P : peliades - pelops

peliades (peliaden)

De dochters van Pelias. Zie het volgend artikel.

Marmeren relief: Medea en de dochters van Pelias maken de ketel voor vader klaar.
Romeinse kopie van een Atheens altaar uit de 5e eeuw v. Chr.
Berlin, Pergamon Museum. Credits: Barbara McManus, 1992

pelias

Een zoon van Poseidon en Tyro, en de tweelingbroeder van Neleus (Zie aldaar.); hij behoorde tot den stam der Aioliden. Door zijne moeder werd hij met zijnen broeder te vondeling gelegd, doch door een herder gevonden en opgevoed. Deze noemde hem Pelias, d.i. "de zwartgemaakte", omdat hij òf door eene merrie gezoogd was òf door de hoef van een paard getroffen en zijn gelaat daardoor met bloed bevlekt was, en zijnen broeder, die door eene teef gezoogd was, Neleus. Te samen doodden zij Sidero, de stiefmoeder van Tyro, door wie deze slecht behandeld was. -
Deze laatste huwde later met Kretheus, den koning van Iolkos. Na diens dood maakte Pelias zich van de heerschappij meester, door zijnen broeder Neleus en zijnen stiefbroeder Aison te verjagen. Hij huwde met Anaxibia, de dochter van Bias, die hem eenen zoon, Akastos, en verscheidene dochters (Zie hare namen op Medeia.) schonk. Pelias was bevreesd voor de pogingen, die Iason, de zoon van Aison, zou aanwenden om het verloren gebied zijns vaders te herwinnen en zond hem daarom uit om het gulden vlies te halen. (Zie Iason.) Later echter wist Iasons gade Medeia, die hem uit Kolchis naar Griekenland gevolgd was, Aison en haren gemaal op verschrikkelijke wijze te wreken, door de dochters van Pelias, de Peliaden, overtehalen om haren vader in stukken te snijden en zijne ledematen te koken, teneinde hem eene verjongingskuur te doen ondergaan, die natuurlijk geheelenal mislukte. Akastos hield ter eere zijns vaders prachtige lijkspelen, die eene groote vermaardheid verwierven. De Peliaden vluchtten uit Iolkos naar Mantinea in Arkadië, waar men nog na vele eeuwen haar graf kon aanwijzen.

pelides

D.i. de zoon van Peleus, een naam, waarmede Achilleus dikwijls wordt aangeduid.

