B : bacchanalia - bellerophon

bacchanalia

Zie Dionysia en Senatusconsultum de Bacchanalibus.

bacchus

Zie Liber Pater en Dionysos.

bacis

De naam van verscheidene beroemde oude profeten en waarzeggers, wier orakels in hooge eer stonden.

baetylia

Zie Baitylia.

baios (baius)

De stuurman van Odysseus, die op Sicilië gestorven en in Campanië te Baiae zou begraven zijn, welke stad naar hem haren naam gekregen heeft.

baitylia (baetylia)

Uit den hemel gevallen steenen, meteoorsteenen, die òf in tempels werden vereerd, òf in handen van bijzondere personen het voorwerp waren van allerlei bijgeloof. Men beschouwde ze als orakels, won door hunne hulp veldslagen, enz. - Men gaf ze ook den naam van Abadir. Beide namen schijnen van Phoenicischen oorsprong te zijn.

bakcheia

Zie Dionysia.

bakchos

Zie Dionysos.

balios (balius)

Een der paarden van Achilleus, dat met zijn makker Xanthos gesproten was uit de verbindtenis van Zephyros met de Harpyië Podarge. Poseidon had ze aan Peleus ten geschenke gegeven, toen deze met Thetis huwde en na den dood van Achilleus nam hij ze weer terug. Volgens sommigen waren het oorspronkelijk Titanen geweest, die Zeus in zijnen strijd tegen de overige Titanen hadden bijgestaan, maar om niet door hunne verwanten herkend te worden op hun verzoek in paarden waren veranderd.

baskania

Zie Fascinum.

bassareus

Een bijnaam van Dionysos, omdat hij en de Bakchanten gewoon waren zich met een vossenvel (bassares, bassaris) te omhullen. Zoowel de naam als de gansche voorstelling was afkomstig uit Egypte.

bato

De wagenmenner van Amphiaraos, die met hem na den slag voor Thebe door de aarde verslonden werd en later als heros werd vereerd.

battos (battus)

(1) Zoon van Polymnestos, uit een geslacht, dat tot op de Argonauten zijnen stamboom kon opvoeren, woonachtig op het eiland Thera, leed aan stotteren en vroeg daarom het orakel van Delphoi om raad. Dit beval hem eene kolonie naar Libyë te voeren, waardoor hij genezen zou. Battos gehoorzaamde, en toen hij op de vreemde kust geland was, ontmoette hij eenen vreeselijken leeuw, waardoor hij zoo verschrikte, dat hij de krachtigste pogingen deed, om zijne medgezellen te hulp te roepen. Dientengevolge verdween zijn spraakgebrek, en kon hij luid schreeuwen; de leeuw ontvluchtte en de kwaal van Battos was genezen, gelijk het orakel voorspeld had. Aan eene schaduwrijke bron, wier nymph Kyrene heette en de beminde van Apollo was, bouwde hij de naar haren naam genoemde stad Kyrene (631 v. Chr.), waarover hij veertig jaren lang als een vroom, weldadig en machtig vorst regeerde. Hij was de stichter van het koninklijke stamhuis der Battiaden, dat nog ten tijde van Pindaros (6de eeuw vóór Chr.) bloeide. Na zijnen dood werd hij als een heros vereerd. - Omtrent de stichting van Kyrene waren er twee mythen, ééne in die stad, ééne op het eiland Thera ontstaan. De laatste wijkt in sommige punten van het hier vermelde af. Battos zou namelijk eerst twee jaren met de zijnen op het Libysche eiland Platea hebben gewoond en toen het hun daar niet goed ging, zouden allen op één na weêr naar Griekenland zijn getrokken om het orakel op nieuw te raadplegen. De god zond hen echter naar Libië terug. Zij bezetten nu de tegenover het eiland gelegen kust. Toen zij daar zes jaren gewoond hadden, kwamen er mannen, die hen in eene betere streek brachten bij de bron Kyre, welke zij aan Apollo wijdden en bij welke zij Kyrene stichtten.
(2) Een andere Battos, een herder, werd door
Hermes in eenen toetssteen veranderd, omdat hij zijne belofte, om den diefstal der runderen van Apollo, door Hermes gepleegd en door Battos gezien, te verzwijgen, verbrak, en dien voor een geschenk verried, toen de god, om hem te beproeven, zelf in eene andere gestalte aan hem verscheen en trachtte hem tot het verbreken van zijn gegeven woord te verleiden.

baubo

De vrouw van Dysaules, uit Eleusis, eene persoonlijkheid, die door de Orphici (Zie aldaar.) in den mythus van Demeter is ingelascht, maar oorspronkelijk aan de Eleusiniërs niet bekend was. Toen Demeter namelijk, hare dochter zoekende, te Eleusis en in het huis van Baubo gekomen was, bood deze haar iets te drinken aan, dat de godin niet wilde aannemen. Verstoord over deze weigering, maakte Baubo, terwijl zij zich ontblootte, een onbehoorlijk gebaar, dat zoozeer op den lachlust der godin werkte, dat zij voor het oogenblik hare droefheid vergat en den drank aannam. Waarschijnlijk is deze sage ontstaan door sommige gebruiken, die bij de feesten van Demeter in zwang waren. Zoowel Dysaules als Baubo werden als autochthonen beschouwd, omdat men aannam, dat eerst na de komst van Demeter te Eleusis en de invoering van den akkerbouw aldaar de van elders komende bevolking, die eenen hoogeren trap van ontwikkeling dan het ruwe leven met en in de natuur bereikt had, zich daar had gevestigd.

baucis

Eene Phrygische vrouw, die even als haar echtgenoot Philemon, in eenen boom werd veranderd. Zie Philemon.

bebrykes (bebryces)

