E : eleusinia

Eleusis

eleusinia / eleusinische mysteriën

De groote te Eleusis, een vlek in Attika, gevierde, met vele geheimzinnige gebruiken verbonden feesten ter eere van de godin Demeter, hare dochter Persephone en Dionysos, die in de mysteriën den naam droeg van Iakchos. Het schijnt evenwel, dat deze laatste godheid oorspronkelijk aan de feesten van Eleusis geen deel had.
Toen Eleusis onder het gebied van Athene gekomen was, kreeg ook deze stad deel aan de mysteriën. De oude legende wist te verhalen van eenen oorlog tusschen koning
Erechtheus van Athene en Eumolpos, den beheerscher van Eleusis, die zou geëindigd zijn door een verdrag, waarbij Eleusis onder het bestuur kwam van Athene, maar het hoogste priesterambt bij de mysteriën en de rechtsspraak in alle zaken, de Eleusinische wijze van godsvereering betreffende, zouden blijven in handen van het geslacht van Eumolpos en van de afstammelingen der dochters van Keleos. (Zie Keleos en Demeter.)
De oorsprong der Eleusinische mysteriën ligt geheel in het duister. Hunne stichting wordt door de sage aan de godin Demeter zelve toegeschreven, die ze ingesteld zou hebben, toen zij hare dochter Persephone zoekende te Eleusis was gekomen en daar in het huis van Keleos gastvrij ontvangen was en de opvoedster geworden van den jongen
Triptolemos. Zij zelve zou de wijze van vereering, die bij deze feesten gebruikelijk was, hebben voorgeschreven. De roof van Persephone, het zoeken harer moeder, haar terugkeer tot het licht maakten dan ook den grondslag van alle hier gevierde plechtigheden uit. Evenals de roof van Persephone het wegsterven van den plantengroei in den winter en hare hereeniging met hare moeder het weder ontluiken der natuur in de lente aanduidt, zoo waren ook de Eleusinische feesten tweeërlei, de in de lente gevierde kleine, en de in den herfst gevierde groote mysteriën.
Omtrent de kleine mysteriën is zeer weinig bekend. Zij werden in de maand Anthesterion (omstreeks het midden van de maand Februari) gevierd aan de oevers van het riviertje Ilissos, te Agrai, eene voorstad van Athene, waar een tempel werd gevonden, afzonderlijk voor de viering van dit feest bestemd. Zij waren vooral aan Persephone en Iakchos geheiligd. Op mystische wijze werden deze met elkander in het huwelijk verbonden. Men reinigde zich met het water van den Ilissos en hier had ook de eerste wijding plaats. -
Want ingewijd moest men zijn om aan de groote mysteriën in den herfst te kunnen deelnemen. De legende verhaalde, dat die kleine mysteriën ingesteld waren ter wille van
Herakles, die, daar hij een vreemdeling was, de eigenlijke wijding niet kon ontvangen. -
Zij, die aan de lentefeesten hadden deelgenomen, konden hunne verdere wijding ontvangen bij gelegenheid van de groote mysteriën, in de maand Boëdromion (omstreeks het begin van October) gevierd. Ook omtrent dit feest is niet alles met volledigheid bekend, om deze reden, dat aan de ingewijden de diepste geheimhouding als een heilige plicht werd opgelegd en zij dien plicht òf met nauwgezetheid hebben vervuld òf althans niet dan met den meesten schroom slechts vage aanduidingen aan het nageslacht hebben achtergelaten. -
De groote Eleusiniën duurden verscheidene dagen. Omtrent de zes eerste is het een en ander bekend. De eerste heette "de dag der bijeenkomst" (agyrmos); dan kwamen allen, die het feest wilden medevieren te samen en zij, die daartoe geen recht hadden, werden door de priesters geweerd. De tweede droeg den naam van "naar zee, gij mysten" (halade mystai). Op dezen dag trokken al de feestvierenden naar het strand en reinigden zich en het vee, dat zij offeren wilden, door een bad in zee. De drie volgende dagen waren voornamelijk aan offers gewijd. Aan Demeter offerde men zwijnen, welke