W : winden

winden

Donald Hord : Aeolus (1957)

Volgens de opvatting der Grieken was Zeus de heerscher over al hetgeen er in het luchtruim voorviel, dus ook over de winden. Naar zijn goedvinden zond hij ze uit over land en over zee. Ook Hera deelde in die heerschappij. Ja zelfs andere goden, zooals Poseidon, Pallas Athena en Apollo konden aan hunne beschermelingen eenen gunstigen wind medegeven, of hen door tegenwind in het verderf storten. Ook van de Nymph Kalypso wordt verhaald, dat zij aan Odysseus eenen gunstigen wind medegeeft. Toch kende de grieksche mythologie ook goden, wier uitsluitende taak het was, om over de winden te heerschen.Gewoonlijk stelde men zich deze windgoden voor als geweldige wezens, uit het geslacht der goden gesproten, onstuimig van aard en toegerust met groote kracht. Evenwel werden zij ook als zegenaanbrengende godheden beschouwd, omdat men gevoelde, dat zij in het leven der natuur niet konden gemist worden. De Grieken onderscheidden daarom de winden van de stormen,die, naar men meende, door Typhon (Zie aldaar.) werden verwekt. De stormwind, die van dezen uitgaat, brengt altijd verwoesting aan, hetzij hij den oogst verwoest, of de zee tot verderf der schippers onstuimig maakt. -
De goden der verschillende winden dragen de namen van
Boreas, Notos, Euros en Zephyros (de Noorde-, Zuide-, Ooste- of Zuid-Ooste- en Westewind). Zij zijn zonen van Astraios en Eos. Andere namen van winden, die ook somtijds bij de Grieken als personen beschouwd werden, waren Apeliotes (Oostewind), Libs (Zuidwestewind), Skiron (Noordwestewind) en Kaikias (Noordoostewind). (Zie nadere bijzonderheden omtrent hen op hunne verschillende namen.) Die verschillende persoonlijkheden zijn afgebeeld op den zoogenaamden toren der winden, welke te Athene nog bestaat, en die vroeger een wateruurwerk bevatte, terwijl op zijnen top eene windvaan geplaatst was. -
Er was bij de Grieken evenwel ook nog eene andere opvatting omtrent het bestaan der winden. Sommige dichters verhalen, dat zij wonen in het ripaiïsche of hyperboreïsche gebergte, dat men zich in het hooge noorden gelegen dacht, of in het ruwe, stormachtige Thrakië, waar b. v.
Iris een bezoek bracht aan Zephyros, toen Achilles dezen noodig had om den brandstapel van Patroklos in vlam te zetten. Anderen daarentegen spreken van een mythisch eiland Aiolia, in het verre westen gelegen, waarover Aiolos, de zoon van Hippotes, heerschte, dien Zeus tot bestuurder der winden had aangesteld, en wien hij de macht gegeven had om elken wind te laten waaien of te doen bedaren. Op dat eiland kwam ook de groote zwerver Odysseus. Hoe deze eerst zijne gunst verwierf en later door hem verstooten werd, is verhaald onder Aiolos en Odysseus. -
De namen, door de Romeinen aan de grieksche personificatiën der winden gegeven, zijn de volgende
: Boreas, Auster (Notos), Favonius (Zephyros), Aquilo (Kaikias), Subsolanus (Euros), Vulturnus (Euros), Africus (Libs), Corus (Skiron).
Uit die romeinsche namen blijkt reeds, dat ook de Romeinen de winden als wezens van goddelijke natuur hebben vereerd. Ook zij beschouwen hen als daemonen, die òf ten zegen konden zijn, òf onheil konden aanbrengen. Onder de weldoende winden bekleedde de eerste plaats Favonius, wiens naam (in verband staande met faveo, d. i. "ik begunstig")reeds zijne goede gezindheid aanduidt. Vooral de noordewinden Boreas, Aquilo en Septentrio stonden als kwaaddoende godheden bij de Romeinen en in gansch Italië bekend. -
Ook de zuidewinden evenwel, de Auster en de Africus konden dikwijls gevaar aanbrengen door de stormen, die zij medevoerden, en werden daarom gevreesd. Op verscheidene plaatsen van Italië, vooral op rotspunten, die in zee vooruitspringen, stonden kleine heiligdommen aan de godheden der winden gewijd. Men meende hen door tooverformulieren te kunnen bezweren, en het was een zeer gewoon gebruik om ter afwering van de schade, die zij zouden kunnen aanbrengen eene geschilderde druif in de wijngaarden te plaatsen. Keizer Augustus wijdde op de zuidkust van Gallië eenen tempel aan Circius (den N.n.w.wind), omdat deze met zooveel geweld naar Ostia pleegde te waaien, dat somtijds de huizen van hunne daken werden beroofd, en toch aan den anderen kant frissche lucht en daarmede gezondheid aanbracht. -
Iupiter werd als de heer en meester der winden beschouwd. Hem zijn zij onderdanigheid verschuldigd. Maar ook Neptunus, de god der zee, stond tot hen in eene nauwe betrekking. De aanvoerders van romeinsche vloten offerden evenzeer aan de winden als aan den god der zee, soms door geslachte offerdieren in zee te werpen. De stormwinden, die de zee onveilig maakten, hadden in Rome een eigen heiligdom, hun gesticht door L. Cornelius Scipio, die in het jaar 259 vóór Chr. op eenen krijgstocht tegen de bewoners van Corsica en Sardinië ter nauwernood aan het geweld van den storm was ontsnapt.

Zephyros op een Griekse luchtpostzegel uit 1943.