H: helenos - helle
helenos (helenus)
Een zoon van Priamus en Hekabe, een
der beste strijders in het leger der Trojanen en tevens
beroemd als waarzegger. Hij verliet Troje, òf omdat na
den dood van Paris de hand van Helena aan Deïphobos en niet aan hem werd geschonken, òf
nadat Paris op verraderlijke wijze Achilleus
had gedood, òf volgens een ander verhaal werd hij op
raad van Kalchas op het Ida-gebergte gevangen genomen en
openbaarde toen aan de Grieken, hoe zij door middel van
het houten paard de stad konden nemen. Na den val van
Troje trok hij met Pyrrhos, den zoon van Achilleus, mede naar diens
vaderland, hetzij als vriend, of als slaaf. -
Pyrrhos had als zijn aandeel in den buit Andromache,
de weduwe van Hektor, gekregen. Na den dood van Pyrrhos, of
toen deze met Hermione, de dochter van Menelaos en
Helena wilde huwen, kreeg Helenos Andromache tot vrouw.
Hij verwekte bij haar eenen zoon Kestrinos
genaamd. Toen Aeneas in Epeiros kwam vond hij daar Helenos
als heerscher over een klein rijk. Hij had er eene
sterkte gebouwd, die in het klein geheelenal het beeld
van Troje weêrgaf. De zonen, die Andromache aan Pyrrhos
gebaard had, nam hij als de zijne aan en bij zijnen dood
liet hij aan een hunner, Molossos, de regeering na.
heliaden
(1) Dochters van Helios en
zusters van Phaëthon. Haar aantal wordt zeer verschillend
opgegeven. Toen Phaëthon door den bliksem van Zeus gedood
was, hielden zij niet op aan hare smart door tranen lucht
te geven. Die tranen vielen in zee en veranderden in
barnsteen. De goden, die medelijden hadden met hare
droefheid, veranderden haar in boomen, uit wier stam een
vocht vloeit, dat als het gestold is, barnsteen wordt.
(2) Zeven zonen en ééne dochter van Helios en Rhode.
Helios openbaarde aan zijne zonen, dat, waar men het
eerst aan de godin Athena zou offeren, deze hare blijvende
woonplaats zou kiezen. Datzelfde vernamen ook de bewoners
van Attika. Wel is waar offerden nu de Heliaden het
eerst, maar zij vergaten het offer door vuur te laten
verteren. Kekrops van Athene offerde wel later maar
volbracht alles, wat tot het offer behoorde. Athena sloeg
dus haren zetel op in Attika. De Heliaden bleven echter
de gewoonte bij het offeren behouden, om het offer niet
te verbranden. -
Boven anderen bekwaam, verbeterden zij de scheepvaart,
vonden de verdeeling van den dag in uren uit en ontdekten
vele wetten van de bewegingen der hemellichamen. De
voortreffelijkste onder hen was Tenages. Zijne
broeders doodden hem uit jaloezie en vluchtten, toen
hunne misdaad ontdekt was, naar verschillende landen, o.
a. naar Egypte, werwaarts zij hunne kennis en wetenschap
overbrachten.
helikoniaden / helikoniden
Een bijnaam der Muzen, die
hare woonplaats hadden op het gebergte Helikon.
helios xxxxxxxxxxxxx
De zonnegod, eene oude
grieksche godheid, die uit het oosten haren oorsprong
ontleende, een zoon van den Titan Hyperion en Theia of van
Euryphaëssa, en naar zijnen oorsprong dikwijls
Titan, maar ook Hyperion d. i. "de in de hoogte
wandelende" genoemd. Deze beide genealogiën,
evenzeer als de naam Hyperion duiden als zijne
voornaamste eigenschappen verhevenheid en glans aan. In
lateren tijd werd hij met Apollo of Phoibos vereenzelvigd. (Zie Apollo.) -
Hij was de broeder der maangodin Selene en
van het morgenrood Eos. Zijn gewichtig ambt bestond daarin, dat
hij den zonnewagen, bespannen met vier rossen (Piroeis,
Eoos, Aithon en Phlegon of ook
wel Chronos, Aithon, Astrape
en Bronte geheeten) langs den hemel voerde, om
aan goden en menschen licht te schenken. Die paarden zijn
van zulk een vurigen aard, dat niemand behalve Helios,
zelfs Zeus, de bestuurder des hemels niet, ze kan
besturen. Gewillig gehoorzamen ze echter hunnen meester.