dieren door haar werden gehaat, aan Dionysos bokken, die den wijnstok afknagen. De grootste dag was echter de zesde dag van het feest, Iakchos genaamd, en de voornaamste plechtigheid van dien dag de groote optocht, die zich dan langs den "heiligen weg" van Athene naar Eleusis begaf. Aan dezen optocht namen althans in lateren tijd meer dan 3000 menschen deel. Ofschoon de beide plaatsen slechts vier uren van elkander waren gelegen, bracht men toch eenen ganschen dag over dien tocht door, daar er op verschillende plaatsen werd halt gehouden. De voornaamste daarvan was eene brug over het riviertje Kephissos, waar men zich met allerlei scherts en plagerijën vermaakte, een gebruik, deels ontstaan door de gewoonte om bij elk oogstfeest - want ook dit feest was een oogstfeest - op die wijze aan de vroolijkheid lucht te geven, deels eene herinnering aan de scherts van
Iambe of van Baubo, die Demeter uit hare droefheid opwekte door haar eenen glimlach af te persen. Des avonds, als het reeds noodig geworden was fakkels te ontsteken, kwam men te Eleusis aan en daar werden in dezen en den daaropvolgenden nacht op de beide vlakten, die het vlek omringden, de rharische en de thriasische, ter eere van den god dansen met fakkels gehouden en heilige liederen aangeheven, waarschijnlijk ter herinnering aan het zoeken van Demeter, die negen dagen lang met eene fakkel in de hand om hare dochter, die in de taal der mysteriën niet Persephone, maar Kora genoemd wordt, te zoeken. Dan volgde de geheime feestviering in het kolossale tempelgebouw, dat ten tijde van Perikles door den bouwmeester Iktinos voor deze feesten te Eleusis was opgericht. Wat daar gezien, gezegd en gedaan werd is voor ons bijna geheelenal een geheim gebleven. Eerst werden de gemoederen der deelnemers aan het feest op verschillende wijzen met angst en ontzetting vervuld; door allerlei middelen werd hun, terwijl eene diepe duisternis hen omringde schrik aangejaagd, totdat op eens een schitterend licht hun de godheid in al hare heerlijkheid te aanschouwen gaf. Die plotselinge lichtgloed, bekend onder den naam van het Eleusinische vuur schijnt op de gemoederen eenen allergeweldigsten indruk gemaakt te hebben. Waarschijnlijk hebben wij bij deze beschrijvingen aan tooneelvoorstellingen, die op de geschiedenis van Demeter en Persephone betrekking hadden, en aan eene soort van levende beelden te denken. -
Aan dit feest mochten slechts zij deelnemen, die de hoogste wijding hadden ontvangen, de epopten. Wie in de kleine mysteriën waren ingewijd heetten mysten en mochten aan het groote geest deelnemen behalve voor zooverre het uitsluitend voor de epopten was bestemd. Na de eerste deelneming aan het groote feest moest er minstens een jaar verloopen eer men de allerhoogste wijding kon ontvangen en onder de epopten worden opgenomen. Waren al deze plechtigheden afgeloopen, dan verdween al het sombere, dat, naar het schijnt, in een groot deel der feestviering gelegen was, dan werd aan de deelnemers de kykeon uitgereikt, de drank, dien ook Demeter na hare omzwerving als eerste lafenis van
Metaneira had aangenomen. Een offer, waarbij men uit twee schalen water plengde, waarvan de ééne naar het Oosten, de andere naar het Westen gekeerd was, besloot het feest. Dit offer droeg den naam van plemochoë.
Bovendien wordt er nog gewag gemaakt van een ander offer, dat om de vier jaren door tien Atheensche mannen, door den staat hiertoe aangesteld, te Eleusis werd gebracht. Een daarmede verbonden feest waren de Haloën, ook weder een oogstfeest, dat vooral bekend was door de daarbij gevierde spelen, die voor de oudste van dien aard gehouden werden. De belooning der overwinnaars was een geschenk van koren, gewassen op het heilige rharische veld.
