H : hestia - hippodamas

hestia

De oudste dochter van Kronos en Rheia, derhalve de zuster van Zeus, en toch in het volksgeloof der Grieken de jongste der godheden, die op den Olympos hunne woning hadden, want in geen der beide gedichten van Homeros wordt haar naam vermeld. -
Zij is in de allereerste plaats de godin van het vuur en wel van het vuur, dat brandt op den huiselijken haard. Waar geen haard wordt aangetroffen, is geene gezellige, geregelde samenleving mogelijk. Deze wordt dus door haar gesticht en bevorderd, en dat zoowel bij goden als bij menschen. Zoo komt men, wanneer men tevens de beteekenis van haren naam te hulp roept, tot de verklaring van hetgeen Hestia als godin der natuur is geweest. Haar naam duidt haar aan als de godin "die vastheid geeft"; zij is dus waarschijnlijk oorspronkelijk eene personificatie der aarde, als den vasten troon, waarop de Olympische goden hunne eeuwige woningen hebben gebouwd en die alshetware de haard is van het heelal, waarboven het vuur van den aither brandt. -
Doch hare beteekenis als godin der natuur treedt in de Grieksche mythologie geheelenal op den achtergrond. Het vuur, waarvan Hestia òf de personificatie òf de beschermster was, beteekende alras een offervuur, zooals het op den huiselijken haard van iedere Grieksche woning werd aangetroffen. Op den huiselijken haard bracht ieder huisvader volgens oud, voorvaderlijk gebruik als een priester der goden offers ten behoeve van zijn gezin. Elke bijzondere gebeurtenis in het leven der familie gaf aanleiding tot een offer, aan haar gebracht. Zoo offerde men aan Hestia bij het op reis gaan, bij het terugkomen, bij het opnemen van nieuwe leden in het huisgezin, zelfs van slaven, vooral bij de geboorte van kinderen, bij het geven van den naam, bij het huwelijk en bij den dood. Eene bijzondere eigenaardigheid van den huiselijken haard, die een sterk bewijs is van den grooten eerbied, voor Hestia gekoesterd, ligt hierin, dat hij als haar altaar een asyl was, waar de vreemdeling, zelfs de vijand eene veilige wijkplaats vond; allen, die in het huis vertoefden en op haar altaar offerden, hadden gelijke aanspraak op hare bescherming. -
Het huisgezin is de grondslag van den staat. Het spreekt dus van zelf, dat de godin, die zich in het middelpunt van den huiselijken kring liet vereeren, ook de beschermster werd van den staat, dat iedere staat ook eenen gemeenschappelijken haard had, waarop aan Hestia ten behoeve van de gemeenschappelijke welvaart werd geofferd.
Verschillende vereenigingen en broederschappen, die van den staat uitgingen, hadden ieder een eigen altaar, waarop aan de godin geofferd werd, maar elke staat had toch ook zijn eigen altaar, dat voor Hestia was bestemd. Dat altaar stond in het Prytaneion, oorspronkelijk het huis, waar de koning woonde, later het gebouw, waar de regeering gevestigd was. Op dat altaar werd een eeuwigbrandend vuur ter eere van Hestia onderhouden en van het doorbranden van dat vuur hing het heil van den Staat af. Het was eene treffende gewoonte, dat kolonisten die uit Griekenland naar den vreemde trokken, een deel van het vuur van het altaar van Hestia medenamen, om in het Prytaneion van de stad, die zij gingen stichten, daarmede het vuur op het altaar haar ter eere opgericht, te ontsteken, ten einde zoodoende ook door dezen eeredienst den nauwen samenhang tusschen moederstad en kolonie te bewaren.

Standbeeld van Hestia in de Centrale Montemartini, de eerste electriciteitscentrale van Rome, nu expositieruimte.

