E : eros
eros

William Adolphe Bouguereau (1825 - 1905)
Jeune Fille Repoussant l'Amour (1880)
North Carolina Museum of Art, Wilmington
De god der liefde, komt bij
Homeros nog niet als zoodanig voor.
Bij dezen is Aphrodite de eenige godheid,
die op het gebied der liefde hare macht kan doen gelden. -
Bij Hesiodos daarentegen komt hij voor onder de machten, die
bij de schepping der wereld, de kosmogonie, werkzaam zijn geweest.
In den beginne namelijk, bestond de Chaos,
en uit den Chaos ontsproten het eerst de Aarde en de Tartaros
en Eros, de god der liefde, die zijn scheppend vermogen uitoefent door
te verbinden, die de stof in beweging brengt en door de vereeniging
van verschillende reeds geschapen wezens nieuwe wezens in het aanzijn
roept.
De Orphici dichtten later, dat bij den aanvang aller dingen er
niets anders was geweest dan de Tijd (Chronos); uit den
Tijd ontsproten Chaos en Aither, die tot
een ei te samen smolten, waaruit een gevleugeld wezen, half man,
half vrouw te voorschijn kwam, dat den naam droeg van Phanes,
Metis, Eros of Erikapaios,
hetwelk later door Zeus werd verslonden,
opdat hij de wereld op nieuw zou kunnen scheppen. Deze duistere leeringen
der Orphici omtrent het wereldei werden reeds in de oudheid bespot,
zooals b. v. door den blijspeldichter Aristophanes. -
Eros als scheppende kracht, zooals hij bij Hesiodos wordt beschreven,
schijnt geheel van dezelfde natuur te zijn als de god, die in lateren
tijd onder dienzelfden naam in de mythologie der Grieken eene voorname
plaats innam. Vooral was die dienst van Eros in hoog aanzien te Thespiai
in Boiotië. De hooge ouderdom dezer vereering blikt hieruit, dat
het oudste beeld van den god aldaar niets was dan een ruwe steen. -
Ook hier schijnt de oorspronkelijke beteekenis van Eros geene andere
geweest te zijn, dan die van de voortbrengende natuurkracht, doch evenals
alle goden der natuur, zoo werd ook hij langzamerhand meer en meer in
betrekking gebracht tot het menschelijk leven. Zoo werd hij te Thespiai
aangeroepen om den gestoorden echtelijken vrede te herstellen; eene
hem aldaar geheiligde bron werd geacht een krachtig middel te zijn om
het huwelijk den kinderzegen te doen deelachtig worden. -
Deze latere voorstelling was in de oogen der Grieken zóó
verschillend van die, welke in de Kosmogonie voorkwam, dat zij zich
deze beide wezens niet als ééne zelfde persoonlijkheid
konden denken. Zij spraken van eenen ouderen en eenen jongeren Eros;
nu eens heette Eros de oudste, dan weer de jongste der goden. ´t
Spreekt dus van zelf, dat over zijne afstamming ook zeer uitéénloopende
berichten worden aangetroffen. Behalve de legende omtrent zijn ontstaan
uit den Chaos zijn er nog eene menigte verschillende opgaven omtrent
zijne geboorte en zijne ouders. Nu eens heet hij de zoon van Uranos
en Gê, dan weder wordt Kronos
gezegd zijn vader te zijn of Eileithyia
zijne moeder, soms ook noemt men als zijne ouders Hermes
en Artemis. Doch doorgaans komt als zijne
moeder voor de godin der schoonheid Aphrodite.
Zijn vader is dan Zeus, Ares of Hephaistos.
Soms heet hij evenwel niet de zoon, maar de trouwe dienaar en makker
van Aphrodite. Hij vergezelde haar ook, toen zij dadelijk na hare geboorte
de vergadering der goden binnentrad. Steeds voerde hij hare bevelen
uit en zij oefende wederkeerig hare macht niet uit dan door hem. Geen
Eros zonder Aphrodite, maar ook geen Aphrodite zonder Eros.
Gewoonlijk dacht men zich dezen god als eenen schoonen gevleugelden
knaap op de grens van den jongelingsleeftijd, met gouden lokken en een
smachtenden blik. De dichters weten veel te zingen van zijne alles en
allen overwinnende macht, die niet alleen de menschen bedwingt, maar
zich ook over de goden, ja over al wat leeft in den hemel, op de aarde
en in de zee uitstrekt. Dikwijls is het eene liefelijke macht, die bij
scherts en spel den mensch aan zich onderwerpt en hem tot zegen en geluk
strekt, maar dikwijls ook sleept hij zijne slachtoffers met onweerstaanbaar
geweld met zich mede of overvalt ze op listige wijze en kwelt en pijnigt
hen tot razernij toe. Dikwijls is hij dus een onheilstichtende god,
die de menschen verleidt tot onrechtmatige daden, hun daardoor onheil
en smaad berokkent en hen eindelijk in het verderf stort. Zoo Phaidra,
door de liefde, die zij koesterde voor Hippolytos;
zoo Deianeira door de jaloezie, waarmede
hij haar vervulde, toen zij hoorde, dat Herakles
eene andere vrouw beminde, zoo Semele,
toen zij het genot wilde smaken haren minnaar, den koning des hemels
en der aarde in al zijne grootheid en heerlijkheid te aanschouwen. -
Latere dichters stelden Eros voor als een aanvallig kind, dat met boog
en pijlen gewapend op zijne vleugels rondzweeft en zich door allerlei
kunstgrepen, nu eens door een lach, dan weêr door een traan, een
toegang tot de harten der menschen weet te banen. Niemand is veilig
voor zijne pijlen, waarvan men zegt, dat zij in honig en gal gedoopt
zijn, of ook wel, dat sommige scherp gepunt zijn en liefde verwekken,
terwijl andere, stomp van voren, het hart ongevoelig maken voor de liefde.
