D : delphis - demeter
delphis / delphinus
D. i. "de dolfijn",
een sterrebeeld, omtrent welks ontstaan de mythe het
volgende verhaalde: Poseidon wenschte de Nereïde Amphitrite tot zijne gemalin te maken, maar deze
vlood uit maagdelijke schaamte voor hem en trachtte zich
te verbergen. De god zond daarop verscheidene boden tot
haar, om te beproeven haar gunstiger voor hem te stemmen,
en daaronder ook den dolfijn, den snelste aller visschen.
Deze vond haar in de nabijheid der Atlantische eilanden
en bracht het bij haar zoover, dat zij hem naar Poseidon
volgde. De god was hierover zeer verheugd, hij bewees den
dolfijn alle mogelijke eer, verklaarde hem tot een heilig
dier en plaatste zijn beeld onder de sterren.
demeter
De dochter van Kronos en Rheia, en
dus de zuster van Zeus, was de godin van den landbouw
in het algemeen en der vruchten, die den mensch
tot voedsel strekken, alsmede die der burgerlijke orde en
wetten, tot wier invoering de landbouw den eersten
grondslag heeft gelegd, toen de menschen hunne wilde,
zwervende leefwijze lieten varen en zich vaste
woonplaatsen begonnen te kiezen, en eindelijk ook de
godin van den echt. -
Na hare geboorte deelde zij het lot harer broeders en
zusters, dat is, zij werd door haren vader Kronos
verslonden, doch even als zij in het leven teruggeroepen,
toen Zeus zijnen vader dwong de door hem verslonden
kinderen weder uittebraken. (Zie Kronos.) Zij genoot de
liefde van Zeus en baarde hem eene dochter Persephone.
Bovendien worden nog als uit haar gesproten vermeld Despoina
(Zie Persephone.) en het paard Areion, dat Poseidon bij
haar verwekte. -
Persephone was de eenige dezer kinderen, die in den
mythus van Demeter eene belangrijke rol speelt. Zij was
namelijk tot eene bekoorlijke jonkvrouw opgewassen en
moeder en dochter waren door eene innige liefde aan
elkander verbonden, toen haar geluk plotseling werd
gestoord. De in de oudheid zeer bekende en tallooze malen
door dichters en kunstenaars behandelde mythe van den
roof van Persephone (de Romeinen noemden haar Proserpina)
verhaalt ons, hoe Zeus zonder voorweten van Demeter,
hunne schoone dochter aan zijnen somberen broeder Hades, den
koning van het duistere schimmenrijk, tot gemalin had
beloofd. De latere sage, vooral de Romeinsche, wees het
aan koren vruchtbare eiland Sicilië aan als het oord,
waar de roof van Persephone zou hebben plaats gehad in de
nabijheid der stad Enna. Doch door andere
schrijvers wordt het tooneel dier gebeurtenis nu eens
verlegd naar de oevers van den Kephissos in
het landschap Attika, dan weder naar Arkadië,
of naar het klein-Aziatische Nysa. (Zie aldaar.) Toen nu de bekoorlijke
maagd op zekeren dag in de nabuurschap der stad Enna, met
de dochters van Okeanos speelde en zich vermaakte met het
plukken van bloemen en het vlechten van kransen, zag zij
eenen narcis van wonderbare schoonheid en verwijderde
zich van hare gezellinnen om deze prachtige bloem te
plukken. De narcis was volgens het geloof der ouden, aan
de goden des doods geheiligd. Op het oogenblik dat zij
zich naar de bloem vooroverbukte, opende zich plotseling
de aarde, en uit de aldus ontstane kloof kwam de god der
schimmen, Aïdoneus of Hades, op eenen gouden, met vier
zwarte paarden bespannen wagen gezeten, te voorschijn;
deze greep Persephone en ontvoerde haar naar zijn rijk in
weerwil van hare wanhopigen tegenstand. De aarde sloot
zich spoorloos achter haar met zulk eene snelheid, dat de
ontvoerde nauwelijks den tijd had, om de goden te hulp te
roepen en dat zij verdwenen was, voor hare gezellinnen
hadden bemerkt, wat er gebeurde. Haar angstgeschrei werd
echter door hare moeder gehoord; deze snelde toe, maar
vond hare dochter niet. Toen rukte zij in wanhopige smart
haar hoofdsieraad af, hulde zich in eenen donkeren
sluier, ontstak fakkels aan den gloeienden Aetna en
zocht, spijs en drank en het bad versmadende, negen dagen
en negen nachten lang over de geheele aarde haar verloren
kind, terwijl zij de fakkels in de hand droeg om haren
duisteren weg te verlichten, totdat haar eindelijk op den
tienden dag Helios (de zonnegod), die alles ziet en alles
hoort, op haar aanhoudend smeeken openbaarde wat er
gebeurd was, en ook in welk een akelig verblijf, in welks
duisternis de moeder niet eens vermocht doortedringen,
hare geroofde dochter nu vertoefde. Door toorn en
droefheid buiten zich zelve ontvluchtte zij het
gezelschap der goden van den Olympos, terwijl intusschen alle vruchtbaarheid
op de aarde ophield en een algemeene hongersnood dreigde
het menschelijk geslacht te verdelgen. Zij droeg
gedurende dien tijd den naam van Deo, d. i.
