P : palladion - pamphylos

palladion (palladium)

(Zie Athena.) Het eerbiedwaardigste heiligdom der stad Troje, een godenbeeld, dat volgens de overlevering uit den hemel gevallen was. Het beeld was drie ellen hoog, rechtop staande, met aanééngesloten beenen, uit hout vervaardigd, en stelde eene jonge vrouw voor, die in de rechterhand eene werpspies, en in de linker als teeken des vredes, een spinrokken, hield. Pallas Athena had dit beeld zelve gesneden. Volgens sommigen stelde het niet de godin zelve voor, maar eene harer volgelingen, die evenals zij Pallas heette en de dochter van den libyschen zeegod Triton was. Terwijl zij zich met ijver in de schermkunst oefenden en de strijd zoo hevig werd, dat Pallas eenen hevigen uitval deed met het doel, om Athena te treffen, kwam Zeus tusschenbeide, en hield aan Pallas de vreeselijke Aigis voor, met het Medusahoofd. Pallas werd òf door den aanblik daarvan versteend, òf wel zij werd zóó verschrikt, dat zij geene poging deed om den heftigen aanval van Athena afteweren, die haar trof en haar dood deed nederzinken. Terstond had Athena berouw over deze onbezonnen daad. Uit droefheid vervaardigde nu de godin het Palladion, een beeld harer gedoode vriendin, hing het de Aigis om, en plaatste het naast den troon van Zeus. Op zekeren dag gebeurde het echter, dat de door haren vader beminde Pleiade Elektra op den Olympos vluchtte, en het reine standbeeld omvatte, om bescherming van de maagdelijke godin aftesmeeken, ofschoon zij zelve door de vervolgingen van Zeus haren maagdelijken staat verloren had. (Zie Elektra en Korythos.) Vertoornd over de heiligschennis aan haar beeld gepleegd, slingerde de kuische godin haar kunstwerk naar de aarde neder. Het viel neder vóór de tent van koning Ilos, den stichter van Troje, die juist een gebed aan Zeus had opgezonden, teneinde hem om een gunstig teeken bij de stichting zijner nieuwe stad te smeeken. Geloovende, dat zijn gebed aldus wonderdadig verhoord was, nam Ilos het beeld op en wees het eene blijvende plaats in eenen tempel aan, dien hij opzettelijk daarvoor deed oprichten. Men vereerde het als een onschendbaar heiligdom der stad, en verbond daarmede het geloof, dat Troje niet zou kunnen veroverd worden, zoolang dit geschenk der goden zich binnen zijne muren bevond. Bij het begin der belegering was dit den Grieken onbekend. Toen hun echter de gevangen ziener Helenos dat gewichtige geheim meêdeelde, besloten Odysseus en Diomedes zich van den schat meester te maken. Door eenen onderaardschen gang drongen zij heimelijk in de burgt, daar roofden zij het Palladion; of wel zij lieten zich als gezanten naar de stad afvaardigen, en brachten, geholpen door eenige Trojaansche verraders, het beeld heimelijk buiten de stad. Na de verovering van Troje beweerden daarom onderscheidene Grieksche steden in het bezit van het Palladion gekomen te zijn, maar vooral Argos en Athene. -
Eene andere mythe meldt evenwel, dat het later door Diomedes vrijwillig aan
Aeneas zou teruggegeven zijn; immers verschillende legenden verhaalden, dat Aeneas, toen zijne vaderstad in rook en vlammen opging, den kostbaren schat had gered en met zich naar Italië gevoerd. Rome beroemde zich op deze wijze het overoude en echte Palladion in zijne macht te hebben gekregen. Evenals de Trojanen geloofden ook de Romeinen, dat het behoud der stad van dit beeld afhing, en daarom bewaarden zij het in den tempel van Vesta zóó heilig, dat zelfs niet eens de opperpriester, de Pontifex Maximus, het zien of aanraken mocht. Ten tijde van den keizer Commodus moest het evenwel, bij gelegenheid, dat er brand in den tempel ontstaan was, daaruit gehaald worden; de toenmalige opperpriester Metellus echter, die, daar de Vestaalsche maagden, wier taak was dit te doen, door ontsteltenis buiten staat waren haren plicht te vervullen, zich genoodzaakt zag zelf het beeld te halen en het dus ook te zien, om het uit het heiligdom weg te dragen, hield deze daad voor zulk eene verschrikkelijke heiligschennis, dat hij de goden smeekte de stad daarvoor niet te straffen, maar hem alleen. De goden verhoorden zijn gebed, hij werd met blindheid geslagen. Eindelijk plaatste keizer Heliogabalus het Palladion in den door hem gebouwden zonnetempel, waarheen hij alle oude heilige voorwerpen, die op den oorsprong van den Romeinschen godsdienst betrekking hadden, liet samenbrengen; na dezen keizer wordt van het Palladion geene melding meer gemaakt. De naam is echter gebleven en wordt nog gebruikt om datgene aanteduiden, wat als de waarborg en de grondslag van het voortdurend bestaan en den bloei van eenen staat of van eene andere instelling wordt beschouwd. -
De Atheners beweerden in het bezit van het echte Trojaansche Palladion gekomen te zijn, doordat Diomedes na het uit Troje te hebben geroofd, het aan den Athener
Demophon ter bewaring had gegeven. Deze nam het mede naar Athene. Hier richtte men een heiligdom daarvoor op, waarin de rechters vergaderden aan wie de beslissing over beschuldigingen betreffende moord was toevertrouwd.

