. VI 14: Orestes werd waanzinnig toen hij zijn moeder Clytaemnestra had gedood om zijn vader Agamemnon te wreken. VI 15a e.v.: De cursieve passages zijn weer aanvullingen uit andere werken waarin Apollodorus geciteerd wordt. VI 16: Demophon, de zoon van Theseus, was naar Troje gekomen om zijn moeder Aethra te redden. VI 17: De inhoud van het kistje is niet te achterhalen. VI 27: De tekst van deze passage is zeer onbetrouwbaar. VI 29: Voor het evenbeeld zie ook E III 5. VII 8: Hier is een lacune, maar in het verhaal lijkt niets wezenlijks te ontbreken. VII 12: Idem. VII 15: In Homerus’ Odyssee veranderen ze allemaal in varkens. VII 16: Homerus spreekt ook van ‘moly’; wat het is, is een raadsel. VII 16: Zie voor Telegonus (= ver weg geboren) ook E VII 36 e.v. VII 19: Er bestaat al in de Oudheid geen eensgezindheid over het uiterlijk van de Sirenen, die wel als deels vrouw, deels vogel beschreven en afgebeeld worden. VII 20: Voor de Dwalende Rotsen zie ook I IX 22. VII 32: Homerus spreekt van een bokswedstrijd. VII 33: De boog was van Iphitus’ vader Eurytus geweest; zie voor deze ook II IV 9 en VI 1. VII 39: Amphinomus was de hiervoor als eerste genoemde vrijer van Penelope. |