K : kampe - kekrops
kampe (campe)
(1) Een reusachtig monster, dat
door Uranos tot bewaker gesteld was over de drie Kyklopen en
de Hekatoncheiren, die in den Tartaros waren opgesloten. Toen Zeus op raad
van zijne moeder Rheia en van Metis die gevangenen uit hunnen kerker
bevrijden wilde, om van hunne hulp gebruik te kunnen
maken in zijnen strijd tegen zijnen vader Kronos en de
overige Titanen, doodde hij het monster en liet daarna
de kyklopen en Hekatoncheiren vrij.
(2) Een monster, door Dionysos op zijnen tocht door Libyë verslagen.
Het verwoestte het gansche land en doodde de inwoners. De
god verwierf zich door deze daad in Libyë grooten roem
en hij wierp op het doode dier eenen grooten aardheuvel
tot een onvergankelijk gedenkteeken aan zijnen grooten
moed.
kanake (canace)
Eene dochter van Aiolos, den
koning der liparische eilanden en Enarete. Zij
werd door Poseidon bemind en baarde hem verscheidene zonen.
Toen zij echter eene misdadige liefde opvatte voor haren
broeder Makareus, onttrok de god haar zijne bescherming.
Haar vader doodde haar daarop, of wel zij doodde zich
zelve met een zwaard, hetwelk haar vader haar tot dit
doel had toegezonden.
kanephoroi
Jonkvrouwen, die te Athene bij
de feesten van Athena, Demeter en Dionysos heilige gereedschappen, die bij het
offer gebruikt werden, in manden op het hoofd droegen.
Zij werden uit de edelste geslachten gekozen en stonden
in hooge eer.
kanobos (canobus)
Eene Grieksch-Egyptische
godheid, volgens sommigen de stuurman van Menelaos,
die met dezen naar Egypte kwam en daar tengevolge eener
slangenbeet stierf. De stad Kanobos werd ter zijner eere
gebouwd.
kapaneus (capaneus)
Een der zeven vorsten, die
optrokken tegen Thebe. In overmoed beweerde hij, dat hij
de muren der stad zou beklimmen, al was het ook tegen den
wil van Zeus. Toen hij reeds op de stormladder stond,
die hem tot zijn doel zou leiden, doodde Zeus hem door
eenen bliksem uit den overigens helderen hemel. Toen zijn
lijk op den brandstapel lag en reeds was aangestoken,
stortte zijne gemalin Euadne zich in de vlammen, om met haren gemaal
te sterven. Volgens sommige verhalen werd hij door Asklepios in
het leven teruggeroepen. (Zie Asklepios.) -
Zijn zoon Sthenelos behoorde tot de Epigonen.
kapys (capys)
(1) De zoon van Assarakos,
de vader van den Trojaanschen vorst Anchises,
die bij Aphrodite de vader werd van Aineias.
(2) Een der Trojanen, die den raad gaven om het houten
paard niet binnen de stad te halen, maar in zee te
werpen. Hij vergezelde Aineias op zijne tochten en werd de stichter der
stad Capua.
karanos (caranus)
Een heros uit Argos een der Herakleiden.
Hij trok naar Makedonië en stichtte daar het rijk, dat
later door Perdikkas en zijne opvolgers
beheerscht werd. De Makedonische koningen beweerden door
hem van Herakles aftestammen.
karnabon (carnabon)
De koning der Geten, die een der
draken van den wagen van Triptolemos doodde en daarvoor door de godin Demeter werd
gestraft. Zie Demeter.
karneia (carnea)
Een feest ter eere van Apollon
gevierd. Zie Apollon.
karneios (carneus)
Een bijnaam van Apollon als
god der schaapskudden. Zie Apollon.
kassandra (cassandra)

Jacqueline Schuman : Cassandra
(ill. uit 'Cassandra' van Christa Wolf)
[afbeelding aangetroffen bij CASSANDRA]
Ook Alexandra genoemd, de dochter van Priamos en Hekabe.