De hierboven behandelde plechtigheden van de eleusinische mysteriën stonden onder het toezicht van verschillende priesters, wier zaak het was ze te leiden en een groot deel der heilige handelingen zelf te verrichten. Die priesterschappen waren erfelijk in sommige geslachten, doch het oppertoezicht over alles, wat den godsdienst betrof en dus ook over de Eleusinische mysteriën was in de alleroudste tijden aan den koning, later aan den archon basileus toevertrouwd. De voornaamste der familiën, in welke de Eleusinische priesterschappen erfelijk waren, droegen de namen van Eumolpiden en Keryken. Zij vormden ook eene heilige rechtbank, die beslissingen kon nemen omtrent de al- of niet toelating van hen, die wenschten ingewijd te worden, en recht spraken in aanklachten van heiligschennis tegen de mysteriën gepleegd. Somtijds evenwel, als door eene dergelijke misdaad ook de welvaart van den Staat bedreigd werd, nam het volk deze rechtspraak zelf in handen, zooals b. v. het geval was bij de aanklacht tegen Alkibiades ingediend. -
De hoogste priester droeg den naam van hierophant, d. i. "degeen, die de heiligdommen toont"; hij voerde de ingewijden den tempel binnen en toonde hun de grootste geheimenissen. De naam der Eumolpiden, in wier geslacht dit ambt erfelijk was, doet onderstellen, (Eumolpos beteekent "die goed zingt") dat tot de taak van dezen priester ook het voordragen of voorzingen van hymnen behoorde. De tweede in rang was de daduch, d. i. "degeen, die de fakkel houdt", die waarschijnlijk bij het aansteken der offers deze taak vervullen moest en ook bij den fakkeldans na den feestelijken optocht op den Iakchosdag eene belangrijke rol vervulde. Dan volgde de hierokêrux "de heilige heraut" die de noodige aanwijzingen en bekendmakingen aan de feestvierenden moest doen en de orde gedurende het feest bewaren. Ten vierde een altaarpriester, epibomios, omtrent wiens werkzaamheden niets meer bekend is dan zijn naam aanduidt. Naast deze priesters stonden verschillende priesteressen; zoo naast den hierophant eene hierophantis. Ook waren aan den tempel verschillende andere beambten: herauten, tempeldienaars enz. verbonden. Zooals reeds gezegd is hadden deze priesters het toezicht over en de leiding van de gansche feestviering. Vooral werden alle geheimzinnige handelingen in de plechtigheid der mysteriën door hen verricht. Door hen werd die plotselinge overgang bewerkt van duisternis tot licht, waarover hierboven gesproken is, en die bij de epopten het gevoel opwekte, alsof zij eensklaps uit den
Tartaros in het Elysion werden gevoerd. Zij waren het ook, die aan de ingewijden heilige voorwerpen, deels waarschijnlijk symbolen van den zegen, dien de Eleusinische godheden verspreiden, deels eene soort van reliquiën, aporrêta genaamd, aan de ingewijden in handen gaven.
In den beginne mochten alleen Grieken in de mysteriën worden ingewijd; barbaren werden streng geweerd. Later werd die verbodsbepaling opgeheven en was het alleen noodig, dat men zich door een Atheensch burger, die dan mystagogos heette den toegang liet verschaffen. Deze mystagogos nam dan eene soort van verantwoordelijkheid op zich voor dengene, dien hij aldus inleidde. Want niemand mocht tot de goden naderen, of hij moest rein zijn van moord en van andere zware misdaden. -
Het getal dergenen, die zich lieten inwijden werd steeds grooter en grooter. Niet alleen uit geheel Griekenland, maar ook uit den vreemde, vooral uit Italië, kwam men naar Athene op, om zich te laten inwijden. Behalve deze schaar van feestvierenden stroomden ook nog nieuwsgierigen en handelaars derwaarts te samen, en de groote tocht, die op den Iakchosdag langs den "heiligen weg" naar Eleusis ondernomen werd, was het voorname vereenigingspunt van deze gansche menigte. De aanblik van den tocht dier feestelijk versierde menschenmassa's, wier brandende fakkels des avonds tot ver in zee een helder licht verspreidden, wordt door de oude schrijvers afgeschilderd als een der heerlijkste tooneelen, die een mensch kon aanschouwen. Hoe hoog die tocht bij de Atheners in eere stond, blijkt o. a. hieruit, dat Alkibiades, toen hij uit zijne ballingschap teruggeroepen was, geen beter middel wist om de gunst der Atheners in volle mate te herwinnen dan den feestelijken optocht naar Eleusis te doen houden onder de bescherming van zijn leger, daar deze in de vorige jaren door de in Attika gelegerde troepen der vijanden verhinderd was.
