M : muzen
muzen (musae) ( Mou=sai)
De negen dochters van Zeus
en Mnemosyne, de godinnen van het gezang.
Negen Muzen zijn er, omdat dit getal de tweede macht is van het
heilige drietal en het - althans in lateren tijd - scheen, dat de taak,
welke de Muzen te vervullen hadden zich over een te groot gebied bewoog,
dan dat deze door drie godinnen zou kunnen worden vervuld. Door alle
dichters, die omtrent haren oorsprong berichten mededeelen, wordt verhaald,
dat Zeus haar door zich met Mnemosyne te verbinden in het leven geroepen
heeft, toen na de overwinning, die hij op de Titanen
behaald had, de goden hem smeekten, goddelijke wezens te scheppen, die
in staat zouden zijn die zegepraal en alle groote daden der goden te
bezingen. Reeds dadelijk na hare geboorte wisten de Muzen te zingen
van het verledene, het tegenwoordige en het toekomende. Door haar liefelijk
gezang, dat Apollo met zijne cither begeleidt,
wekken zij vreugde op in het hart der onsterfelijke goden, als deze
in de hooge zalen van het paleis van vader Zeus vergaderd zijn. -
In twee streken van Griekenland heeft de dienst der Muzen in oude tijden
grooten ingang gevonden. Vooreerst in het noorden, in het landschap
Piërië in den omtrek van den berg Olympos. In de stad Leibethron,
wier omgeving beroemd was door hare uitstekende wijnbergen, en waar
dus ook Dionysos groote eer genoot, schijnt
de dienst der Muzen het eerst wortel te hebben geschoten. Als den eersten
kweekeling der Muzen, ook wel als den zoon van eene van haar noemde
men daar Orpheus. De Muzen van den Olympos
waren eigenlijk bronnymphen. Zij hadden de macht over bronnen, wier
water geestdrift en dichterlijke opgewondenheid opwekte. Vooral was
dit eene eigenschap der Pimpleïsche bron, naar welke zij
ook den naam van Pimpleïdes droegen.
-
De tweede streek van Griekenland, waar de dienst der Muzen, vooral in
lateren tijd, in hooge eer stond, was Boiotië. Aan de helling van
het gebergte Helikon lag het stadje Askra, en bij die stad was een aan
de Muzen gewijd bosch, waarin de beide heilige bronnen Aganippe
en Hippokrene lagen. (Zie Aganippe en Hippokrene.)
Daar waren eene menigte haar geheiligde beelden en andere gedenkteekenen,
uit vele waarvan men kon opmaken, dat haar dienst derwaarts uit het
noorden, uit Piërië, was overgebracht. Daar werden ook verschillende
feesten ter harer eer gevierd en daarbij wedstrijden ingesteld. Toen
Askra in verval kwam, nam het in de nabijheid gelegen Thespiai het bestuur
bij die feesten over. -
Er waren in Griekenland nog meer aan de Muzen geheiligde bronnen; zoo
in de nabijheid van Delphoi de beide bronnen Kassotis
en Kastalia (Zie aldaar.), zoo eene bron
nabij den Ilissos te Athene. Doch ook op bergen werden zij vereerd.
De Olympos, de Helikon, de Parnassos waren haar geheiligd en worden
nog ten huidigen dage als "zangbergen" genoemd. -
In klein-Azië trad haar karakter als bronnymphen veel meer op den
voorgrond. Daar verbond zich haar dienst ook zeer nauw met dien van
Dionysos, en wellicht zijn zij de tusschenpersonen geweest, die de klove,
welke oorspronkelijk tusschen den Apollo-dienst en den Dionysos-dienst
heeft bestaan, hebben weten te dempen. (Zie Dionysos.) -