Volgens Homeros kon zij met Aphrodite vergeleken worden in schoonheid. Zij was
de tweelingzuster van Helenos. Beide kinderen speelden, in den voorhof
des tempels van Apollon, die nabij Troje stond, en daar zij zich
aldaar te lang hadden opgehouden om nog naar huis
gebracht te worden, bereidde men hun eene slaapplaats van
lauwertakken in den tempel. Toen nu op den volgenden
morgen beider voedsters binnenkwamen, vonden zij bij de
kinderen twee slangen, die, zonder hun leed te doen, hun
vriendelijk de ooren lekten. Dit wonder was de oorzaak
van een tweede, nog grooter wonder, want het gehoor der
kinderen werd zóó gescherpt, dat zij de stem der goden
konden hooren. Na dien tijd vertoefde Kassandra gaarne in
den tempel van Apollo, die, door hare ontluikende
schoonheid verrukt, haar beloofde, haar alle geheimen der
voorspellingskunst te zullen leeren, als zij hem
wederliefde schonk. Na het ontvangen van de gave der
voorspelling, weigerde Kassandra haren eed te houden. Dit
werd voor haar de oorzaak van groot ongeluk. Wel kon
Apollo haar de haar verleende kracht niet weder ontnemen,
maar hij wreekte zich over het gepleegde bedrog daardoor,
dat men haar algemeen voor waanzinnig hield, en niemand
aan hare voorspellingen geloof hechtte. Te vergeefs
kondigde zij overluid den ondergang harer vaderstad
Troje, van hare ouders en haar geslacht, vooraf aan; zij
werd slechts met spot bejegend. Te vergeefs drong zij er
op aan, dat men het houten paard zou verbranden, dat door
de Grieken was achtergelaten en in welks buik de
grieksche helden verborgen waren: niemand wilde naar haar
hooren. Toen nu Troje veroverd was, vluchtte Kassandra
uit den toren, waarin zij door hare ouders als eene
waanzinnige was opgesloten, naar den tempel van Athena,
hopende aldaar bescherming te vinden. Doch met woeste
hand rukte haar Aias de Lokriër, de zoon van Oïleus, van
het beeld der godin, dat zij omvat hield, bij de haren
weg, onteerde haar op de plaats zelve, en sleepte haar
met op den rug gebonden handen naar de andere buit
gemaakte trojaansche slavinnen. Aias werd voor deze
ontheiliging van haren tempel door Athena zwaar gestraft;
de godin bewerkte, dat hij op de terugreis schipbreuk
leed en in de golven zijnen dood vond. (Zie Aias 1) -
Bij de verdeeling van den behaalden buit viel de
ongelukkige Kassandra aan den koning Agamemnon
ten deel, dien zij als slavin naar Mykenai volgde, en
wiens treurig lot zij bij zijne aankomst deelde. Beiden
werden door Klytaimnestra, de gemalin des konings, in het paleis
vermoord. Kassandra had ook dezen sluipmoord voorspeld
met alle bijkomende omstandigheden, zoowel als de straf,
die de sluipmoordenaars wachtte. Ook hare beide zonen
werden door Klytaimnestra op het graf van Agamemnon
gedood. Haar graf werd naast dat van deze beide kinderen
en van Agamemnon te Mykenai getoond. Doch ook de inwoners
van Amyklai maakten er aanspraak op het graf van
Kassandra binnen hunne muren te hebben. Te Leuktra had
zij eenen tempel, waarin zij onder den naam van Alexandra
werd vereerd.
kassiopeia (cassiopea)
De gade van koning Kepheus van
Aithiopië, de moeder van Andromeda. Zij bracht, door in haren trotschen
waan hare schoonheid of die harer dochters te stellen
boven de schoonheid der Nereïden, de wraak van Poseidon
over haar land. Zie Andromeda. Een sterrebeeld in den
melkweg draagt haren naam. Ook haar echtgenoot en hare
dochter hebben hunnen naam aan sterrebeelden gegeven.
Dat, hetwelk Kassiopeia heet, stelt haar tot aanduiding
van haren hoogmoed voor met het hoofd naar beneden.

Cassiopeia
[afbeelding gevonden bij Dome News, een website met nieuws over astronomie,
de ruimte en wetenschap]
kassiphone (cassiphone)
De dochter van Kirke en Odysseus.