Geen hart is voor die pijlen onbereikbaar; alle goden zijn hem onderdanig,
zelfs zijne eigene moeder en Zeus worden door hem gewond. In zijnen
dartelen overmoed ontziet hij niemand en niets, aan Zeus ontneemt hij
zijnen bliksem, aan Apollo zijne pijlen,
aan Herakles zijne knods, aan Selene hare fakkel, aan Ares zijnen helm,
aan Poseidon zijnen drietand en aan Dionysos
zijnen thyrsosstaf. Met recht wordt hij de albedwinger genoemd. -
Geen wonder dan ook, dat van zulk een wreed en niets ontziend wezen
gezegd wordt, dat het opgegroeid is te midden van woeste gebergten en
gezoogd door leeuwen en beeren. -
Behalve de pijlen, die hij steeds bij zich draagt is ook de fakkel
zijn wapen. Daarmede steekt hij het liefdevuur aan. -
In de latere mythologie omgaf men Eros met eene talrijke schare van
kleine broeders, Eroten genaamd, van dezelfde natuur als hij,
ook aanvallige, gevleugelde knaapjes, kortom deelen van zijn wezen.
Ook zij worden zonen of dienaars van Aphrodite genoemd. Schertsend verhalen
de dichters, dat ze ontstaan uit de eieren, welke in de nesten liggen,
die Eros zich in het hart der menschen bouwt. -
Deelen van zijn wezen zijn ook Himeros
en Pothos, personificatiën van het zoet verlangen en de
vurige begeerte der liefde, die als afzonderlijke godheden uit het gevolg
van Aphrodite werden beschouwd. In de omgeving van Eros en Aphrodite
treft men ook dikwijls aan Peitho, de godin
der overreding, Hymenaios, de god van het
bruiloftslied, de Chariten, de godinnen
der bevalligheid en de Muzen. Ook bij Dionysos
vertoeft Eros gaarne, daar deze in het hart de liefde opwekt en beide
goden de gemoederen met eene gelijke geestdrift vervullen. -
Eros is een god der vreugde, een god der aangename gezelligheid, die
gaarne aan eenen vroolijken feestdisch mede aanzit. Daarom houdt hij
ook van kransen en bloemen. Zijn lievelingsbloem is de roos.
De lente, het jaargetijde, waarin planten en bloemen tot een nieuw leven
ontluiken en waarin ook de liefde het krachtigst haren invloed op het
menschelijk gemoed doet gevoelen is evenzeer de lievelingstijd van Aphrodite
als van Eros. Dan verlaat hij Kypros, om de wereld doortetrekken
en overal liefde te wekken. Zoo nauw is zijne betrekking tot de lente,
dat hij de zoon van Zephyros, den zoelen,
levenwekkenden lentewind genoemd wordt. -
Onder de dieren is vooral de duif hem gewijd. -
Eros is niet alleen de god der liefde, die de beide sexen tot elkander
trekt en met elkander verbindt, ook de vriendschap tusschen mannen en
jongelingen vindt in hem haren beschermer. De macht en de invloed van
den god op dit gebied komen vooral aan het licht, als het uur van den
strijd gekomen is en de vriend met opoffering van zijn eigen leven dat
van zijnen vriend moet beschermen. Daarom offerden de Spartanen en Kretensers
vóór den slag aan Eros; daarom was de heilige schaar
der Thebanen, welke geheel uit vriendenparen bestond, die naast elkander
streden, aan Eros geheiligd; daarom beschouwden de Atheners hem als
den bevrijder hunner stad, daar de beide jongelingen Harmodios
en Aristogeiton, die de stad van de heerschappij der Peisistratiden
hadden verlost, door zulk eene innige vriendschap waren verbonden. -
Zoo werd Eros ook de god der gymnasiën (scholen voor lichaamsoefeningen),
waar zijn beeld meestal tusschen die van Hermes
en Herakles stond. Lang bleef die innige, nauwe vriendschap, welke onder
de bescherming van Eros tusschen jongelingen en mannen gesloten werd,
een rein en heilig karakter bewaren, tot in den tijd van het verval
van het Grieksche volk deze verhouding de bron werd der grofste onzedelijkheid.
-
Aan Eros voegde men later nog toe Anteros,
den god der wederliefde. Twee verhalen zijn er omtrent diens oorsprong.
