H : hellen - hephaistos

hellen

Een zoon van Deukalion en Pyrrha, de stamvader der naar hem genoemde Hellenen of Grieken. Hij verwekte bij de nymph Orseïs de drie stamvaders der grieksche stammen, namelijk Doros, Aiolos en Xuthos. De laatste was wederom de vader van Achaios en Ion, de stamvaders der Achaiërs en Ioniërs. Andere berichten noemen Hellen den zoon van Zeus en Dorippe.

hellotia

Zie het volgend artikel.

hellotis

(1) Een bijnaam van de godin Athena, dien zij droeg te Korinthe. Daar werd ter harer eer een feest gevierd, de Hellotia, welks oorsprong aldus verhaald wordt: toen de Herakleiden bij hunnen laatsten inval in den Peloponnesos er in slaagden zich van dit gedeelte van Griekenland meester te maken, kwam ook Korinthe in hunne macht. De meeste inwoners zochten daarop een toevluchtsoord in de tempels. Velen werden gered, maar eene jonkvrouw, Hellotis genaamd, verbrandde met hare zusters in den tempel van Athena. Kort daarop kwam er eene pest over het land en het orakel, in dien nood om hulp gevraagd, beval de schim van Hellotis te verzoenen. Een tempel werd gebouwd, waarin deze met Athena vereerd werd. Later werd de naam Hellotis een bijnaam der godin.
(2) Een bijnaam van Europa, ter wier eere op Kreta een feest gevierd werd, eveneens de Hellotia geheeten.

hêmera

Eene personificatie van den dag, eene dochter van Erebos en Nyx. Zij woont in de onderwereld, maar stijgt iederen morgen uit haar paleis op naar de aarde, om daar licht te verspreiden. Dikwijls wordt zij vereenzelvigd met Eos. (Zie aldaar.)

hemithea

Te Kastabos op den Chersonnesos was een tempel der godin Hemithea, d. i. "de halfgodin". Haar eigenlijke naam was Molpadia. Zij was de dochter van Staphylos en Chrysothemis en had nog twee zusters, Parthenos en Rhoio. Molpadia en Parthenos moesten den wijn van haren vader bewaken en sliepen daarbij in. Gedurende den tijd, dat zij sliepen, kwamen er zwijnen uit den stal in het huis, braken het vat en bedierven den wijn. Uit angst voor den toorn van haren vader, vluchtten de beide meisjes en stortten zich van eene hooge rots in zee. Apollo redde haar echter en bracht Parthenos naar Bubastos en Molpadia naar Kastabos. Deze laatste genoot daar onder den naam Hemithea van alle bewoners van den Chersonnesos goddelijke vereering. Wegens de ongelukkige gebeurtenis, die haar uit de ouderlijke woning verdreven had, werd haar geen wijn geofferd, maar honig met water. Wie een zwijn aangeraakt had of varkensvleesch gegeten, mocht haren tempel niet betreden. -
Later kwam haar heiligdom meer in aanzien; niet alleen de omwonende stammen, maar ook verder afwonende volken kwamen haar door offers hunnen eerbied betuigen.
De Perzen, die alle Grieksche tempels plunderden, spaarden dezen, hoewel hij niet door eenen muur omgeven was en gemakkelijk en zonder gevaar kon worden geplunderd. Als reden hiervoor werden de groote weldaden opgegeven, die de godin alom verspreidde door aan de zieken in den droom geneesmiddelen te openbaren en de vrouwen bij het ter wereld brengen van hare kinderen van angst en gevaar te bevrijden.

hephaistia (hephaestia)

Zie het volgend artikel.

