P : peisidike - peleus
peisidike (pisidice)
Behalve door andere minder bekende vrouwen werd
deze naam gedragen
(1) door eene der dochters van Pelias,
die, door de listen van Medeia verleid,
haar eigen vader hielp vermoorden.
(2) door de dochter van eenen koning van Methymna, die, toen Achilleus
tegen hare vaderstad optrok, door zijne schoonheid zoozeer werd bekoord,
dat zij hem de poorten der stad opende. Achilleus maakte van het voordeel,
dat haar verraad hem schonk, gebruik, doch liet haar daarna steenigen.
peisinoë (pisinoë)
Volgens zeer vele opgaven eene der Seirenen.
Zie aldaar.
peisistratos (pisistratus)
Een zoon van den wijzen Nestor
en diens gade Anaxibia, die in Pylos eene vriendelijke ontvangst
bereidde aan Telemachos, den zoon van Odysseus.
Hij vergezelde Telemachos op zijne reis naar Sparta, naar het hof van
koning Menelaos.
peitho (pitho)
De godin der overreding, die steeds in het gevolg
van Aphrodite werkzaam is. Somtijds wordt
zij eene dochter dezer godin, somtijds ook eene der Chariten
genoemd. Dikwijls stond haar beeld in de tempels van hare goddelijke
meesteres. Bij de Romeinen droeg eene godin van gelijke beteekenis den
naam van Suada of Suadela.
Zie aldaar.
pelasga / pelasgis
D.i. "de Pelasgische",
(1) een bijnaam waaronder Hera
(2) een bijnaam, waaronder Demeter vereerd
werd.
pelasgos (pelasgus)
De mythische stamvader der Pelasgen. Hij
was òf een autochthoon òf een zoon van Zeus
en Niobe, de dochter van koning Phoroneus,
den koning van Argos, de eerste stervelinge, met wie Zeus zich verbond.
(Zie Niobe 1.) Verschillende stammen der Grieken trachtten er zich op
te beroemen eenen stamvader van dezen naam gehad te hebben en daardoor
te bewijzen, dat zij tot de oorspronkelijke bewoners van het land behoorden.
pelethronios (pelethronius)
Door sommige legenden vermeld als de uitvinder
van den teugel en den zadel, in tegenstelling van de gewone mythe, die
de eer daarvan aan Athena toekende.
peleus
De vader van Achilleus,
was de zoon van den rechtvaardigen koning van Aigina Aiakos
en Endeïs, eene dochter van den Kentaur
Cheiron, en de broeder van Telamon.
Aiakos had bij de Nereïde Psamathe
nog eenen anderen zoon, Phokos genaamd.
Deze werd door Peleus en Telamon verslagen, hetzij, dat zij daartoe
door hunne ijverzuchtige moeder waren opgewekt, hetzij omdat hij hen
in de wapenoefeningen overtrof; een hunner slingerde hem, terwijl zij
te samen met den diskos speelden, de steenen werpschijf verraderlijk
tegen het hoofd, zoodat hij dood neerviel. Om de wraak des vaders te
ontgaan, moesten nu beide broeders uit hun vaderland Aigina vluchten.
Òf in dezen, òf in reeds vroegeren tijd valt hunne deelneming
aan den tocht der Argonauten, waardoor
zij beiden eenen grooten roem verwierven. -
Peleus zocht zijne toevlucht bij koning Eurytion
van Phthia, die hem van zijne bloedschuld reinigde, hem zijne dochter
Antigone tot gemalin gaf en hem het derde
gedeelte van zijn land afstond. Hij leefde aldaar in gelukkigen echt,
en kreeg bij zijne echtgenoot eene dochter, de schoone Polydora.
