G : glaukos - gnosias
glaukos (glaucus)
(1) Een zeegod, die evenals alle
zee- en riviergoden de gave der voorspelling bezat, maar
oorspronkelijk een sterveling was geweest, die als
visscher te Anthedon in Boiotië woonde. Hij zou het
schip de Argo gebouwd hebben; als stuurman was hij bij
den tocht der Argonauten medegevaren, maar bij een gevecht tegen
de Tyrrheners in zee gevallen en toen in eenen zeegod
veranderd. Als zoodanig voorspelde hij zijne vroegere
makkers hunne toekomstige lotgevallen. Dat Glaukos in
verband gebracht wordt met de Argonautensage, laat zich
uit het feit, dat de stam der Minyërs,
waarvan de tocht tegen Kolchis uitging, in de
onmiddelijke nabijheid van Anthedon woonde, zeer
gemakkelijk verklaren. -
Volgens anderen zat Glaukos eens op eene weide aan de
kust in het weelderige, groene gras, waar nog nooit een
dier geweid, of eene zeis de halmen afgemaaid had. Hij
trok het zwaarbeladen net op uit het water, doodde de
visschen en wierp ze op het gras; maar plotseling werden
zij door nieuw leven bezield en sprongen in zee.
Verwonderd proefde hij van de kruiden, waarop de visschen
gelegen hadden, en terstond gevoelde hij, dat eene andere
natuur en een nieuw leven zich van zijn wezen meester
maakten, en ook hij stortte zich in de golven. De
zeegoden namen hem liefdevol op; Okeanos en Thetys
reinigden hem van al het aardsche, dat hem aankleefde en
maakten hem tot eenen onsterfelijken, waarzeggenden god,
bij wien Apollo zelfs de kunst leerde om de toekomst te
voorspellen. Hij ontbrandde in liefde voor de Nereïde Skylla, die in weerwil van zijn smeeken zijnen
hartstocht niet wilde beantwoorden. Eindelijk wendde hij
zich tot de nymph Kirke, om van deze een toovermiddel te
verkrijgen, waardoor hij de genegenheid van Skylla zou
kunnen winnen. Kirke beminde echter zelve Glaukos en
vergiftigde uit minnenijd het water, waarin Skylla gewoon
was zich te baden, ten gevolge waarvan deze, voor zoover
het water hare ledematen bevochtigd had, in een
afschuwelijk monster veranderde. -
Ook voor Ariadne vatte Glaukos liefde op, doch tot straf
hiervoor werd hij door Dionysos gegrepen en met wijnranken geboeid,
terwijl hij niet eerder door den god werd vrijgelaten,
vóór hij beloofd had haar niet meer met zijne liefde te
zullen vervolgen. -
Eene andere legende verhaalde, dat hij zich uit
vertwijfeling in zee had gestort, omdat het kruid, dat
hij gegeten had, hem wel de onsterfelijkheid had
geschonken, maar niet krachtig genoeg was geweest hem
daarbij tevens eeuwige jeugd te verleenen. Nog dikwijls
hoort de schipper uit de diepte der golven zijne
weemoedige klaagtoonen oprijzen.
Als zeegod droeg Glaukos den bijnaam van Pontios.
Gewoonlijk wordt hij met zijnen dubbelen naam genoemd. -
Algemeene vereering heeft hij in Griekenland
nooit genoten, maar in hoog aanzien stond hij bij de
bewoners van Anthedon. De bevolking dier stad bestond uit
behoeftige visschers en zeelieden en voor deze was hij
juist de rechte god. Zij stonden zelfs op vertrouwelijken
voet met hem, en hadden zij zijnen raad noodig, dan
aarzelden zij geen oogenblik hem uit zee opteroepen. En
nooit weigerde hij te verschijnen, want hij was een zeer
welwillende en hulpvaardige god, die niet alleen
vrijwillig en gaarne met zijne gave der voorspelling de
menschen ten dienste stond, maar ook de zeelieden in
gevaren hielp en schipbreukelingen redde. Zij, die aldus
door hem behouden werden, plachten hem hun hoofdhaar als
offer te brengen. -
Tempels of heiligdommen heeft Glaukos Pontios nooit of
nergens gehad, zelfs niet te Anthedon, waar hij te huis
behoorde, maar toch genoot hij op vele Grieksche eilanden
en in verschillende op de kust gelegen plaatsen vereering
als een vriendelijke god der zeelieden, zoo b. v. op
Delos en Naxos, op het voorgebergte Malea, en te
Korinthe, waar men hem als den bewaker en opvoeder van Melikertes
beschouwde. (Zie aldaar.) -
Glaukos is bijna uitsluitend een god der lagere
volksklasse, een god van den in Griekenland zeer
talrijken schippers- en visschersstand. Deze lieden
konden hem wegens de behoeftige omstandigheden, waarin
zij verkeerden, niet eeren door tempels, beelden, offers
en feesten. Vandaar dan ook, dat hij, zooals reeds gezegd
is, zelfs te Anthedon geenen tempel had. Zoo is het
natuurlijk, dat slechts zeer weinige uit de oudheid
bewaard gebleven beelden dezen god voorstellen.
Gewoonlijk laat men zijn lichaam in eene vischstaart
eindigen. Hij behoort dus tot het geslacht der Tritons.