Een mythisch volk in Bithynië. Hun koning Amykos (Zie aldaar.) werd door Polydeukes, toen deze aan den tocht der Argonauten deelnam, verslagen.

belides

Zie Danaïdes.

bellerophon / bellerophontes

Woordelijk: "de moordenaar van Belleros", was de zoon van den koning Glaukos van Korinthe en van Eurymede, de dochter van Sisyphos. Door eenen zonder opzet gepleegden moord met bloedschuld beladen, vluchtte hij naar een zijner bloedverwanten, den koning Proitos van Argos, die hem vriendelijk onthaalde en hem reinigde. Ongelukkig vatte de koningin Anteia of Stheneboia, eene dochter van den Lykischen koning Iobates, eene hevige liefde voor Bellerophon op, en daar deze, om de gastvrijheid niet op zulk eene afschuwelijke wijze te schenden, hare schuldige liefde niet beantwoorden mocht, klaagde zij hem bij haren gemaal valschelijk aan, alsof hij haar haren plicht had willen doen vergeten. Ofschoon Proitos zijne gemalin geloofde, wilde hij toch niet zelf het zwaard tegen zijnen gastvriend trekken; hij zond hem daarom naar zijnen schoonvader Iobates met eene mededeeling, die Bellerophon moest overbrengen, doch wier inhoud voor hem zelven een geheim bleef, waarin Iobates verzocht werd den jongeling terstond na zijne aankomst te laten ter dood brengen. Niets kwaads vermoedende kweet Bellerophon zich van zijnen last. Iobates stelde het lezen van den brief uit, totdat hij naar de gastvrije gebruiken van het heldentijdvak den overbrenger negen dagen lang feestelijk onthaald had. Gedurende dezen tijd verwierf de schoone en wakkere vreemdeling zich de gunst van den Lykischen vorst in zulk eene mate, dat Iobates, nadat hij op den tienden dag den brief geopend en gelezen had, evenmin kon besluiten zijnen gast terstond van het leven te berooven. Om evenwel de aan zijne dochter aangedane beleediging niet ongewroken te laten, droeg hij Bellerophon op het vuurspuwende verschrikkelijke monster, de Chimaira, te dooden, dat destijds Lykië verwoestte, daar hij zich overtuigd hield, dat de jongeling daarbij zou moeten omkomen. Maar de goden stonden den onschuldige bij, die zonder aarzelen die taak op zich nam; Athena zond hem het gevleugelde paard Pegasos uit den hemel, en leerde hem dit te beteugelen, door hem in eenen droom het gebruik van den toom te openbaren. Op dit wonderbare ros de lucht doorklievende, bracht de stoute ruiter het monster door eenen uit de hoogte toegebrachten lanssteek om. Hoe zeer Iobates ook over deze overwinning verbaasd was, stelde hij zich toch met deze heldendaad nog niet tevreden, maar beval hem hierop de krijgshaftige Solymers, en eindelijk nog de vreeselijke Amazonen ten strijde uittedagen. Toen hij ook, altijd door het gevleugelde paard ondersteund, van deze ondernemingen zegepralend terugkeerde, legde Iobates zijne dapperste en beste soldaten in eene hinderlaag met het bevel om Bellerophon te dooden, doch deze versloeg ze alle. Hierdoor erkende de koning in hem den lieveling der goden; hij gaf hem daarom zijne dochter Philonoë tot vrouw bij welke Bellerophon drie kinderen verwekte, Isandros, Hippolochos en Laodameia, en deelde met hem zijn gebied. Door zijn geluk verblind, kwam Bellerophon vervolgens op de vermetele gedachte om met Pegasos den Olympos te bestijgen. De goden, die altijd den overmoed der stervelingen bestraffen, stortten den vermetele van het paard af, hetzij, dat een bliksemstraal van Zeus hem verblindde, of dat het door den beet eener horzel schuw en woedend gemaakte dier hem afwierp. Blind en in sombere droefgeestigheid dwaalde Bellerophon sedert deze noodlottige gebeurtenis door Kilikië. Pegasos keerde naar den Olympos terug. - Volgens eene andere sage zwierf de held, tot somberen waanzin vervallen, rond, den omgang der menschen vermijdende, omdat de hand der goden hem buiten zijne schuld zwaar had bezocht. Zijn zoon Isandros was in den oorlog tegen de Solymers door Ares gedood en zijne dochter door de pijlen van Artemis van zijne zijde weggerukt. Sinds dien tijd verging hij in stille smart. -

 

 

Oorspronkelijk was Bellerophon een goddelijk wezen, dat in verband stond tot het hemelsche licht, en ontstaan was uit het rijk van het water, het rijk van Poseidon; daarom rijdt hij ook op het uit Poseidon gesproten paard, dat geboren is aan den rand van den Okeanos en dat zich in de lucht kan verheffen, om Zeus zijnen donder en bliksem te brengen. De naam Bellerophontes, of Ellerophontes, zooals hij ook wordt genoemd, schijnt hem aan te duiden als den dooder van een monster, dat het symbool is van wat somber is en boos. Uit Korinthe werd Bellerophon naar Libië [sic Kroon; Lykië ?] verplaatst, en daar smolt hij waarschijnlijk inéén met eene daar inheemsche, even als hij strijdende godheid des lichts. De Chimaira met haren vuurspuwenden muil, die door hem bedwongen werd, was wellicht in het vulkanische klein-Azië het symbool van het vulcanische vuur, dat zich uit de kraters der bergen over de aarde verspreidt. - De Korinthiërs waren zeer trotsch op hunnen heros Bellerophon, even als de Atheners op hunnen Theseus en eerden hem als eenen heros, die hun uitsluitend toebehoorde.