En evenzeer als iedere Grieksche staat zijn eigen altaar en zijne eigene vereering van Hestia had, zoo had ook gansch Griekenland te samen een afzonderlijk heiligdom, aan haar gewijd. In den tempel van Apollo te Delphoi stond haar beroemdste altaar. Dat was het middelpunt van haren eeredienst. Ook daar werd een eeuwig vuur onderhouden. Men meende in de plaats, waar het altaar van Hestia te Delphoi stond, niet alleen het middenpunt, of zooals de Grieken het uitdrukten, "den navel" van gansch Griekenland, maar zelfs van de geheele aarde te zien. Wie in Delphoi kwam, om aan het orakel raad te vragen, begon met op dit altaar zijne offers te brengen. Aan dat altaar was het, dat Orestes (Zie aldaar.) door Apollo van zijne misdaad gezuiverd werd. Op dat altaar offerden ook de zangers, die hoopten van Apollo de gave der poëzie te ontvangen. Het vuur, dat daar ter eere der godin brandde, was, volgens de begrippen der Grieken, alshetware het afbeeldsel van het vuur, dat brandde op den heilgen haard in de woning van Zeus op den Olympos.
Rein en zuiver als het vuur is, was ook het wezen der godin. Daarom is zij steeds maagd gebleven. Zij had gezworen dit te zullen blijven, met hare hand het hoofd haars vaders aanrakende, waaruit de maagdelijke Athena was te voorschijn gekomen. Dat is juist het groote onderscheid tusschen haar en Gaia, de allen en alles voedende moeder, die nimmer ophoudt aan nieuwe wezens het aanzijn te schenken. -
In hoe hooge eer zij bij de Grieken stond, blijkt ook hieruit, dat de sage verhaalde, dat Apollo en Poseidon te vergeefs naar hare hand hadden gedongen.
Hoe groot echter ook het aanzien was, waarin Hestia bij de Grieken stond, haar eeredienst was zeer eenvoudig. Tempels, haar alleen toegewijd, waren er niet vele, om de eenvoudige reden, dat iedere brandende haard en ieder brandend altaar haar symbool en dus haar geheiligd waren. In zeer vele tempels was haar evenwel een afzonderlijk altaar opgericht. Over het eeuwige vuur, haar ter eere in de Prytaneia onderhouden, is reeds boven gesproken. Bij groote en buitengewoon plechtige offers begon men gewoonlijk met een offer aan Hestia te brengen, terwijl zij tevens degene was, die bij het slot der plechtigheid werd geëerd. Eene oude legende verhaalde, dat zij bij de verdeeling der wereld, die plaats had, toen Zeus de Titanen had overwonnen, voor zich verlangd had eene eeuwige maagdelijkheid en de eerstelingen van alle offers. Zóó kreeg zij haar aandeel aan elk gebed, aan elke godsdienstige handeling, aan elk offer, aan elken daarop volgenden feestelijken maaltijd.
Het spreekt van zelf, dat de beeldhouwers er naar moesten streven der godin een ernstig, kuisch en waardig uiterlijk te geven. Soms werd zij zittende, somtijds in eene rustige, staande houding afgebeeld. Het beroemdste beeld der godin, dat uit de oudheid is overgebleven, staat in het paleis Giustiniani te Rome. De nevensgaande afbeelding geeft daarvan eene voorstelling. Het gelaat der godin heeft ernstige trekken; eene eng sluitende kleeding bedekt haar gansche lichaam, het haar is op zeer eenvoudige wijze opgemaakt, achterhoofd en schouders zijn met een sluier bedekt. Haar ééne hand houdt ze ten teeken van kalmte gesteund tegen hare zijde; de andere wijst naar den hemel, die zij door hare alomtegenwoordige kracht en werkzaamheid ook op aarde vertegenwoordigt. -

xxxxxxxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxxxx

De Romeinen vereenzelvigden haar met hunne godin Vesta. Zie aldaar.

hesychia

Eene personificatie der rust. Zij was de dochter van Dike, eene der Horen. Zie Dike.

hetaira (hetaera)

D. i. "de vriendin", een bijnaam, waaronder Aphrodite Pandemos vooral te Athene en te Ephesos vereerd werd.

hiems

Eene personificatie van den winter, die door den dichter Ovidius beschreven wordt als een grijsaard, wiens baard door sneeuw en ijs is gestold en die woont op den weg naar den Tartaros.

hierax xxxxx

Een aanzienlijk en vroom man uit het volk der Mariandynoi, die in Azië woonden. Hij won de gunst van Demeter door haar op eigen kosten eenen tempel te bouwen, waardoor hij zelf arm werd. Zij beloonde hem hiervoor door hem zulk eenen overvloed van koren te schenken, dat hij spoedig zijnen vorigen rijkdom terugwon. Toen nu de Trojanen eens den toorn van Poseidon op zich hadden geladen en door hem met misgewas werden gestraft, gaf Hierax van het zijne zooveel hij kon. Poseidon, die niet wilde, dat een mensch zich weldadiger en genadiger zou toonen dan een god, veranderde hem in eenen havik. Het Grieksche woord hierax heeft de beteekenis van "havik".

hierodulen

Tempelslaven of tempeldienaars, verder alle personen, die tot den dienst eener godheid behoorden,, maar meestal de laagste klasse der tempeldienaars, die met hunne geheele nakomelingschap voor altijd aan den tempel verbonden waren. Zij waren zeer talrijk, somtijds eenige duizenden. Meestal waren het vrouwen, die voor een geschenk aan de godheid hare liefde moesten schenken aan elk, die deze begeerde. Vooral werden dergelijke tempeldienaressen aangetroffen bij den verbasterden Griekschen eeredienst in Syrië, Phoinikië en klein-Azië.

hierophant

Zie Eleusinia.

hierophantis

Zie Eleusinia.

hiketaon

Een zoon van Laomedon en dus de broeder van koning Priamos van Troje. Hij leefde nog ten tijde van den Trojaanschen oorlog. -
Afwijkend hiervan is de legende, die meldde dat alle zonen van Laomedon behalve Podarkes (Priamos) door Herakles zouden gedood zijn. -
Zie Herakles.

hilaeira (hilaïra)

Eene dochter van Leukippos, die door Kastor werd bemind. Zie Dioskuren.

hilaria

Een feest, dat door de Romeinen bij den aanvang der lente gevierd werd, ter eere van Rhea Cybele, de groote moeder der goden (magna mater deorum). Geen rouw mocht dan gedragen worden, daar het gansche feest, zooals de naam aanduidt, "een vroolijk feest" wezen moest.

himeros

Eene personificatie van het zoet verlangen der liefde. Hij komt steeds voor in de omgeving van Aphrodite.

hippia

Een bijnaam van Pallas Athena, die aan de menschen geleerd had, het paard te temmen.

hippios

Een bijnaam van Poseidon, aan wien het paard geheiligd was.

hippodamas

De vader van Perimele. Deze werd wegens hare uitstekende schoonheid bemind door den riviergod Acheloös. Toen Perimele hem tegen den wil van haren vader wederliefde bewees, werd deze zoo vertoornd, dat hij haar in zee wierp. Zij werd echter door Poseidon in een eiland veranderd. Zie Echinaden.