Zij huwde met Telemachos, maar naderhand vermoordde zij hem, daar
hij hare moeder had gedood.
kassotis (cassotis)
Eene nymph van den Parnassos,
naar wie eene heilige bron in den tempel van Apollo te Delphoi
genoemd was, wier water de Pythia in dien toestand van geestverrukking
bracht, waarin zij hare voorspellingen gaf.
kastalia (castalia)
Eene nymph, die de dochter was
van den riviergod Acheloös, die bij Delphoi woonde, en naar wien de aan Apollo en de
Muzen geheiligde Kastalische bron genoemd was.
Door hare schoonheid bekoord dong Apollo naar hare
liefde, doch daar zij die niet wilde beantwoorden, en
geen uitkomst meer zag voor de vervolgingen van den god,
sprong zij in de later naar haar genoemde bron. Daarop
beval Apollo op die plaats eenen tempel te bouwen en
schonk aan het water dier bron deze gave, dat wie er van
dronk met dichterlijke geestdrift werd vervuld. Ook uit
deze bron, evenzeer als uit de Kassotis,
dronk de Pythia, eer zij den drievoet besteeg. -
Eene andere sage meldde, dat de Kastalische bron door
eene onderaardsche verbinding uit de rivier Kephissos
haar water ontving. Daarmede hing dan eene genealogie
samen, die de dochter van den riviergod Kephissos tot de
moeder maakte van Delphos, den zoon van Apollo.
Door den Kephissos zou de bron Kastalia dan in verbinding
staan met de onderaardsche rivier de Styx.
Desniettegenstaande is zij door haar helder en smakelijk
water bekend.
kastalides (castalides)
Een bijnaam der Muzen naar
de bron Kastalia.
kastor (castor)
Zie Dioskuren.
katagogia
D. i. het feest van den
terugkeer, op den berg Eryx op Sicilië gevierd, als de
aan Aphrodite geheiligde duiven na hare afwezigheid,
en, naar men meende, met de godin zelve uit Libyë
terugkeerden. Zie Erykine.
katamitos (catamitus)
Een naam waarmede de Romeinen
dikwijls Ganymedes aanduidden. Zie Ganymedes.
katharsios (catharsius)
D. i. "de verzoener",
een bijnaam van den olympischen Zeus.
katreus (catreus)
De zoon van den koning Minos van
Kreta en Pasiphaë; hij volgde zijn vader in de regeering
op, en toen hij om een orakel, hetwelk hem voorspeld had,
dat hij door de hand van een zijner kinderen zoude
omkomen, deze naar andere landen zond, werd hij toch bij
ongeluk door een van hen, Althaimenes, (Zie aldaar.) gedood.
kebriones (cebriones)
De zoon van Priamos en
eene zijner slavinnen. Hij muntte uit door zijne
dapperheid, doch werd, toen Hektor, wiens wagenmenner gedood was, hem had
uitgenoodigd op zijnen wagen plaats te nemen, en zij
beiden eindelijk den wagen verlieten om de vluchtende
Grieken te vervolgen en tot de Grieksche schepen
doortedringen, in het slaggewoel door Patroklos
gedood. Na eenen heftigen strijd moesten de Trojanen zijn
lijk in de handen hunner vijanden laten.
kedalion
De dienaar van Hephaistos.
Zie aldaar.
kekrops (cecrops)
Een der autochthonen
van het landschap Attika. Hem werd de stichting van
Athene toegeschreven, welks burgt ook den naam droeg van
Kekropia. Hij had een lichaam, hetwelk half dat van een
mensch, half dat van een draak was. Daar hij beroemd was
wegens zijne rechtvaardigheid, kozen Poseidon en Athena hem
tot scheidsrechter in hunnen strijd om het landschap
Attika, die volgens andere legenden door de goden werd
beslecht. (Zie Athena.) Zijne dochters waren Agraulos, Pandrosos en
Herse en zijn zoon Erysichthon.
-
Kekrops voerde den dienst van Zeus in
Attika in en verbood de bloedige offers, doch bepaalde,
dat voortaan alleen brooden en offerkoeken zouden
geofferd worden. Hij werd in het algemeen beschouwd als
degeen, die den ruwen aard van het volk had verzacht en
beschaafdere zeden had ingevoerd. -
Dat hij uit Saïs in Egypte naar Attika zou gekomen zijn
is een verdichtsel van lateren tijd.

|