P : pronuba - psyche

pronuba

Een bijnaam van Iuno als beschermster van den echt. Zie Iuno.

prophasis

D.i. "het Voorwendsel", "de Uitvlucht", eene personificatie, die evenals hare zuster Metameleia, d.i. "het Berouw", de dochter genoemd werd van Epimetheus, die traag was van begrip.

propoitides (propoetides)

Meisjes uit Amathus op Kypros, die loochenden, dat Aphrodite eene godin was. Tot straf hiervoor werden zij de eersten, die met zulk eene behoefte naar zinnelijke liefde behebt waren, dat zij tot den diepsten trap van vernedering zonken. Daarna werden zij door de godin uit medelijden in steenen veranderd.

prorsa

Eene godheid, gelijk in beteekenis met Porrima en Antevorta. Zie aldaar.

proselenoi (proseleni)

Zoo noemden zich de Arkadiërs, om aanteduiden, dat zij de oudste van alle Grieksche stammen waren. Zij beweerden namelijk, zooals uit de beteekenis van het woord blijkt, dat hunne voorouders reeds bestaan hadden, vóórdat de maan geschapen was.

proserpina

De Latijnsche naam voor Persephone. Zie aldaar.

protesilaos (protesilaus)

De zoon van Iphiklos en Astyoche. Nauwelijks was hij gehuwd met Laomedeia, de dochter van Akastos, of hij moest naar Troje optrekken, om de troepen der Thessalische stad Phylake in den oorlog aantevoeren. Hij was de eerste Griek, die aan land sprong, maar ook de eerste, die onder de handen van Hektor viel. Toen Laodameia den dood van haren gemaal vernam, smeekte zij de goden om nog gedurende drie uren met hem te mogen samenzijn. Haar gebed werd verhoord. Hermes voerde Protesilaos naar het rijk der levenden terug, en toen hij naar de onderwereld moest terugkeeren stierf zijne gade met hem.

proteus

Een grijze zeegod, die de gave der voorspelling bezat en de geheele diepte der zee kon doorzien. Zijne taak is het de zeerobben te weiden en hij is aan Poseidon onderworpen en moet dezen, waar hij beveelt, van dienst zijn. Zijne verblijfplaats is het eiland Pharos, dat voor de kust van Egypte gelegen is. Daar stijgt hij des middags uit de zee en legt zich in de schaduw der rotsen ter ruste, terwijl de robben om hem heen slapen. Om zijne voorspellingen te vernemen, moet men hem vangen en vasthouden, ook als hij allerlei verschillende gedaanten aanneemt. Dat ondervond Menelaos. Op zijnen terugtocht van Troje door de winden naar Egypte afgedreven en in grooten nood verkeerende, trof hij Eidothea (volgens sommigen Theonoë), de dochter van Proteus, aan, die hem mededeelde, dat haar vader hem de toekomst kon openbaren en hem zeggen, wat hij doen moest, om naar Griekenland terugtekeeren. Zij wees hem tevens de middelen aan, waardoor hij haren vader vangen en hem dwingen kon, alles, wat hij wenschte, te openbaren. (Zie Eidothea.) Menelaos volgde haren raad en overviel den god, die in eene grot op het eiland Pharos sliep, en nadat deze zich eerst in eenen leeuw, toen in eenen draak, vervolgens in eenen panther, daarna in een wild zwijn, in stroomend water en eindelijk in eenen boom veranderd had, dwong hij hem op onbedriegelijke wijze inlichtingen omtrent de toekomst te geven. -
Nadat hij zijne voorspellingen gegeven heeft, duikt hij weder onder in zee. Proteus is dus in de sage van Menelaos, wat Nereus is in de sage van Herakles. (Zie Herakles.), en Glaukos in die der Argonauten (Zie Glaukos (1).). -
Volgens eene andere mythe was Helena, nadat zij door Paris geschaakt was, tot hem gebracht door Hermes, of wel hij zelf had haar aan Paris ontnomen en haar bewaard, om haar na den val van Troje aan Menelaos terugtegeven. Paris werd slechts door een schijnbeeld, waaraan Zeus en Hera de gedaante van Helena hadden gegeven, naar Troje vergezeld. -
Omtrent de afkomst van Proteus vermeldt Homeros niets en de dichter Hesiodos noemt zelfs zijnen naam niet. Daardoor ligt het vermoeden voor de hand, dat deze god slechts eene geheel locale vereering heeft genoten. Zijn naam duidt hem aan als dengene, die van het begin aller dingen af heeft bestaan, daar, volgens eene bekende voorstelling der Grieken, die ook in de wijsbegeerte van Thales wordt aangetroffen, het water de grond aller dingen is. -
Ook wordt nog in sommige mythen verhaald, dat hij een Egyptenaar was, maar zijn vaderland verliet, en naar Thrakië ging en daar huwde met Torone. Daar de zonen, die hij bij haar verwekte, Tmolos en Telegonos geweld pleegden tegen vreemdelingen, smeekte Proteus, dat Poseidon hem weêr naar Egypte zou verplaatsen. Deze opende nu op de landtong Pallene eene aardkloof en voerde hem daardoor naar Egypte terug. -
Gewoonlijk wordt echter de Nereïde Psamathe als zijne gade genoemd, die hem behalve de reeds vermelde dochter Eidothea drie zonen schonk: Theoklymenos, Polygonos en Telegonos, die echter allen door Herakles werden gedood, toen zij hem tot eenen wedstrijd in het worstelen hadden uitgedaagd. Verder werd hem nog eene dochter Kabeira toegeschreven, bij wie Hephaistos de Kabeiren zou verwekt hebben. -
De kunst heeft hem voorgesteld op dezelfde wijze als Nereus, met een onderlijf, dat in eene vischstaart uitloopt. Een kromme staf, dien hij in de hand houdt, duidt aan, dat hij de herder der zee is.