hephaistos (hephaestus) xxxxxx

De zoon van Zeus en Hera, de god van het vuur en der smeden. Daar hij zwak, kreupel en leelijk was, wilde zijne moeder hem verbergen, doch zij liet hem bij ongeluk vallen, of volgens anderen wierp zij hem met opzet uit den hemel, zoodat hij in zee terecht kwam, waar de nymphen Thetis en Eurynome hem vriendelijk opnamen. Negen jaren lang bleef hij bij haar in eene eenzame grot en hij vervaardigde voor haar vele kunstrijke werken. -
Volgens eene andere sage greep Zeus hem, toen hij eens in eenen twist, dien Zeus met Hera voerde, zijne moeder bijstond, bij de hiel en wierp hem van den Olympos. Hij viel den ganschen dag, totdat hij bij het ondergaan der zon op het eiland Lemnos neêrkwam, waar hem de Sintiërs opnamen en verzorgden. Latere verhalen meldden, dat hij eerst door dezen val kreupel was geworden. Hoe hij weder naar den Olympos is teruggekeerd, wordt op verschillende wijzen verhaald. Het gewone verhaal is, dat hij eenen gouden stoel vervaardigde en dien ten geschenke zond aan zijne moeder Hera. Die stoel bevatte verborgen gouden boeien, en hij wilde op deze wijze zich op haar wreken voor de slechte behandeling, die hij van haar had ondervonden. Hera kon zich niet van dien stoel oprichten en Hephaistos weigerde op welke voorwaarde ook naar den Olympos te komen om zijne moeder te bevrijden, tot eindelijk Dionysos op den inval kwam hem dronken te maken en er in slaagde hem op eenen ezel gezeten naar den Olympos te brengen. Eerst na dien terugkeer werd hij in de gemeenschap der goden opgenomen, en kreeg hij deel aan hunne maaltijden, waarvan hij te voren wegens zijn ambacht en zijne dienstbare verhouding tot zijnen vader Zeus was uitgesloten geweest.
Hephaistos is wat zijne oorspronkelijke beteekenis betreft ook een god der natuur. Het vuur is een der geweldigste krachten, die zich in de natuur openbaren. Vandaar de meening, dat waar het vuur uit het binnenste der aarde door de kraters der vulkanen zich eenen weg baande, Hephaistos op die plaats onder de aarde zijne smidse en zijne blaasbalgen had. Bepaaldelijk werd dit verhaald van den berg Mosychlos op Lemnos en van den Aetna op Sicilië. Doch ook in de hitte van den zomer meende men de werking van het vuur te herkennen. -
Het vuur heeft een ontzaglijken invloed op het menschelijk leven in al zijne betrekkingen, maar vooral daardoor, dat het de kracht heeft metalen te doen smelten en het mogelijk te maken ze in werktuigen van allerlei aard omtesmeden. Zoo werd Hephaistos langzamerhand de god der smeden niet alleen, maar van alle kunsten, van alle handwerken, van allen arbeid, vooral in metaal. Zoo trad hij in eene nauwe betrekking tot de kunstvaardige godin Athena. Zij hadden te Athene gemeenschappelijke tempels en een gemeenschappelijk feest, de Chalkeia, waarop zij beiden eerst afzonderlijk, maar later te samen werden vereerd. Ook op de Apaturia, het familiefeest te Athene, werd aan Hephaistos geofferd, als aan dengene, die het vuur op den haard schenkt en daardoor met Athena het familieleven bevordert. -
Als god der kunstenaars is Hephaistos zelf de grootste kunstenaar. Menigvuldig zijn de kunstwerken, die, als door hem vervaardigd, worden opgenoemd. In zijne werkplaats, die hij op den Olympos heeft, waar hij met twintig blaasbalgen, doch zonder éénen enkelen dienaar en met de eenvoudigste werktuigen arbeidt, vervaardigde hij o. a. een paleis voor Zeus en Hera en woningen voor de overige goden, verder de Aigis (Zie aldaar.) en den scepter van Zeus, een gouden mengvat voor Dionysos, twintig drievoeten of tafels op raderen, die zich uit eigen beweging naar de zaal begaven, waar de goden bijeenkwamen om maaltijd te houden en evenzoo na het einde van den maaltijd van zelf de zaal weder verlieten, voor zich zelven twee dienaressen van goud, waarop hij steunde bij het gaan en die hij met het vermogen der spraak en der beweging begiftigd had, voor Hypnos eenen zetel, voor Alkinoös, den koning der Phaiakiërs gouden en zilveren honden, voor Achilleus eene wapenrusting,