pelops xxx

(1) Een der voornaamste leden van het door zijne gruweldaden beruchte geslacht der Tantaliden, was de zoon van koning Tantalos van Lydië of Phrygië; volgens sommige verhalen heette zijne moeder Euryanassa, de dochter van den stroomgod Paktolos, volgens andere Dione, eene dochter van Atlas. Reeds in zijne vroege jeugd had hij wonderlijke lotgevallen. Zijn vader, een vertrouwde vriend der goden, was door geluk en eer overmoedig geworden. Daar hij dikwijls aan de tafel der goden op den Olympos mede aanzitten mocht, noodigde hij op zekeren dag ook van zijnen kant de hemelbewoners tot een plechtig feestmaal in zijne woning, om hen op zijne beurt te onthalen. De goden kwamen in zijne hoofdstad Sipylos aan. Om de alwetendheid zijner hemelsche gasten op de proef te stellen, beging Tantalos eene afschuwelijke misdaad. Hij doodde zijn eigen zoon Pelops, en zette diens vleesch aan zijne gasten als spijze voor. Demeter was de eenige der goden, die in den valstrik gevangen werd. Zij at van de haar voorgezette ledematen eenen schouder op. Zeus echter ontdekte het bedrog. Terstond beval hij de reeds gebraden stukken weder in den ketel te werpen, en dien op nieuw over het vuur te hangen, waarop eene der Moiren, die over leven en dood heerschen, Klotho, toetrad en den knaap frisch en ongedeerd uit den ketel deed te voorschijn komen. In plaats van den schouder door Demeter opgegeten kreeg hij eenen schouder van wit ivoor. Eene andere mythe verhaalde evenwel, dat bij het gastmaal door Tantalos aan de goden gegeven Poseidon zóózeer door Pelops was bekoord, dat hij hem had medegevoerd naar den Olympos. -
De verschillende uitleggingen, die men aan deze mythe heeft trachten te geven, zijn zóó tegenstrijdig, dat hare beteekenis veilig als een nog onopgelost raadsel mag worden beschouwd. -
Op den troon zijns vaders zetelende verloor Pelops door eenen oorlog, die tusschen hem en den koning Ilos van het naburige Troje uitgebroken was, zijne macht. De zegevierende wapenen der Trojanen verdreven hem uit zijn rijk; hij verliet klein-Azië en trok naar Griekenland. Daar dong hij naar de hand van Hippodameia, de dochter van den koning Oinomaos van Elis, die in Pisa regeerde, en van een orakel de voorspelling gekregen had, dat hij door de handen van zijnen schoonzoon gedood zoude worden. Aan minnaars ontbrak het der bekoorlijke koningsdochter niet, doch hetzij uit vrees voor de uitspraak van het orakel, of omdat, zooals eene andere mythe vermeldt, de vader zijne lieftallige dochter zelf beminde en geenen schoonzoon wilde dulden, Oinomaos poogde alle minnaars afteschrikken, door de hoogst gevaarlijke voorwaarde te stellen, dat elk te voren met hem eenen wedren met den wagen houden moest. Zoo zijn mededinger hem overwon, zou hij Hippodameia tot gade krijgen; maar indien deze het onderspit dolf, moest hij door ´s konings hand sterven. Zooveel te moeilijker en gevaarlijker was deze wedstrijd, daar Oinomaos hierbij zeer in het voordeel was. Hij bezat niet slechts eenen zeer bekwamen wagenmenner, Myrtilos genaamd, maar ook paarden, die Poseidon hem ten geschenke had gegeven. Zij waren uit de Harpyiën gesproten en hadden de groote snelheid van hunne ouders geërfd. Hij kon daarop zoo geheelenal vertrouwen, dat hij zijnen mededingers een geheel eind weegs vóórgaf, en wel zóóveel tijd, als hij noodig had, om aan Zeus eenen ram, of aan Poseidon eenen stier te offeren. Hij was er stellig van verzekerd, dat hij door de snelheid van zijnen wagen zijn vooruitgereden mededinger nog ter rechter tijd zou inhalen en hem, nog vóórdat hij den eindpaal van den wedloop bereikte, met zijne opgeheven lans zou kunnen doorboren. De tot dit doel ingerichte renbaan strekte zich uit van Pisa tot aan het altaar van Poseidon, dat op den Isthmos van Korinthe stond. In weerwil van deze hachelijke kans en de geringe hoop, die er in zoodanige omstandigheden op eenen gunstigen uitslag over bleef, verschenen er toch eene menigte uitstekende helden, die bereid waren om voor zulk eenen kostbaren prijs hun leven te wagen, maar zij werden ook allen, hetzij dertien of negentien in getal, door den koning achtereenvolgens overwonnen en gedood. Men richtte voor hen een gemeenschappelijk gedenkteeken in de nabijheid der renbaan op. Reeds begon Oinomaos de hoop te koesteren, dat de nederlaag van zoovele mannen de gewenschte werking zou voortbrengen en voortaan elken minnaar van iedere wanhopige poging terugschrikken, toen Pelops in Griekenland aan zijn hof verscheen. Hij vatte eene vurige liefde op voor Hippodameia en vond bij haar wederliefde. Maar gewaarschuwd door het lot zijner voorgangers, die hunnen vermetelen wensch met den dood bekocht hadden, wilde hij zich niet blindelings in den gevaarlijken wedstrijd met zijnen geduchten en wreeden tegenstander wagen, en zon daarom op geschikte middelen, om de zegepraal te behalen. Daartoe bood Hippodameia zelve hem de behulpzame hand. Zij wisten den wagenmenner Myrtilos voor zich te winnen. Vooreerst beloofde zij hem, dat zij hare liefde tusschen Pelops en hem zoude deelen, en bovendien voegde Pelops er de toezegging bij, dat hij hem de helft van zijn koningrijk Elis zoude afstaan, wanneer het hem door zijnen bijstand gelukte den koning te overwinnen. Myrtilos, door die beloften verleid, verving heimelijk de ijzeren nagels van den wagenas door zwartgeverfde wassen pennen van dezelfde grootte en gedaante. Toen de dag van den wedren gekomen was, bracht de koning, zooals hij gewoon was, zijn offer aan de goden, en besteeg daarop zijne gereed gemaakten wagen. Midden op den wagen staande en de opgeheven lans in de rechterhand zwaaiende, zette Oinomaos zijnen in de verte nog zichtbaren mededinger na; maar plotseling liepen de arderen van den wagen af. Deze werd geheel verbrijzeld en de koning werd door de hollende paarden langs den grond voortgesleurd, totdat er eindelijk niets dan een misvormd lijk van hem overbleef. Pelops daarentegen bereikte gelukkig het einde der renbaan.

Pelops met zijn vrouw Hippodameia in een vierspan (vaasschildering, 4e eeuw voor Chr.)