protogeneia (protogenia)

D.i. "de eerstgeborene".
(1) De eerste dochter, die na den grooten watervloed aan Deukalion en Pyrrha geboren werd. Zeus verbond zich met haar op het gebergte Mainalos in Arkadië, nadat hij haar aan haren gemaal Lokros, bij wien zij kinderloos gebleven was, ontroofd had. Zij schonk hem eenen zoon, met name Opus.
(2) Eene dochter van Kalydon en Aiolia. Ares beminde haar en verwekte bij haar Oxylos, die de gids werd der Herakleiden naar den Peloponnesos. Zie Herakles.

psamathe

(1) Eene Nereïde, die aan Aiakos eenen zoon baarde, Phokos genaamd, die door zijne broeders Peleus en Telamon werd vermoord. Aiakos joeg hen beide uit het land, doch Psamathe zond desniettemin eenen wolf, die Aigina verwoestte, om wraak te nemen voor den op Phokos gepleegden moord.
(2) Eene dochter van Krotopos, den koning van Argos. Zij werd door Apollo bemind en schonk hem eenen zoon, Linos. Zie Krotopos.
(3) De gade van Proteus. Zie aldaar.

psophis

Zie Promachos.

psyche

"Psyche". (1e eeuw voor Chr.) Gevonden in Capua, nu in Nationaal Museum te Napels.