Niet lang daarna echter trok hij mede op in de Kalydonische
jacht en had daarbij het ongeluk, zijnen schoonvader Eurytion
zonder opzet te dooden. Peleus moest daarom op nieuw vluchten; hij ging
naar Iolkos, waar destijds Akastos heerschte,
die hem ten tweeden male van moord reinigde en bij zich behield. Gedurende
zijn verblijf aan dit hof vatte Astydameia,
de gemalin des konings, eene hevige liefde voor Peleus op, die deze
echter niet wilde beantwoorden. Daar zij zijne gemalin Antigone voor
de oorzaak dezer gevoelloosheid hield, zond zij aan deze het onware
bericht, dat Peleus voornemens was, om met Sterope,
eene dochter van Akastos, te huwen, en Antigone, door die tijding radeloos
geworden, verhing zich in hare wanhoop. Ofschoon Astydameia nu hare
mededingster uit den weg geruimd had, was zij hierdoor niets gevorderd,
daar Peleus haar met evenveel verachting bleef bejegenen. Zij besloot
daarom op hem zelven wraak te nemen, belasterde hem bij haren gemaal
en deelde dezen mede, dat Peleus haar met zijne liefde vervolgde. Akastos
geloofde, wat zij hem verhaalde, maar wilde zich, om het gastrecht niet
te schenden, niet met eigen hand aan den ondankbare vergrijpen, doch
zon op middelen om hem te doen omkomen. Zonder iets van zijnen toorn
te laten bemerken, nam hij Peleus met zich op de jacht naar het gebergte
Pelion, en matte hem zoozeer door het jagen door bosschen en velden
af, dat hij vermoeid in eene bergkloof insliep; toen ontroofde Akastos
hem heimelijk zijne wapenen en sloop daarop weg, hopende, dat de in
deze streken wonende Kentauren hem zouden
ontdekken en ombrengen. Zijn wensch werd evenwel niet vervuld. Wel verkeerde
hij in het grootste gevaar, toen de Kentauren hem werkelijk ontdekten,
maar een hunner, zijn grootvader, de wijze Cheiron, redde hem en gaf
hem zijne wapenen terug. De Olympische goden vonden behagen in de deugd,
waarmede hij aan de aanzoeken van Astydameia had weêrstand geboden,
en wilden hem voor zijne kuischheid beloonen. De Nereïde Thetis
werd hem tot gade geschonken. Zeus zelf
en ook zijn broeder Poseidon hadden naar
hare hand gedongen, maar de wijze Prometheus
had Zeus gewaarschuwd, dat hij zich niet met haar moest verbinden; want
indien zij eenen zoon kreeg, zou deze zijnen vader in macht overtreffen
en hem van de wereldheerschappij berooven, gelijk hij zelf vroeger zijnen
vader Kronos had gedaan. Prometheus gaf daarom den raad om haar aan
eenen sterveling uittehuwen en wel aan den dapperen Peleus; dan zou
uit dit huwelijk de schoonste en voortreffelijkste held der aarde, de
lieveling van goden en menschen, spruiten. Zeus beval dit huwelijk te
doen plaats hebben, ofschoon Thetis geenszins genegen was, om eenen
sterveling tot gemaal te nemen, terwijl zij zelve onsterfelijk was.
Zij trachtte veeleer haren verloofde te ontkomen, door allerlei gestalten
aantenemen. In deze verlegenheid kwam Cheiron andermaal Peleus te hulp;
hij leerde hem de kunst om elke gedaanteverwisseling der godin na te
bootsen en haar op deze wijze met gelijke wapenen te bestrijden. Eindelijk,
bij eene rots van den Pelion, greep de bruidegom als een visch de door
het water wegvliedende Thetis, waarop de bruiloft in Phthia, waarover
Peleus toen regeerde, feestelijk gevierd werd.

Peleus and Thetis. Detail van een Atheense roodfigurige aardewerken
vaas, circa 430 BC. Arezzo, Nationaal Archaeologisch Museum 1460. ©
National Archaeological Museum, Arezzo, Licence Plate 11 UK 1007 182
Alle goden van den Olympos vereerden dit bruiloftsfeest
met hunne tegenwoordigheid en brachten aan de jonggehuwden rijke geschenken.
