P : pterelaos - pylades

pterelaos (pterelaus)

De zoon van Taphios, koning der Teleboiërs. Hij was een kleinzoon van Poseidon, droeg een hem door dezen god geschonken gouden of purperen haar op den schedel, dat hem onsterfelijk en onoverwinnelijk maakte. Hij had zes zonen, die in het land vielen van den koning Elektryon van Mykenai, ofschoon deze hun bloedverwant was, diens kudden wegvoerden en zijne negen zonen versloegen. Hieruit ontstond een oorlog, daar de aangevallene in zijnen neef Amphitryon eenen wreker vond, die aan het hoofd van een geducht leger de kudden terugeischte. (Zie Amphitryon.) Pterelaos bezat echter eene dochter, Komaitho genaamd, die voor den jeugdigen en schoonen vijandelijken aanvoerder liefde opvatte en, door haren hartstocht gedreven, op verraderlijke wijze haren vader het gouden haar afsneed. Pterelaos stierf onmiddelijk, zijne zonen verloren op één na, die afwezig was, bij de verovering der stad het leven, en Amphitryon behaalde eene volledige zegepraal. Hij dreef de kudden terug, maar beval om Komaitho tot straf voor den moord aan haren vader gepleegd, ter dood te brengen. Het geheele verhaal is een tegenhanger van de geschiedenis van Nisos en zijne dochter Skylla. (Zie aldaar.)

ptoliporthes

Een zoon van Odysseus en Penelope, die geboren was na de terugkomst van Odysseus uit Troje.

ptoliporthos (ptoliporthus)

D.i. "de stedenverwoester", een bijnaam van Ares, Achilleus en Odysseus.
(2) Een zoon van Telemachos, dien hij bij Nausikaä verwekte. Deze werd ook wel Perseptolis genoemd. Zie aldaar.

pudicitia

Eene personificatie der kuischheid. Zij had te Rome twee tempels, een op het forum boarium (de rundermarkt). Daar werd zij door de kuische vrouwen vereerd, en wanneer eene vrouw, op wier levensgedrag iets te zeggen viel, het heiligdom durfde naderen, werd zij met gestrengheid afgewezen. Toen echter Virginia, de eerste Patricische vrouw, die eenen Plebejer, namelijk den consul L. Volumnius (296 vóór Chr.), huwde, door de overige Patricische vrouwen uit den tempel geweerd werd, en men op de rechtmatigheid van haren eisch om te worden toegelaten geen acht wilde slaan, richtte zij in hare eigen woning op den vicus longus een nieuw heiligdom op voor de Pudicitia Plebeia en noodigde de Plebejische vrouwen uit aan den door haar gestichten dienst deeltenemen. De op het forum boarium vereerde godin kreeg nu den naam van Pudicitia Patricia. De dienst van beide godinnen geraakte in verval, toen het toenemend zedebederf bij verreweg de meeste romeinsche vrouwen en meisjes elke gedachte aan kuischheid en eerbaarheid deed verdwijnen. Als den tijd, waarop dat verval zich het eerst zou geopenbaard hebben, noemde men het jaar 154 vóór Chr., toen boven het hoofd van het beeld van Iupiter Capitolinus eerst een palmtak gegroeid was, die de overwinning, welke de Romeinen op Perseus zouden behalen, had aangekondigd, maar spoedig daarop een wilde vijgeboom, het zinnebeeld der onkuischheid, op dezelfde plek wortel had geschoten. -
In den keizertijd richtte men altaren op voor de Pudicitia der keizerin, als ten minste haar levensgedrag zulk een eerbewijs mogelijk maakte. Het eerst geschiedde dit met Livia, de gade van Augustus. -
Pudicitia werd afgebeeld als eene waardige matrone, die zich op zedige wijze in haar kleed hult en hare rechterhand daarin verbergt, of als eene vrouw, die op het punt is om haar gelaat met eenen sluier te bedekken.

Romeinse munt (218 - 222): Julia Maesa Aug(usta) en Pudicitia.

pyanepsia

Een feest vooral te Athene gevierd ter eere van Apollo en Artemis, waarnaar de maand Pyanepsion (Oct. - Nov.) haren naam droeg. Het heette zoo naar een gerecht van boonen en andere peulvruchten, dat dan gekookt en gegeten werd. Het was een oogstfeest, waarop een met wol omwonden olijftak of krans van olijftakken met allerlei voortbrengselen van den herfst behangen onder het zingen van toepasselijke liederen door knapen werd rondgedragen en zoowel aan de tempels der godheden, ter wier eere het feest gevierd werd, als voor de huizen opgehangen. Èn de olijftak zelf èn het daarbij gezongen lied heette eiresionê. Daar degenen, die het zongen, tevens om eene milde gave vroegen, kreeg die naam ook de beteekenis van "bedelaarslied".

pygmaioi (pygmaei)

D.i. "wezens zoo groot als eene vuist", een volk van dwergen, die volgens de mythe in plaats van in huizen in eierschalen woonden, iederen korenhalm, dien zij wilden plukken, met bijlen moesten omhouwen, en zóó wanstaltig waren, dat hun hoofd het derde gedeelte van hun geheele lichaam bedroeg. Tot vaderstad gaf men hun de landstreek, die in den omtrek der bronnen van den Nijl lag, of wel een ver verwijderd rijk in Afrika, dat aan den Okeanos, die de aardschijf omstroomde, grensde. De kraanvogels, bijna grooter dan zij, waren hunne ergste vijanden. Deze leefden met hen in eeuwigen oorlog; in elke lente trokken de kraanvogels onder groot geschreeuw en gejoel, en dood en verderf dreigende naar het land der Pygmaiën, en vielen met troepen op hunne kleine tegenstanders aan met het doel om hunne koornvelden te plunderen.