Oorspronkelijk zijn zij zingende godinnen
geweest en eerst later heeft men aan sommige onder haar het bespelen
van verschillende muziekinstrumenten toegeschreven. Hare eigenaardige
taak is te zingen bij de maaltijden der goden, onder de leiding van
Apollon, die haar met zijn citherspel begeleidde. En dan zingen zij
van het ontstaan der wereld, van goden en menschen, maar in de eerste
plaats van Zeus, van zijne almacht en zijne groote daden. Vooral bij
feestelijke maaltijden en bij bruiloften van goden en heroën mogen
zij niet ontbreken. Behalve Apollo vergezellen haar dan de Horen
en de Chariten en bij den zang voegt zich
de dans. Zij wonen op den Olympos, doch hare woningen liggen een weinig
lager dan die der groote goden. -
De alleroudste gedichten spreken slechts van ééne
Muze, de godin van den zang. Toen men later negen Muzen aannam, bleef
dan ook Kalliope, "de Muze met de
schoone stem," de meest gëeerde van alle. -
Ook nog in zeer oude tijden kende men slechts drie Muzen, wier
eeredienst te Askra door de Aloïden zou zijn gesticht. Hare
namen waren Mneme d.i. "het geheugen",
Melete d.i. "de overpeinzing"
en Aoide, d.i. "het gezang".
(Zie aldaar.) Anderen spraken van zeven, weer anderen van acht
Muzen, doch in den bloeitijd der Grieksche mythologie, was algemeen
een negental aangenomen. Hoewel zij doorgaans gezamenlijk en
in koor optreden, was toch aan ieder van haar eene eigenaardige taak,
een eigenaardig gebied toegewezen, terwijl zij ieder hare eigene attributen
hadden, waaraan hare beelden - want de beeldende kunstenaars kozen haar
zeer dikwijls tot het voorwerp hunner voorstellingen - gemakkelijk te
herkennen zijn. Die negen Muzen zijn:
Kleio of Klio,
d.i. de verheerlijking door het gezang. Zij is de Muze der geschiedenis
en wordt voorgesteld met eene rol in de hand. Somtijds heeft zij eene
boekenkist naast zich.
Melpomene, de vereeniging van gezang en
dans. (Men bedenke hierbij, dat de dans bij de Grieken een geheel ander
karakter had als bij ons, dikwijls een ernstig, somtijds zelfs een somber
karakter.) Zij is de Muze der tragoedie en wordt gewoonlijk afgebeeld
met een tragisch masker, eene knots of een zwaard en een krans van druivenbladeren.
Terpsichore, de zich in den dans verheugende.
Zij is dan ook de Muze van den dans. In hare hand houdt zij eene lier
en een staafje, waarmede de lier getokkeld wordt (plektron).
Polyhymnia of Polymnia,
de aan hymnen rijke. Zij is de Muze van het ernstige, godsdienstige
gezang. Zij wordt afgebeeld zonder bepaalde attributen, maar is kenbaar
aan haar dicht om het lichaam sluitend gewaad en haar ernstig, nadenkend
gelaat.
Thaleia of Thalia,
de bloeiende feestvreugde. Zij is de Muze der komoedie. Men kent haar
beeld aan een komisch masker, eenen klimopkrans, dien zij op het hoofd
en eenen krommen staf, dien zij in de handen draagt.
Urania, oorspronkelijk de hemelsche, die
de groote daden der goden bezingt. Zij is de Muze geworden der astronomie
en houdt in de ééne hand eenen hemelbol, in de andere
een staafje.
Euterpe, de zich verheugende, eene personificatie
van de vroolijkheid, die het gezang opwekt. Zij is de Muze der lyrische
poëzie en kenbaar aan de dubbele fluit, die zij in de handen houdt.
Erato, eene personificatie van het zoet
verlangen door het gezang opgewekt. Zij is de Muze der erotische poëzie
(het minnedicht), doch ook de meetkunde en de miniek zijn haar toegedeeld.
Gewoonlijk houdt zij in hare hand een groot snareninstrument.
Kalliope, de Muze met de schoone stem,
die onder alle de voortreffelijkste is. Zij is de Muze van de epische
poëzie en van de wetenschappen in het algemeen. Hare attributen
zijn eene rol of een schrijftafeltje (zakportefeuille) en een
schrijfpen (stilus). Dikwijls is het moeilijk hare beelden van
die van Kleio te onderscheiden. -
Behalve den naam van Pimpleïdes droegen de Muzen nog verschillende
bijnamen, waarbij zij dikwijls genoemd werden, naar verschillende plaatsen,
waar zij groote vereering genoten, zoals Piërides,
Helikoniades, Thespiades,
Parnassides, Kastalides.
-

Caesar van Everdingen:
Vier muzen en Pegasus op de Parnassus, ca. 1648/50
Olieverf op doek, 340 x 230 cm
Den Haag, Koninklijk Paleis ten Bosch
Hoewel men zich de Muzen meestal als jonkvrouwen
dacht, wisten toch sommige legenden te verhalen van personen aan wie
zij hare liefde zouden hebben geschonken. Dikwijls werden beroemde dichters
en zangers hare zonen genoemd en òf goden òf uitstekende
stervelingen aangewezen als degenen, aan wie eene der Muzen hare gunsten
had geschonken. Zoo heette Kalliope de moeder van Orpheus en Linos,
wier vader volgens de meeste verhalen Apollo zou zijn. Zij zou ook hare
liefde geschonken hebben aan Hymenaios,
en uit hare verbintenis of uit die van Melpomene met den riviergod Acheloös
zouden de Seirenen zijn gesproten. (Zie
Kalliope.) -
De Muzen waren naijverig op de haar door de goden verleende gave. Wie
het waagde zich te beroemen, dat hij haar in de kunst kon overtreffen
of met haar eenen wedstrijd durfde aangaan, leerde tot zijn schade hare
grootere voortreffelijkheid en hare macht kennen. Zoo de Seirenen (Zie
aldaar.), zoo de dochters van koning Piëros
van Emathia (Zie Emathides.), zoo de beroemde
zanger Thamyris, die, nadat hij door de
Muzen overwonnen was, door hare macht van zijne kunst werd beroofd en
met blindheid geslagen. -

De zaal van de Muzen in het Vatikaan
Door gansch Griekenland genoten zij algemeen
vereering, het meest echter in streken, rijk aan bronnen. Daar wekte
het melodieuse ruischen der bronnen, eene muziek der natuur, de gedachte
aan godheden van den zang en van de muziek op. Het spreekt van zelf,
dat dichters en zangers de personen waren, door wie de Muzen in de voornaamste
plaats werden vereerd. -
Zie verder op de namen der verschillende Muzen.
Beeldend
theater De Muzen
|