Zij snuiven vuur en zijn van vleugels voorzien. -
Het paard is het lievelingsdier van Helios, hij schenkt
b. v. paarden aan Aietes, aan Herakles en aan Kirke, om daarmede naar het westelijke Aia te
rijden. Aan zijne kleindochter Medeia
schenkt hij een met draken bespannen wagen. -
Als Helios dan opstijgt, gaat Eos voor hem uit, opent met
hare rozenvingeren de poort, waaruit de zonnewagen moet
vertrekken en strooit rozen op zijn pad. Heldere stralen
schitteren om de gouden lokken, die golven om zijn hoofd
en een glanzend gewaad, door den adem van Zephyros
geweven, omhult zijne lendenen.

Zoo stijgt hij elken morgen op
in het Oosten, in het land der Aithiopiërs, een vroom en
goed volk, bij hetwelk de goden dikwijls ten gastmaal
gingen. Deze woonden altijd in het licht en bij hen was
eene eeuwige rijpheid van alles, wat de natuur
voortbracht en dus een eeuwige oogst. Òf uit een schoone
baai bij dat volk gelegen, òf uit zijn paleis, bekend
door de beschrijving van den Romeinschen dichter Ovidius,
òf uit een meer in het land der Aithiopen, dat
schitterde als koper en waarin de god zich en zijne
paarden door een bad verkwikte, komt hij te voorschijn;
tegen den middag bereikt hij het midden van het
hemelgewelf en tegen den avond daalt hij neder in den
Oceaan. Volgens anderen vertoefde hij in Aia, een land,
dat zoowel in het verste Oosten als in het verste Westen
gelegen was, waar zijne kinderen woonden, in het Oosten
Aietes, in het Westen Kirke. -
Eerst latere dichters beschreven, hoe hij van het Westen
naar het Oosten terugkeerde. Des avonds bestijgt hij
volgens hen een gouden bekervormig bootje, door Hephaistos
voor hem vervaardigd, en zoo laat hij zich, in eene zoete
sluimering gedompeld, om de noordelijke helft van de
aarde heen, terugvaren naar het land der Aithiopiërs, om
den volgenden morgen daar weder zijnen wagen te
bestijgen. Behalve van een paleis in het Oosten wordt ook
van eene heerlijke woning gesproken, die de god in het
Westen bezat. In het verre Westen had Helios ook zijne
tuinen, die onder de hoede stonden der Hesperiden.
Daar weidden zeven kudden runderen en zeven
kudden schapen, ieder vijftig in getal, bewaakt
door den reus Geryones. Homeros, die het verste Westen nog niet
kent, plaatste ze op het eiland Thrinakia, waar
zij geweid werden door de dochters van den zonnegod Lampetië en
Phaëthusa. Het aantal dier kudden vermeerderde of
verminderde nooit. Als de god nederdaalde, verlustigde
hij zich er in ze te aanschouwen. Zware straf trof
dengene, die zich vermat deze kudden kwaad te doen. Toen
de makkers van Odysseus eenige dier runderen hadden geslacht,
riep Helios de wraak der goden in en zwoer, dat zoo deze
hen, die de misdaad hadden gepleegd, niet straften, hij
naar den Hades zou gaan om voortaan alleen licht te
geven aan de schimmen. Volgens latere sagen had hij ook
op Erytheia heilige kudden, rood van kleur en
over het algemeen waren kudden, vooral kudden van
runderen, hem geheiligd. -
De 350 stuks runderen en schapen, die hij bezat,
beteekenen waarschijnlijk de 350 dagen en nachten, waarin
het jaar oudtijds verdeeld werd.
Helios, de zonnegod, is ook de alziende god, die met
zijne schitterende stralen naar beneden ziende, alles
aanschouwt en aan het licht brengt. Hij maakt Hephaistos
bekend met de ontrouw zijner gade, hij deelt aan Demeter den
roof van Persephone mede. Dat Lampetië hem het stelen
zijner runderen moest mededeelen, is hiermede niet in
strijd, daar dit bij nacht geschiedde. Van gruwelijke
misdaden wendt hij zijne oogen af. Toen Atreus aan
zijnen broeder Thyestes het vleesch van diens eigen kinderen tot
voedsel voorzette, wendde Helios zijnen wagen af. Als de alziende
wordt hij ook met Zeus bij beloften en eeden aangeroepen.