Daarom was de wraak, die Hera eens aan eene vrouw van dit volkje nam, buitengewoon wreed. Oinoë, het schoonste meisje van haren stam, gehuwd met eenen even schoonen jongeling, Nikodamas genaamd, verzuimde toevallig aan de godin te offeren, en daarvoor werd zij door de beleedigde Hera in eenen kraanvogel veranderd. Zoo dikwijls de ongelukkige nu, door verlangen naar de haren gedreven, uit de lucht naar hare vroegere woning vloog om hare geliefde kinderen te bezoeken, werd zij door hare verschrikte stamgenooten, ook door haar eigen gemaal, met geweld teruggedreven. Van Herakles verhaalt de mythe, dat hij eens een geheel leger van Pygmaiën optilde, dat hem overviel, toen hij zich ergens in Afrika te slapen had gelegd. Eéne bende trok aan de linkerzijde, twee anderen aan de rechterzijde van den held tegen hem op om zijne handen te bestrijden; de voeten werden door de boogschutters en slingeraars bestormd, en de kern des legers, door den koning der Pygmaiën zelven aangevoerd, zette stormladders tegen zijn hoofd. Bij zijn ontwaken wikkelde Herakles echter lachend zijne groote leeuwenhuid om zijne kleine vijanden, en bracht het geheele gezelschap naar Eurystheus. Zie Herakles.

pygmalion

Jean Léon Gérôme(1824 - 1904): Pygmalion en Galatea

(1) Een koning van Kypros, zeer ervaren in de kunst om beelden uit ivoor te snijden. Hij vervaardigde een vrouwenbeeld van wit ivoor van eene zoo wonderbare schoonheid, dat hij in hevige liefde voor zijn eigen werk ontbrandde. Dagelijks op nieuw verrukt door het bekoorlijke beeld, omarmde hij de levenlooze schoone, kuste hare koude lippen en verwarmde haar aan zijne borst, alsof hij hoopte haar door zijne liefde te bezielen. Op zekeren dag nu werden de stijve ivoren ledematen van het beeld plotseling zacht en buigzaam, de lippen werden rood onder zijne kussen, het schoone beeld was een schoon meisje geworden. De godin Aphrodite had medelijdend het gebed van Pygmalion verhoord en het werk zijner handen met leven bezield. Hierop huwde hij met de aldus geschapen vrouw, en een zoon, Paphos genaamd, was de vrucht van dit huwelijk.

Paul Delvaux (1897-1994) schilderde dit olieverfwerk 1939.
Musées Royaux des Beaux-Arts, Brussel.

(2) Een koning van Tyros, de broeder van Dido, de koningin van Karthago en van Anna. Hij doodde in Tyros den gemaal van Dido (Zie aldaar.) en wilde zich ook van haar zelve en van hare schatten meester maken, doch zij vluchtte naar Afrika. Daar legde zij den grond tot een bloeiend rijk en leefde er gelukkig, totdat Aeneas derwaarts kwam en haar eerst zijne liefde schonk, maar haar later trouweloos verliet. Dido doodde zich zelve en Anna moest vluchten. Zij zocht en vond eene schuilplaats op Melite (Malta) bij koning Battos. Doch Pygmalion liet haar daar niet met rust. Nog steeds vertoornd over het mislukken van zijn plan om zich de schatten van Dido toe te eigenen, dreigde hij Battos met oorlog, zoo deze Anna bij zich hield. Zij moest op nieuw vluchten en trok naar Italië, waar zij den dood vond.

pylades

De zoon van koning Strophios, die in Phokis regeerde en van Anaxibia, eene zuster van Agamemnon. Tot Strophios werd de jonge Orestes gebracht, toen Klytaimnestra haren gemaal vermoord had. Orestes en Pylades werden tesamen opgevoed, en zóó ontstond tusschen hen hunne spreekwoordelijk geworden vriendschap. Toen Orestes terugkeerde naar Mykenai om de moordenaars van zijnen vader te straffen, hielp Pylades hem bij de zware taak en hij week niet van zijne zijde, toen Orestes, door de Erinnyën vervolgd, troosteloos rondzwierf. Hij begeleidde hem zelfs naar Tauris op het gevaar af van evenals alle andere vreemdelingen door koning Thoas geofferd te worden. Hij bracht met Orestes Iphigeneia en het beeld der taurische Artemis naar Griekenland en kreeg tot loon voor zijne trouw de hand van Elektra, eene andere zuster van Orestes. Zijne zonen heetten Medon en Strophios.

 

Nicholas Georgiadis: Pylades tending the sick Orestes.
Gouache on Paper,
46x38cm.
© 1997 www.artlondon.com