pallantia

Eene dochter van Euandros (Evander), die de liefde won van Herakles (Hercules). Zij baarde hem eenen zoon, die de Palatijnsche heuvel naar zijne moeder noemde.

pallantiden

De vijftig zonen van Pallas, den broeder van koning Aigeus van Athene. Zij wisten niet dat Aigeus, uit zijn te Troizen gesloten huwelijk met Aithra, de dochter van koning Pittheus, eenen zoon had, die eerst, toen hij volwassen was, naar Athena kwam. Zij beschouwden zich dus als de erfgenamen van de heerschappij over Athene, te meer daar Aigeus zich geheelenal had laten vangen in de strikken van Medeia. Toen Theseus (zoo heette de zoon van Aigeus) zijne vaderstad opzocht, bevrijdde hij zijnen vader van de voogdij, die de Pallantiden over hem uitoefenden, doodde sommigen en verjoeg de anderen.

pallas

Gustav Klimt : Pallas Athena

(1) Zie Athena.
(2) De dochter van
Triton, die door Athena gedood werd. (Zie Palladion.)
(3) De broeder van
Aigeus, den koning van Athene, wiens zonen zich van de heerschappij trachtten meester te maken. (Zie Pallantiden.)
(4) Volgens sommigen heette aldus de vader van
Athena. Hij vatte liefde voor zijne eigene dochter op en om niet voor zijn geweld te moeten bukken, doodde zij hem en trok hem daarop zijne huid af en overdekte daarmede haar schild.
(5) Een der
Giganten, die in de Gigantomachie werd gedood. Ook van hem wordt verhaald, dat Athena hem de huid heeft afgetrokken en dat zij zich daarmede gedurende het verdere verloop van den strijd heeft bedekt.
(6) Een der zonen van
Lykaon, den koning van Arkadië. Hij stichtte daar de stad Pallantion. Zijn kleinzoon was Euandros, die naar Italië trok, zich nederzette nabij de plaats, waar later Rome werd gesticht en den bij die plaats gelegen heuvel naar zijnen grootvader Palatium noemde.
(7) Een zoon van
Euandros, naar wien volgens anderen de Palatijnsche heuvel zijnen naam zou hebben gekregen. Door zijnen vader werd hij aan Aeneas tot hulp medegegeven in den krijg tegen Turnus. Door Turnus zelven werd hij echter gedood.
(8) Een der goddelijke wezens uit het tijdperk, dat aan het wereldbestuur van
Zeus was voorafgegaan, een der Titanen. Hij was de zoon van twee andere Titanen, Kreios en Eurybie. Hij verbond zich met de Okeanide Styx en verwekte bij haar vier kinderen Zelos (de ijver), Kratos (de kracht), Bia (het geweld) en Nike (de overwinning).

pallene

(1) De dochter van den Makedonischen koning Sithon. Wie naar de hand van Pallene dong moest met hem eenen worstelstrijd aangaan. Reeds hadden verscheidene jongelingen daarbij hun leven verloren, tot eindelijk nog slechts twee, Kleitos en Dryas overbleven. Pallene beminde Kleitos en kocht daarom den wagenmenner van Dryas om, dat hij in de assen van zijns meesters wagen pinnen van zwarte was zou steken, als deze met Kleitos eenen wedren zou aangaan. De wagen van Dryas stortte inéén en hij zelf werd door Kleitos gedood. Sithon vernam evenwel de wijze, waarop de zaak zich had toegedragen, en liet nu zoowel Kleitos als zijne dochter op den brandstapel werpen, waarop het lijk van Dryas werd verbrand, doch Aphrodite kwam tusschen beiden. Zij deed eenen zwaren stortregen van den hemel nederdalen, die het vuur van den brandstapel bluschte, en voerde Pallene weg met hem, dien zij beminde.
(2) Eene der
Alkyoniden, eene dochter van een der Giganten Alkyoneus. Naar haar was het schiereiland genoemd, waarop haar vader door Herakles werd verslagen. Zie Alkyoneus.

pallor

Eene personificatie der bleek makende vrees. Voor Pallor werd volgens de overlevering een tempel opgericht door koning Tullus Hostilius, door hem beloofd, toen zijne troepen in eenen strijd tegen de inwoners van Fidenae begonnen te wijken. Nadat de koning zijne gelofte gedaan had, vatten zij weer moed en behaalden de overwinning. Gewoonlijk is Pallor met Pavor (de schrik) in het gevolg van den oorlogsgod Mars, evenals Deimos en Phobos steeds den Griekschen oorlogsgod Ares vergezellen. Zie Ares.

pammerope

Eene dochter van Keleos, den koning van Eleusis, die tot belooning voor de vriendelijkheid, waarmede zij Demeter ontvangen had, toen deze over de aarde rondzwierf om hare dochter te zoeken, met hare zusters tot priesteres der godin werd aangesteld en de eerste was, die de aan den dienst van Demeter verbonden plechtigheden in Eleusis vervulde.

pamphagos (pamphagus)

D. i. "de veelvraat", een bijnaam, die schertsenderwijze aan Herakles werd gegeven. Eens at hij bij eenen boer twee geheele stieren op.

pamphylos (pamphylus)

Een zoon van den Dorischen koning Aigimios, die de trouwe vriend van Herakles was. Hij trok met de Herakleiden op, om hen behulpzaam te zijn in het veroveren van den Peloponnesos, doch evenals zijn broeder Dymas bleef hij in den strijd. Twee stammen der Spartanen droegen naar hen beiden hunne namen.