Zijn uiterlijk is ruw en harig, zijn lichaam met mosselen
en zeewier begroeid. Zijn baard en hoofdhaar zijn ruig en
lang, evenals bij de meeste zeegoden. Wat zijnen leeftijd
betreft, meestal komt hij voor als een grijsaard. In den
mond van het volk heette hij kortweg: "de
oude", maar als men dacht aan zijne liefde voor
Skylla en Ariadne, dan gaf men hem jeugdiger en
krachtiger vormen. Soms stelde men hem voor met twee
vischstaarten, ja langzamerhand gaf men hem eene
gedaante, overeenkomende met die zijner geliefde Skylla,
zoodat de dolfijnenstaarten, waarin zijn onderlijf
uitliep, in koppen van wolven of van honden eindigden. -
Met het oog op zijne betrekking tot Dionysos gaf men hem
soms de gedaante van eenen Silenos, ooren van eenen Satyr, en
zeer dun hoofdhaar. Hij heeft dan eene geheel
menschelijke gedaante.

Ovidius, Metamorphoses, ed.
Johann Spreng, ill. Virgil Solis (Frankfurt-am-Main,
1563).
[afbeelding aangetroffen bij : The Ovid Collection]
(2) De zoon van koning Minos van
Kreta. Als knaap viel hij eens, eene muis vervolgende of
zich met het balspel vermakende, in een vat met honig,
zonder dat iemand wist, waar hij gebleven was. Polyeidos,
de zoon van Koiranos, een waarzegger uit Argos,
openbaarde, door koning Minos daartoe gedwongen, de
plaats, waar men Glaukos zou kunnen vinden. Doch nu
eischte de koning ook, dat hij den knaap in het leven zou
terugroepen, en, toen de waarzegger verklaarde dit niet
te kunnen, sloot hij hem met den dooden Glaukos in een
grafgewelf op. Daar kwam plotseling eene slang
binnenkruipen. Polyeidos doodde haar met zijn zwaard,
doch nu volgde weldra eene tweede slang met een kruid in
den bek, waarmede zij de eerste weder levend maakte. De
waarzegger maakte zich van dir kruid meester en riep
daarmede ook Glaukos in het leven terug, en beiden werden
weldra uit het grafgewelf verlost. Hierop verlangde Minos
ten slotte, dat hij zijnen zoon ook de waarzeggingskunst
zou leeren. Polyeidos was genoodzaakt aan dien eisch te
voldoen, doch bij zijn vertrek wist hij een middel
aantewenden, waardoor Glaukos alles, wat hij geleerd had,
weder vergat. Polyeidos vluchtte nu voor de wraak van
Minos, na voorspeld te hebben, dat Glaukos, zooals ook
naderhand gebeurde, voor Troje zou omkomen. -
Deze mythe van Glaukos is in de oudheid zeer dikwijls
behandeld. Meermalen werd zij door dansen voorgesteld,
doch ze was ook dikwijls het onderwerp van tragoediën.
De drie beroemdste Grieksche treurspeldichters Aischylos,
Sophokles en Euripides hebben haar tot stof van eene
hunner tragoediën gekozen. Geen dezer stukken is echter
tot op onzen tijd bewaard gebleven. -
De opwekking van Glaukos wordt in eene andere legende
toegeschreven aan Asklepios. Zie aldaar.
(3) De echtgenoot van Eurymede, de
vader of pleegvader van Bellerophontes. (Sommigen noemden dezen eenen zoon van Poseidon.)
Hij was een zoon van Sisyphos, een kleinzoon van Aiolos en
koning van Korinthe of volgens anderen van Potniai in
Boiotië. Hij versmaadde de macht van Aphrodite,
en om zijne paarden sterk te maken belette hij ze te
paren. Volgens anderen voedde hij ze met menschenvleesch.
Eens toen hij deelnam aan de wedrennen, die Akastos gaf
bij gelegenheid der lijkspelen, ter eere van zijnen vader
Pelias gevierd, werd hij door zijne schuw
geworden paarden van zijnen wagen geworpen, volgens
sommigen zelfs door hen verscheurd. Aphrodite had ze door
het water eener bron in de nabijheid van Potniai, waarvan
Glaukos de kracht niet kende, razend gemaakt. Naderhand
maakte zijne schim bij de wedrennen in de isthmische
spelen de paarden schuw.
(4) Glaukos de kleinzoon van Bellerophon
was de aanvoerder der lykische troepen, die van de
boorden van de rivier de Xanthos waren
opgetrokken, om koning Priamos te helpen in den strijd tegen de
Grieken. Hij was een der dapperste strijders in het leger
der Trojanen, en herhaaldelijk worden zijne wapenfeiten
door Homeros vermeld. Eens kwam hij in den strijd
tegenover Diomedes, den zoon van Tydeus, den
koning van Argos, te staan, doch toen deze den naam van
zijnen tegenstander vernam, weigerde hij met hem te
strijden, daar hunne grootvaders als gastvrienden met
elkander hadden verkeerd. Diomedes stiet zijne lans in
den grond, beiden stegen van hunne wagens af en omarmden
elkaar. Zij ruilden daarop van wapenrusting. Glaukos gaf
zijne gouden wapenen aan Diomedes en kreeg daarvoor de
koperen wapens van dezen terug.
gnosias
Een bijnaam, die door de
Romeinsche dichters dikwijls gegeven wordt aan Ariadne. Zij
heette zoo naar de stad Gnosos of Gnossos op het eiland
Kreta, haar geboorteland.

Ariadne en Dionysos
(schilderij van Bertin)
|