De verrader Myrtilos eischte op den bruiloftsdag de vervulling van datgene, wat hem voor zijn verraad beloofd was, maar te vergeefs; hij zag zich op zijne beurt verraden, en toen hij op zijne aanspraken wat al te sterk aandrong, ruimde Pelops hem op eene arglistige wijze uit den weg. Terwijl zij op zekeren morgen te samen langs den oever der zee reden, slingerde Pelops hem uit den wagen in zee. Maar deze misdaad had de rampzaligste gevolgen voor zijn geslacht. Want Myrtilos was een zoon van Hermes en vond in zijnen goddelijken vader eenen wreker, die zich door geene offeranden liet verzoenen, maar de noodlottige gevolgen van den vloek nog verzwaarde, die reeds door Tantalos over het geheele stamhuis gebracht was. Volgens andere mythen zou Oinomaos den val van zijnen wagen overleefd, maar naderhand uit wanhoop en schaamte over zijne nederlaag de handen aan zich zelven geslagen hebben. Nog anders verhaalt Pindaros den gang der gebeurtenissen; hij schrijft de overwinning van Pelops niet aan verraad, maar aan diens kracht en moed en aan de genade van Poseidon toe. Deze, die hem eenmaal met zich ten hemel gevoerd had, wilde zijnen beschermeling redden, en had hem eenen gouden wagen en een span paarden geschonken, dat in kracht onvermoeid, en daarenboven met onzichtbare vleugelen voorzien was. Na de zegepraal zou daarop Oinomaos, ter vervulling van het orakel, door de hand zijns schoonzoons omgebracht zijn.

Reconstructie van de tempel van Zeus te Olympia; in het pediment: centraal, Zeus; links, Pelops; rechts, Oinomaos en Hippodameia.

Voor de helden, die vroeger hunnen wedstrijd met den dood geboet hadden, stelde Pelops jaarlijksche plechtige lijkoffers in en hij deed de in Olympia ingestelde wedstrijden zóózeer in luister toenemen, dat men hem dikwijls als den stichter dezer spelen heeft genoemd. Alle mythen komen daarin overeen, dat hij vooreerst in Elis roemvol regeerde en daardoor zulk eenen uitgebreiden invloed verkreeg, dat het geheele schiereiland, hetwelk tot hiertoe Apia of Pelasgia heette, naar hem Peloponnesos of eiland van Pelops genoemd werd. Ten tweede, dat zijn huwelijk met de schoone Hippodameia geruimen tijd tot de allergelukkigste behoorde; zijne gade schonk hem zes of meer zonen, waaronder Atreus en Thyestes, en daarenboven twee dochters, waarvan de eene, Nikippe, den koning Sthenelos van Mykenai, en de andere eenen zoon van Perseus huwde. Later echter begon de op zijn huis rustende vloek zijne gevolgen te doen gevoelen. De koning verstoorde de eendracht van zijn gezin daardoor, dat hij neiging voor eene Nymph, Axioche genaamd, opvatte, die hem eenen zoon, Chrysippos, schonk. Afgunstig op diens schoonheid en door minnenijd in woede ontstoken, hitste Hippodameia hare beide zonen Atreus en Thyestes heimelijk aan, om hunnen halfbroeder omtebrengen. Dit gebeurde, en de moordenaars wierpen het lijk van Chrysippos in eene bron. Toen hun vader de misdaad ontdekte, moesten zij uit Elis vluchten, en daar ook hunne moeder verdacht werd hen tot de misdaad aangezet te hebben, werd zij door Pelops verstooten. Zijne beide zonen begaven zich naar hunnen zwager Sthenelos, die intusschen bij Nikippe den door zijne macht over Herakles beroemden Eurystheus verwekt had. Hunne moeder volgde hen naar Mykenai. Sthenelos wees hun de stad Mideia, in zijn rijk gelegen, tot gemeenschappelijk verblijf aan. Daar stierf Hippodameia. De mythe verhaalt, dat zij uit droefheid over het verlies van haren gemaal de handen aan haar eigen leven sloeg. Atreus en Thyestes zagen hun vaderland nooit weder; zij hadden evenwel het geluk, om na den dood van hunnen neef Eurystheus, die door de vertoornde zonen van Herakles in den strijd werd verslagen, den onbezetten troon van Mykenai te erven. Hoe nu de beide met schuld bevlekte broeders het rijk onder elkander verdeelden, den vloek van hunnen stam in hunne nieuwe woonplaats door nieuwe euveldaden nog verzwaarden, en nadat zij beiden te gronde gegaan waren, dien op hunne kinderen overplantten, is onder Atreus, Agamemnon, Klytaimnestra en Orestes verhaald. -
Koning Pelops stierf te Pisa en verkreeg goddelijke eerbewijzingen; men bouwde hem, naast het groote altaar van den olympischen Zeus in het heilige bosch, de Altis, te Olympia, een Pelopeion, d.i. een hem gewijden tempel met eenen heiligen omtrek, waarin men zijn aandenken door jaarlijksche lijkoffers eerde.

De resten van het Pelopeion in de Altis te Olympia.

Ook de beenderen van Hippodameia, die men naar Elis terugbracht, werden in een heiligdom bewaard. -
Het grafteeken van Pelops bevond zich aan den Alpheios, in de nabijheid van den tempel van Artemis bij Pisa, waar zich jaarlijks de in hare mysteriën ingewijden ter harer eere plachten te geeselen.
(2) Een zoon van Agamemnon en Kassandra.