Alleen de godin der tweedracht, Eris, was
daarbij niet genoodigd, omdat men hare kwaadaardigheid vreesde; daarom
wierp zij uit wraakzucht, te midden van het feest, eenen gouden appel
in de feestzaal, die het opschrift "voor de schoonste" droeg
en onder de drie schoonste godinnen, Hera,
Athena en Aphrodite
eenen hevigen twist veroorzaakte. (Zie Paris.)
-

A. Bloemaert (1564 -1651): De bruiloft van Peleus en Thetis. (Let
op het gouden appeltje, dat Eris van linksboven naar beneden gooit.)
Na het vieren der bruiloft besloot Peleus het
hem door Akastos aangedane onrecht te straffen. Verbonden met de beide
Dioskuren en den dapperen Iason
trok hij tegen de stad Iolkos op, nam haar in, verjoeg den koning en
beval de valsche Astydameia in stukken te houwen. -
Zijn huwelijksleven, ofschoon niet geheel met bewilliging van Thetis
gesloten, was geruimen tijd gelukkig, en de edele Achilleus, de beroemdste
held der oudheid, was de vrucht van dien echt. De moeder beminde haren
zoon met de teederste liefde en wenschte ook hem onsterfelijk te maken;
haar gemaal overviel haar echter terwijl zij hiermede bezig was. Daarom
verliet zij toornig het paleis, en keerde naar hare zusters, in de diepte
der blauwe zee, terug. Het was haar echter gelukt haren dierbaren zoon,
wiens gevaarvolle loopbaan zij te voren geheel kon overzien, daar de
toekomst voor haar openlag, met uitzondering van één zijner
hielen, tegen de wapenen van stervelingen onkwetsbaar te maken. Peleus
schonk aan Achilleus, toen deze naar Troje vertrok, zijne eigene werpspies,
die zoo zwaar was, dat niemand dan Achilleus haar gebruiken kon, voorts
de beide paarden Balios en Xanthos,
die Poseidon hem bij zijn schitterend bruiloftsfeest als geschenk medegebracht
had, en eindelijk eenen wijzen raadsman, den grijzen Phoinix.
In weerwil van al deze teedere zorgen, kon toch het noodlot van Achilleus
niet afgewend worden, en hij viel, na de dapperste daden verricht te
hebben, door de hand van den lafhartigen Paris. Niet minder dan Thetis
betreurde zijn te Phthia achtergebleven vader den roemvollen dood van
den held. Hij zelf was reeds hoogbejaard, en werd nu door zijne vroegere
vijanden aangevallen en uit zijn rijk verjaagd. Later echter keerde
Pyrrhos of Neoptolemos,
de zoon van Achilleus, dien deze bij eene dochter van den koning Lykomedes
van Skyros verwekt had, na de verwoesting van Troje in zijn vaderland
terug en herstelde zijnen verdreven grootvader op den troon. Toch zou
Peleus zijne dagen niet in vrede mogen besluiten. Pyrrhos geraakte in
strijd met Orestes en verloor door hem
het leven; de overwinnaar veroverde daarop Phthia. Peleus eindigde zijn
leven in droevige ballingschap om eindelijk, zooals door Pindaros verhaald
wordt, ter belooning van zooveel heldendeugd en ter vergoeding van zooveel
leed op aarde, in de onderwereld bij de eeuwig heerschende doodenrechters
geplaatst te worden en gelijke eer te genieten met zijnen zoon Achilleus,
met Kadmos en Aiakos. -
Euripides deelt hieromtrent eene andere mythe mede. Volgens dezen dichter
verzoende zich Thetis met haren grijzen, om den dood zijns kleinzoons
jammerende gemaal; zij noodigde hem tot zich in het paleis van haren
vader Nereus, waar hij aan hare zijde, vrij van ouderdom, dood en aardsche
jammer en onafscheidelijk met haar vereenigd, voortleefde. -
Nog verdient vermeld te worden, dat Patroklos
wiens vriendschap met Achilleus door Homeros is verheerlijkt, in zijne
jonge jaren bij Peleus een toevluchtsoord en gastvrije opname had gevonden.
Zie Patroklos.
|