D.i. "de bezielende adem", de "ziel" zelve, maar ook de "vlinder". Aan deze dubbele beteekenis heeft het allegorische verhaal harer lotgevallen zijn aanzijn te danken. Zooals het daar ligt is het eerst in de tweede eeuw van onze jaartelling ontstaan, doch de kern er van is hoogstwaarschijnlijk op de overleveringen van grieksche dichters en wijsgeeren gegrond. Apuleius, een wijsgeer, die onder de regeering van keizer Hadrianus (117 - 138 na Chr.) leefde, verhaalt als volgt:
In oude tijden leefde op aarde een koning ( volgens sommigen was het de zonnegod Helios), die drie zeer schoone dochters had. De beide eersten vonden spoedig echtgenooten, maar de jongste, de bekoorlijke Psyche, bezat zulk eene volmaakte schoonheid, dat geen minnaar haar durfde naderen, maar allen haar als een goddelijk wezen vereerden. Ledig stonden de tempels van Aphrodite, want aan Psyche betuigde men zijne hulde, als de in het vleesch verschenen godin der liefde, wie men offers wijdde en om hare gunst smeekte. Deze roem wekte den nijd en den toorn van Aphrodite in zulk eene hooge mate op, dat zij besloot het lieftallige meisje in het verderf te storten. Maar ook de koning zag deze hooge vereering zijner dochter met diepe droefheid, want hij vreesde te recht, dat zij daardoor veroordeeld zou zijn om ongehuwd te blijven, terwijl zijne beide andere veel minder schoone dochters hem goede schoonzonen gegeven hadden. In zijne bezorgdheid zond hij boden naar het orakel van Delphoi, om daar te vragen, hoe hij zich eenen geschikten schoonzoon voor zijne dochter verschaffen kon; maar als eenig antwoord beval het orakel hem zijne dochter naar den top van eenen berg te brengen, en haar daar in de woestenij aan haar lot overtelaten, daar het noodlot haar bestemd had, om niet de bruid van eenen sterveling, maar van eenen gevleugelden draak te worden. Hoewel met diepe smart vervuld, meenden hare ouders te moeten gehoorzamen en, in rouwkleederen gehuld, en door het jammerende volk vergezeld, werd Psyche op den woesten, onbewoonden bergtop gebracht en daar aan haar lot overgelaten. Dit was nog slechts het begin der wraak van de afgunstige Aphrodite. Zij beval nu ook haren zoon Eros eene zijner scherpste gouden pijlen te nemen, het hart van Psyche te doorboren, en daardoor in hare borst eene ongeneeslijke liefde voor den gemeenste en geringste aller menschen, die op de aarde woonden, optewekken. Met vreugde maakte zich de god, die in het leed der menschen behagen schept, tot de vervulling van dien last gereed; maar op het oogenblik, dat hij wilde schieten, kwetste hij zich zelven met de punt van eene zijner pijlen; het wapen viel uit zijne hand en de gewonde Eros ontbrandde nu in de hevigste liefde voor het schoone meisje, zoodat hij haar in plaats van namelooze smart hemelsche zaligheid bereiden wilde. Nauwelijks zag zich dus de schuchtere Psyche op den eenzamen bergtop van iedereen verlaten, toen plotseling een zachte zephyr haar omsuisde, haar op bevel van Eros ophief en naar den eeuwig bloeienden tuin, die zijn paleis omringde, heenvoerde, terwijl zij in eenen diepen slaap gedompeld was.

J.W. Waterhouse: Psyche gaat de tuin van Eros binnen.

Toen zij eindelijk hare oogen opsloeg, zag zij zich in eenen betooverenden lusthof bij een schitterend paleis, waar stemmen van onzichtbare wezens haar liederen van troost toezongen, onzichtbare handen haar bedienden, en geesten der liefde haar omzweefden. Onuitsprekelijk gelukkig, legde zij zich des avonds op hare legerstede, en sluimerde in op hare zachte kussens. Maar elken nacht, als de zon onder de kim gedoken was en duisternis de aarde overdekte, bezocht haar haar jeugdige minnaar, ongezien en ongekend, en maakte haar onuitsprekelijk zalig door zijne liefkozingen, ofschoon hij haar ten strengste verbood om ooit naar zijnen naam te vragen, of te trachten hem te zien.