Volgens het ééne riep Nemesis
hem in het leven, om Eros door dezelfde smart te wonden, waarmede hij
anderen kwelde. Volgens eene andere legende wilde Eros niet groeien
en zich ontwikkelen. Toen gaf Aphrodite hem op raad van Themis
dezen broeder tot speelmakker, en nu eerst werd de knaap gezond en krachtig
en, zoolang zijn broeder bij hem was, vroolijk; doch moest hij diens
bijzijn missen, dan was hij treurig als te voren. In Athene werd een
altaar van Anteros aangetroffen; waaraan de volgende legende verbonden
was: een jongeling, met name Timagoras, had zich, toen de vriendschap,
die hij voor eenen anderen jongeling, Meles geheeten, koesterde,
versmaad werd, door Anteros daartoe aangedreven, van de rots van de
akropolis naar beneden gestort. Meles had daarop uit berouw zijn voorbeeld
gevolgd. Dus treedt Anteros op als een wrekende God, die het versmaden
van liefde, het weigeren van wederliefde straft. Een ander voorbeeld
van het bestraffen dergenen, wier hart ongevoelig blijft voor de jegens
hen gekoesterde liefde, vinden we in Narkissos.
(Zie aldaar.) -
Eros is een echt Grieksche god, niet uit den vreemde ingevoerd, zooals
Attis of Adonis.
De voornaamste plaatsen zijner vereering waren van oudsher het reeds
genoemde Thespiai in Boiotië en later ook Parion
aan den Hellespont. De Thespiërs vierden om de vier jaren de Erotidiën
of Erotiën, een schitterend feest
met gymnische en musische kampspelen. Verder werd hem op Kreta,
in Lakedaimon en op Samos, waar de Eleutheria
(Zie aldaar.) hem geheiligd waren, goddelijke eer bewezen. Dikwijls
vond men zijn beeld in den tempel van andere godheden, b. v. van Aphrodite
en de Chariten, ook in dien van Tyche,
omdat in de liefde veel afhangt van het goed geluk.
Een eigenaardig begrip hebben de Grieksche wijsgeeren gehecht
aan het wezen van Eros. Volgens Plato is hij een groote daimon,
die op den dag, waarop Aphrodite geboren werd, gesproten is uit de verbindtenis
van Poros (d. i. de god der middelen, die
verwerven doet) en Penia (de armoede) en
leeft hij in eene voortdurende afwisseling tussche gebrek en verzadigdheid,
tusschen wijsheid en onwetendheid, onophoudelijk naar het goede en schoone
strevende, ja, hij is zelfs eene personificatie van dat streven. Het
is op dezen grondslag, dat de allegorie berust, vervat in de fabel van
Amor en Psyche,
zooals die medegedeeld wordt door den Romeinschen schrijver Apuleius.
(Zie Psyche.)

Eros van Centocelle (Romeins, 2nd
eeuw A.D.) - Museo Pio-Clementino (Vaticaan)
Het beroemdste beeld van Eros, dat
de oudheid kende, was dat, hetwelk door Praxiteles vervaardigd
was. Het stond in den tempel te Thespiai, van waar het door keizer Caligula
medegenomen werd naar Rome. Nadat het op zijne oorspronkelijke plaats
was teruggebracht, werd het voor de tweede maal geroofd door Nero,
waarna het onder keizer Titus door eenen brand werd vernield.
Het stelde Eros voor als een knaap, die tot jongeling begint te rijpen.
-
Zóó was over het algemeen de wijze, waarop de god door
de oude kunstenaars werd afgebeeld. Eerst later, en vooral in beelden,
die niet voor tempels bestemd waren, stelde men hem als een aanvallig,
dartel kind voor.

Parmigianino : Amor
In die beelden van Eros als kind
heerscht eene zeer groote afwisseling. Nu eens wordt hij voorgesteld
als visscher, dan als jager, of hij rijdt op wilde dieren, tijgers,
leeuwen en luipaarden (Zie de eerste der hierbij gevoegde afbeeldingen.)
[niet afgebeeld; Kox], of ook wel op zwanen,
dan weer vermaakt hij zich met het zien naar een hanengevecht, of vecht
zelf met eene gans, enz. Groot is ook de verscheidenheid in de beelden,
die betrekking hebben op zijne liefde tot Psyche; daar wordt deze nu
eens voorgesteld als een gevleugeld meisje, dan weder als eene kapel.
Soms houden Eros en Psyche elkander op de teederste wijze omarmd, dan
weer kwelt hij Psyche, zooals o. a. voorgesteld door eene kapel, welke
door Eros in de vlam eener fakkel wordt verschroeid. (Zie de tweede
en derde der hierbij gevoegde afbeeldingen.) [niet
afgebeeld: Kox]
De Romeinen gaven aan Eros gewoonlijk den naam van Cupido
of ook wel van Amor. Ook deze godheid wordt dan soms door eene schare
van hem gelijksoortige wezens Cupidines of Amores omringd.

Bouguereau : Amor en Psyche
|