Bij de Okeanide Perse, d. i. "de verderf
aanbrengende", had Helios twee kinderen, Aietes, den
koning der Kolchiërs, die het Oostelijke Aia bewoonden,
en de booze tooveres Kirke, die op het Westelijke Aia
haar paleis had. Verder waren de voornaamste zijner
kinderen de reeds genoemde Lampetië en Phaëthusa, die Neaira tot
moeder hadden, terwijl Helios bij Klymene, of
volgens anderen bij Rhode, eene dochter van Poseidon, Phaëthon
verwekte, bekend door zijn ongelukkig uiteinde. Diens
zusters heetten de Heliaden. Omtrent zonen van Helios,
die denzelfden naam droegen, zie Heliaden.
Onder allerlei namen, die betrekking hadden op zijnen
schitterenden glans, op zijne verhevenheid, op zijn
vermogen om licht te geven, op zijne alwetendheid, genoot
Helios reeds vroegtijdig op verschillende plaatsen van
Griekenland vereering; zoo in Korinthe, waar hem de
gansche burgt der stad toebehoorde, en in al de
Korinthische koloniën, op het voorgebergte Tainaron en
in Elis, maar nergens meer dan op het eiland Rhodos,
hetwelk onder zijne bijzondere bescherming stond en zich
door zijn gunst boven de baren der zee verheven had.

Dali : Colossus van Rhodos
(1954)
Daar werd hem ter eere jaarlijks
een groot feest met gymnische en musische kampspelen
gevierd; daar stond ook zijn meer dan honderd voet hoog
beeld, de zoogenaamde kolossus van Rhodos, dat
tot de zeven wonderen der wereld gerekend werd.
xxxxxx
Hem werden witte rammen
geofferd, en ook stieren, geiten, lammeren en honig, maar
vooral witte paarden. Ook de haan, die den dag
aankondigt, was hem geheiligd en de adelaar, als de
vogel, die, evenals hij, scherp ziet en zich beweegt in
de hoogte.
Hij werd afgebeeld als een schoon jongeling met
schitterende oogen, golvende lokken en een gouden helm op
het hoofd. Bijna alleen de beeldhouwers van het eiland
Rhodos en die van den Romeinschen keizertijd hebben hem
tot het onderwerp hunner voorstellingen gekozen. De reeds
genoemde kolossus van Rhodos, die uitmuntte door de
volkomen evenredigheid der verschillende lichaamsdeelen,
was omstreeks het jaar 291 vóór Chr. door den
beeldhouwer Chares uit de Rhodische stad Lindos
voltooid. Reeds 66 jaren later werd dit beeld door eene
aardbeving verbroken. De duim daarvan was zóó dik, dat
een volwassen man dien niet kon omspannen. Dat het met de
beenen wijd uit elkander boven den ingang van de haven
zou gestaan hebben is een zeer algemeen verspreid, maar
daarom niet minder onwaar verhaal. -
Op de munten van Rhodos wordt het hoofd van Helios
afgebeeld met een stralenkrans van twaalf stralen, die op
de twaalf maanden des jaars doelden, omgeven. Om zijne
schouders hing gewoonlijk een wapperende mantel. Hij werd
zeer dikwijls voorgesteld als staande op zijnen met vier
paarden bespannen wagen, terwijl eene zweep en een
wereldbol ook nog tot zijne attributen behoorden. -
Slechts zeer weinige afbeeldingen van den god zijn tot op
onzen tijd bewaard gebleven, daaronder een deel van de
eigenaardige voorstelling, die op het Parthenon te Athene
werd aangetroffen. Daar werd Helios voorgesteld op het
oogenblik, dat hij uit zee te voorschijn komt, men zag
slechts het hoofd en de krachtige armen van den god en de
koppen der paarden. -
De nevensgaande afbeelding [niet
afgebeeld; Kox] stelt den
god voor met den stralenkrans om het hoofd en twee zijner
paarden aan zijne voeten.
Bij de Romeinen droeg de zonnegod den naam van Sol. (Zie
aldaar.)
helle
De dochter van Athamas en Nephele, de
zuster van Phrixos. Zij zou met haren broeder geofferd
worden, maar beiden werden nog bij tijds door hunne
moeder op het ram met de gouden vacht ontvoerd. Zij viel
echter van dat ram af en verdronk in de zee, die naar
haar de Hellespont wordt genoemd. Zie Athamas.
|