Canova : Psyche en Eros

Psyche beloofde hare nieuwsgierigheid te zullen bedwingen, doch toen de eenzaamheid der dagen, daar de god haar telkens vóór het aanbreken van den dageraad weder verliet, zich al meer en meer begon te doen gevoelen, en de verveling haar teisterde, smeekte zij haren minnaar haar te vergunnen, dat hare beide gehuwde zusters eenigen tijd bij haar, die zij gestorven waanden, zouden mogen doorbrengen, en Eros stond dit toe, hoewel met weêrzin, daar hij hiervan niets goeds verwachtte. Al te spoedig werd zijne vrees bevestigd. Nadat Psyche hare zusters juichend ontvangen had, schilderde zij haar het geheimzinnig geluk, dat zij genoot, met de levendigste verwen, en dit maakte de hevigste jaloerschheid bij hare zusters gaande. Door dien hartstocht gedreven wisten zij op listige wijze twijfel in het hart der gelukkige Psyche te doen ontwaken, haar te doen gelooven, dat de geheimzinnige nachtelijke bezoeker misschien een schrikwekkend, walgelijk, monster was, hetwelk het daglicht schuwde, zoodat zij zich eindelijk liet overhalen om zich zekerheid te verschaffen, en, zoo hare vermoedens bewaarheid werden, het ondier aan hare wraak opteofferen. De nacht kwam, en met hem de onzichtbare, niets kwaads vermoedende minnaar. Nauwelijks was deze echter in eenen diepen slaap gedompeld, of Psyche stond zachtkens van hare legerstede op, stak eene lamp, die zij gereed gehouden had, aan, wapende zich met eenen dolk, en keerde in de diepste stilte naar den slapende terug. Hoe groot was echter hare blijde verrassing, hare zalige verrukking, toen zij, in plaats van eenen afschuwelijken draak, den schoonen, goddelijken jongeling ontwaarde, met boog en pijlkoker aan zijne voeten, terwijl hij in zoete droomen zacht glimlachende en met blozende wangen daar lag te sluimeren. Zij kon zich aan den aanblik van haren geliefde niet verzadigen, en in de overmaat der verrukking, waarmede zij zich over hem heen boog, om bij het schijnsel harer lamp zijn aangezicht van naderbij te aanschouwen, ontbrak haar de noodige behoedzaamheid, zoodat een droppel heete olie op den ontblooten schouder van den slapende viel, hem door de pijn wekte en plotseling deed opspringen. Vóór hem stond de van liefde en schrik sidderende Psyche, en Eros bevroedde terstond de oorzaak van alles; hij begreep, dat Psyche hem minder geloofd had, dan hare zusters.

Eros en Psyche, een film van Timo Linnasalo (?) (1998?)

In den grootsten toorn deed hij haar de bitterste verwijten over haar wantrouwen, verklaarde, dat zij voor altijd zijne liefde verbeurd had, en toen hij nu wegvloog, verdween met hem het heerlijke paleis en alle pracht, terwijl de wanhopige Psyche eenzaam op den top van eenen naakten heuvel achterbleef. Vruchteloos hoopte zij in de volgende nachten op zijne terugkomst, en lange dagen dwaalde zij jammerend en klagend rond om hem te zoeken. Zij snelde van den éénen tempel naar den anderen, overal naar hem vragend, en toen zij nergens eenig spoor van hem ontdekte, stortte zij zich, waanzinnig van smart, in eenen stroom, dien zij op haren weg ontmoette; maar de medelijdende golven droegen haar behouden naar de overzijde. Op haren tocht kwam zij ook in de steden, waar hare zusters heerschten. Aan beide verhaalde zij, dat Eros haar verstooten had, omdat hij met haar wilde huwen. Beide geloofden het en stortten zich van de rots, waar Psyche vroeger was achtergelaten, denkende door eenen Zephyr te zullen worden gedragen, doch zij vielen in den daaronder gelegen afgrond te pletter. Eindelijk, toen geen der goden het gewaagd had, uit vrees voor de nog altijd niet verzoende Aphrodite, om zich harer te erbarmen, ging Psyche zelf vrijwillig tot de vertoornde godin, wierp zich aan hare voeten, smeekte haar om vergiffenis en verklaarde, haar als slavin te willen dienen. De godin liet zich verbidden, doch legde haar eene reeks van zware beproevingen op; eerst dan, wanneer zij die alle gelukkig had volbracht, zou zij volkomen vergiffenis erlangen. -
Vooreerst gaf Aphrodite haar nu eene menigte van de meest verschillende, door elkander gemengde zaden, en bedreigde haar met de vreeselijkste martelingen, zoo het haar niet gelukken mocht, om al deze zaadkorrels naar hare soorten te scheiden. Bijna gaf Psyche zich reeds aan de wanhoop over, toen eene menigte medelijdende mieren kwam aanloopen, en al de korrels zorgvuldig afzonderde en rangschikte. Na het gelukken dezer eerste proef zond Aphrodite haar naar een steil, ontoegankelijk gebergte, aan welks loodrechte rotswanden heilige, goudwollige schapen weidden, wier beet doodelijk was; van deze schapen moest Psyche eene wolvlok halen. Reeds geloofde zij zich reddeloos verloren, en wilde door van de rots in de daaronder stroomende rivier te springen een einde aan haar leven maken, toen het riet uit die rivier haar fluisterend toeriep, dat zij die dieren voorzichtig sluipend in het middaguur moest naderen, omdat zij dan, vluchtende door de verterende hitte, in een schaduwrijk, koel dal sluimerden, en zij zelve derhalve dan niets van hen te vreezen had. Zij volgde dezen raad en bracht de vlok aan de verwonderde godin. Als derde proef werd haar opgelegd om met eene urn naar de Styx aftedalen, en die, met het water der rivier gevuld, terugtebrengen. Radeloos ging Psyche op weg, toen een adelaar op haar toevloog, de urn in zijne klauwen nam, en haar spoedig met het donkere water gevuld wederbracht. -
Thans volgde de vierde en laatste, maar ook de zwaarste proef, die daarin bestond, dat Psyche uit de onderwereld bij Persephone een deel van de schoonheid van deze moest halen, daar Aphrodite haar eigen schoonheid had verloren bij het verplegen van haren zoon, die nog steeds door de wonde, welke Psyche hem onwillens had toegebracht, ziek ternederlag. Psyche daalde af in de onderwereld, ontving daar in eene doos wat zij verlangde, en had reeds een gedeelte van den vreeselijken weg met blijdschap afgelegd om terugtekeeren. Maar toen zij bedacht, dat ook hare schoonheid zeer geleden had en door haren diepen kommer verwelkt was, kon zij de verzoeking niet wederstaan, om ook die door de schoonheid der onderaardsche godin te herstellen. Nauwelijks weder in het daglicht gekomen opende zij de doos, maar hieruit steeg plotseling een donkere, doodelijke damp op, die zich om haar hoofd samenrolde, zoodat zij bleek en bewusteloos ter aarde zonk. Nu zou het met haar gedaan geweest zijn, doch Eros waakte nog steeds over haar. Hij had zijne innige liefde niet kunnen vergeten, en hij was het ook geweest, die reeds vroeger haar in stilte door alle nooden geholpen had. Hij snelde naar haar toe, raakte haar met eene zijner pijlen aan, nam haar in zijne armen naar den Olympos en smeekte Zeus om de verlossing der geliefde; de godenkoning verhoorde zijne bede; hij wist Aphrodite te verzoenen en schonk Psyche de onsterfelijkheid. Zij werd daarop met haren bruidegom onafscheidelijk verbonden.