Wat nu betreft den zin en de beteekenis der Eleusinische mysteriën, hierbij moet men in het oog houden, dat de godheden, die daarin vereerd werden chthonische godheden waren (d. i. godheden der aarde en van datgene wat onder de aarde is). Bij den dienst van al deze goden vermengden zich de twee voorstellingen, dat de aarde aan den éénen kant de vruchtbare moeder is, die alles voortbrengt en voedt, wat tot het plantenrijk behoort, en daardoor ook hare zegenrijke werking uitoefent op alles, wat er verder leeft in de natuur maar aan den anderen kant alles, wat vergaat, wat zijnen tijd en zijne bestemming op aarde vervuld heeft, in haren duisteren schoot opneemt als in een geopend graf. In de oudste tijden trad deze laatste, sombere beschouwing meer op den voorgrond, vooral stelde men zich de eigenlijke godheden des doods
Aïdoneus en Persephone als schrikwekkende, onverzoenlijke godheden voor en het sombere rijk des doods stond tegenover het rijk des lichts even sterk als er eene tegenstelling is tusschen den dag en een nacht zonder troost en zonder hoop. Langzamerhand evenwel werden die voorstellingen zachter en minder schrikwekkend. Die godheden des doods werden te gelijkerijd zegenende godheden, die de dooden in hunnen schoot opnemen even als zij den zaadkorrel opnemen, en even als de zaadkorrel na gestorven te zijn als vruchtdragende halm tot een nieuw en schooner leven geroepen wordt, zoo zullen ook de dooden terugkeeren tot het licht om een nieuw en heerlijker leven integaan. Die overtuiging te wekken, dat de dood niets anders was dan eene wedergeboorte, eene palingenesie, schijnt het hoofddoel geweest te zijn der Eleusinische mysteriën. Alle dogmatiek, al wat leerstellig was, bleef echter steeds uitgesloten van de daarbij verrichte plechtigheden. De ingewijden leerden niet, maar ondervonden datgene, wat de mysteriën in hun gemoed wilden prenten. Vandaar, dat natuurlijk de trap van ontwikkeling, waarop ieder hunner stond eenen grooten invloed uitoefende op den aard der voorstellingen bij hen gewekt. Terwijl zij, die op een hoogeren trap van beschaving en zedelijkheid stonden uit de mysteriën zeer verhevene voorstellingen putten omtrent den aanleg en de bestemming van 's menschen natuur, meenden de minder ontwikkelden zich door de inwijding en de trouwe vervulling hunner daaruit voortvloeiende plichten eenige voorrechten te verzekeren, voor het leven in de onderwereld, meestal van geheel zinnelijken aard, zoodat het niet te verwonderen was, dat bij sommigen de deelneming aan de mysteriën in eene ijdelen vormendienst ontaardde. -
Dit neemt echter volstrekt niet weg, dat de mysteriën eenen heilzamen invloed op het Grieksche volk hebben uitgeoefend en dat zij door de besten en de wijsten onder hen steeds met den grootsten eerbied worden genoemd: "Zalig", zoo heet het, "die dat heeft gezien en dan in de schoot der aarde nederdaalt. Hij kent des levens einde, en weet welk een begin Zeus geven zal." Of elders: "driemaal zalig de stervelingen, die, nadat zij dit hebben aanschouwd naar den Hades gaan. Zij alleen genieten het leven in de onderwereld; de anderen wacht niets als nood en ellende." Kortom het algemeen gevoelen der oude Grieken was, dat zij, die aan de mysteriën deelnamen daardoor vromer, rechtvaardiger en in ieder opzicht beter werden. -
In den loop der tijden heeft de secte der
Orphici (Zie aldaar.) eenen belangrijken invloed op de Eleusinische mysteriën uitgeoefend. Vooral de mythe van Dionysos-Zagreus werd met die, welke in den beginne den grondslag der Eleusinische mysteriën uitmaakten, nauw verbonden. In lateren tijd noemde men ook Orpheus als den stichter dezer mysteriën.
De feesten, hierboven beschreven, behoorden tot de schitterendste, die men in de Grieksche godsvereering kan aanwijzen. De beeldende kunsten, de muziek, de dichtkunst hadden alle het hare bijgebracht om den roem der Eleusinische godheden te verheerlijken. De redenaar Aristeides, die in de 2de eeuw van onze jaartelling leefde, zegt er van: "al wat er goddelijks, aangrijpends en liefelijks in de feesten en de mythen van alle streken was, zag en hoorde men goddelijker, aangrijpender en liefelijker te Eleusis." Groote schade werd aan de heiligdommen van Eleusis toegebracht door een omstreeks het jaar 218 uit kwaadwilligheid gestichten brand. Geheel verwoest werden die prachtige tempelgebouwen echter eerst tegen het einde der vierde eeuw, toen de dweepzieke monniken, die met de West-Gothen, welke onder aanvoering van Alarik Griekenland plunderden, waren medegetrokken, die ruwe benden aanzetten, om zelfs de fondamenten op te graven van eenen tempel, die tot woning diende aan eene godsvereering, welke door haar streven naar reinheid een der krachtigste bolwerken was, welke het wegstervende heidendom nog tegenover het Christendom stellen kon. Nog een korte tijd bleven de Eleusinische mysteriën bestaan. Zij werden geheel en al opgeheven door keizer Theodosius den Groote (gestorven 395.)
De Romeinen droegen de gansche legende van den roof van Persephone, door hen
Proserpina genoemd, over op hunne godin Ceres. Over de feesten bij hen naar aanleiding dier legende gevierd zie Ceres. -
Van zeer vele beroemde Romeinen is het bekend, dat zij in de Eleusinische mysteriën waren ingewijd. Met den hoogsten lof en eerbied worden zij door Cicero vermeld.

Het woord 'mysteriën' heeft zich ontwikkeld tot de betekenis 'geheim', met als bijbetekenissen 'ondoorgrondelijk' en 'wonderbaarlijk', kortom 'mysterieus'.