Hephaistos en Thetis, met de wapenrusting voor Achilleus

voor Diomedes een kostbaar harnas, voor Herakles eene wapenrusting, waarvan even als die van Achilleus het schild eene bijzondere vermaardheid verwierf, eindelijk het net, waarin hij zijne ontrouwe gade Aphrodite met haren minnaar Ares ving. (Zie beneden.)
Dat Hephaistos oorspronkelijk een natuurgod was, blijkt ook uit de betrekking, waarin hij stond tot Dionysos. Men maakte de opmerking, dat in den omtrek van alle vuurspuwende bergen de wijn goed pleegde te gedijen. Het was het verbond, gesloten tusschen het onderaardsche vuur, dat in Hephaistos zijnen vertegenwoordiger vond, en de groeikracht der natuur, die door Dionysos werd voorgesteld, hetwelk de goede gave van den wijn aan de menschen in ruime mate verschafte. Ook op de ontwikkeling der planten heeft de warmte der aarde eenen grooten invloed. Vandaar dat men ook deze ten deele aan Hephaistos toeschreef.
In de gedichten van Homeros speelt Hephaistos geene groote rol. Waarschijnlijk is dit hieraan toeteschrijven, dat zijn eeredienst onder den stam der Achaiërs, wiens godsdienstige voorstellingen hoofdzakelijk in die gedichten worden aangetroffen, niet algemeen verspreid was. Ook bij Homeros heeft Hephaistos zijne beteekenis als natuurgod reeds grootendeels verloren, hoewel de volkomen identiteit van den god en het vuur uit sommige plaatsen nog zeer duidelijk kan blijken, b. v. waar sprake is van den strijd, dien de god in den Trojaanschen oorlog, waarin hij, hoewel ook te Troje vereerd, de partij der Grieken had gekozen, op bevel van Hera met den riviergod Xanthos ondernam.
Volgens de Ilias was Hephaistos gehuwd met Aglaia, de jongste der Chariten, volgens de Odysseia met Aphrodite, de godin der schoonheid. Beide verhalen schijnen daarop te doelen, dat de kunstvaardige god bij zijnen arbeid schoonheid en bevalligheid niet kan ontberen. -
Aphrodite werd haren kreupelen gemaal ontrouw en schonk hare liefde aan den forschen en schoonen Ares. Toen zij eens met dezen eene heimelijke bijeenkomst had, werd zij door Helios aanschouwd, die wat hij gezien had aan Hephaistos mededeelde. Deze ving zijne trouwelooze gade en haren minnaar in een net, zoo fijn en kunstig vervaardigd, dat het geheel onzichtbaar was. Toen hij hen daarin gevangen en vastgebonden had, gaf hij hen aan de bespotting en het gelach der overige goden prijs.
Nog een trek, die tot het wezen van Hephaistos behoort, is, dat hij poogde de vredestichter te zijn bij de huiselijke twisten zijner ouders. Boven is reeds verhaald, hoe eene legende vermeldt, dat Zeus hem eens, toen hij al te zeer voor Hera partij trok, op wreede wijze strafte. Daardoor gewaarschuwd gaf hij haar later den raad om zich te schikken naar den wil van den hoogsten god en huppelde om vrede te stichten door de rijen der verzamelde goden rond om hun wijn te schenken en hierdoor den vrede te herstellen, tot allen in een "onuitbluschbaar" gelach uitbarstten.
De eeredienst van Hephaistos was niet zeer verspreid. De voornaamste plaats zijner vereering was het eiland Lemnos en de daarop gelegen berg Mosychlos, die tot aan den tijd van Alexander den Groote een vuurspuwende berg is geweest. Daar had hij een helper met name Kydalion en knechten, de Kabeiren genaamd. Zijn tempel stond aan den voet van den genoemden berg in de nabijheid van de naar den god genoemde stad Hephaistias. Een zeer eigenaardig gebruik bij den Hephaistosdienst op dit eiland was, dat jaarlijks, naar men zeide, ter verzoening eener oude schuld, het gansche eiland gereinigd werd onder allerlei sombere gebruiken en plechtigheden, zoodat o. a. negen dagen lang geen vuur mocht branden, tot het heilige schip van het eiland Delos terugkeerde en nieuw vuur bracht, dat in alle huizen en in alle werkplaatsen werd rondgedeeld.
Na Lemnos was Athene de voornaamste plaats van vereering van den god.

De tempel van Hephaistos in Athene

Over de Chalkeia, ter zijner eere gevierd, is reeds boven gesproken. Een tweede feest, dat hem daar gewijd werd, droeg den naam van Hephaisteia. Daarbij werd een wedloop met fakkels gehouden. De jongelingen, die daaraan deelnamen moesten dan met brandende fakkels tot aan een bepaald punt loopen en wie het eerst dat punt met nog brandende fakkel bereikte, won den prijs. -
Ook bij de Grieken in Campanië en op Sicilië genoot Hephaistos groote vereering, hetgeen zich door de aldaar gelegen vuurspuwende bergen zeer gemakkelijk laat verklaren.
Voor de beoefenaars der beeldende kunst was eene voorstelling van Hephaistos geen lievelingsonderwerp. Dit blijkt reeds hieruit, dat behalve eenige kleine bronzen beeldjes geen enkel beeld van den god in zijn geheel tot op onzen tijd is bewaard gebleven. Bij de oude schrijvers is er sprake van twee beelden, die Hephaistos voorstelden, het eene door Alkamenos (omstr. 420 v. Chr.), het andere door Euphranor (omstr. 340 v. Chr.) vervaardigd, welke beide uitmuntten door de wijze waarop de kreupelheid van den god was voorgesteld, zonder aan zijne waardigheid afbreuk te doen. De oudere kunst schijnt hem voorgesteld te hebben als een dwerg; daarentegen beeldde men hem in den bloeitijd der Grieksche beeldhouwkunst af als een krachtigen, gebaarden man van rijperen leeftijd. Hij is kenbaar aan zijne eivormige werkmansmuts en zijn kort opperkleed, zooals dat door werklieden en menschen van geringen stand gedragen werd, hetwelk slechts een armgat had voor den rechterarm, terwijl de rechterschouder en een deel van de rechterborst onbedekt bleef, en aan het smidsgereedschap, dat hij bij zich heeft, maar meer nog aan zijnen vasten en scherpen blik, de listige uitdrukking zijner oogen en zijne vastgesloten lippen.

De smidse van Vulcanus: een schilderij van Velazquez

Bij de Romeinen heette de god van het vuur Vulcanus. Zie aldaar.