Al de goden verheugden zich in hun beider geluk en vierden met hen hun bruiloftsfeest. Na zijn huwelijk trok Eros zich geheel in den helderen hemel terug, en hield zich voortaan alleen bezig met te zorgen voor het geluk zijner gemalin; slechts een meer zinnelijke broeder, Pothos, de god der begeerte, was op de duistere aarde achtergebleven en voert nog de heerschappij over de menschen. Uit het huwelijk van Eros en Psyche werd, toen de tijd daar was, eene dochter geboren, die den naam droeg van "de gelukzaligheid". -
De zin dezer mythe is, dat de menschelijke ziel door te streven naar het goede en schoone de gelukzaligheid deelachtig kan worden. Immers Eros is de personificatie van het schoone en goede, Psyche van het streven daarnaar. Volgens de platonische wijsbegeerte, waaraan de behandeling van deze mythe door Apuleius zich aansluit, heeft de ziel een voorbestaan gehad, waarin zij onbewust met het goede en schoone verbonden was. Dat voorbestaan is in de mythe uitgedrukt door het zalige leven, dat Psyche in het paleis van Eros leidde. Hare zusters, dat wil zeggen: de lagere menschelijke begeerten en hartstochten, halen haar over tot strafbare nieuwsgierigheid. Daarop verlaat Eros haar, en zij zelve valt op de aarde. In dat aardsche leven behoudt zij echter de herinnering aan het goede en schoone, waarmede zij vroeger verbonden was, en onder de moeite en het lijden van het aardsche leven blijft zij naar eene hereeniging streven. Hare zusters, de booze hartstochten, worden vernietigd; Psyche reinigt zich door zwaren arbeid; het rijk des doods overweldigt haar door zijne macht, maar juist daarna gaat zij naar den hemel, om eeuwig met Eros, d.i. met het goede en schoone vereenigd te zijn. Uit die verbintenis spruit de gelukzaligheid. -
Gewoonlijk wordt Psyche afgebeeld met vleugels als die van eenen vlinder of wel eenen vlinder, haar zinnebeeld, in de geopende hand houdende.