"de zoekende". Te vergeefs zond Zeus den
éénen bode na den anderen op haar af om haren toorn te
doen bedaren en haar te bewegen naar den Olympos
terugtekeeren; zij zwoer, dat zij niet eerder weêr
vruchten zou laten groeien, vóór haar dierbaar kind
haar was teruggegeven. Toen moest Zeus er wel toe
overgaan, om Hermes naar de benedenwereld te zenden, ten
einde Persephone naar het licht der bovenwereld
terugtevoeren. Vol vreugde gehoorzaamde deze aan het
bevel, dat zij van Zeus ontving; maar bij het scheiden
gaf Hades haar de pit van een granaatappel te eten;
hierdoor was zij aan hem gebonden en kon zij niet voor
altijd naar hare moeder terugkeeren. In deze moeilijkheid
werd echter voorzien door eene overeenkomst, volgens
welke Persephone gedurende twee derde gedeelten van het
jaar op de bovenwereld bij hare moeder zou vertoeven,
maar den overigen tijd in de onderwereld aan de zijde van
haren somberen gemaal moest doorbrengen. -
En zoo stijgt zij dan ook telken jare, als de lente
begint, uit de diepte der onderwereld tot innige vreugde
harer goddelijke moeder op naar de aarde, om in het
laatst van den herfst weêr aftedalen naar het
onzichtbare rijk des doods.

Persephone
De zin van dezen mythus is niet
moeilijk te raden. Hij bevat slechts eene zinnebeeldige
voorstelling van het schouwspel, dat zich jaarlijks
vertoont, dat der stervende en weder herlevende natuur.
In de Eleusinische mysteriën (Zie Eleusinia.)
werd dit regelmatig sterven en weder herleven der natuur
het zinnebeeld van het meer verheven begrip der
onsterfelijkheid van de ziel. Als Persephone, of zooals
zij in die mysteriën heet, Kora, gedurende de wintermaanden in het rijk
van Hades vertoeft, dan schijnt de natuur als het ware
den rouw aantenemen om de verlorene dochter van Demeter.
Maar ieder menschenleven deelt in het lot van Kora; het
wordt de prooi van den kouden, onverbiddelijken dood,
doch slechts om eenmaal, evenals Kora, schooner en
heerlijker weêr optestaan.
In onmiddelijken samenhang met dezen schoonen en
veelbeteekenenden mythus staat eene andere, die op de
stichting der Eleusinische mysteriën betrekking heeft.
Het lijden van Demeter moest namelijk tot zegen worden
voor de menschheid. Toen de godin na het verlies harer
geliefde dochter, vertoornd op Zeus en alle Olympische
goden rondzwierf, bezocht zij onder de gedaante eener
arme oude vrouw de steden en de woningen der menschen.
Zoo kwam zij ook in Eleusis, waar destijds Keleos
heerschte. In diepe treurigheid zette zij zich op eenen
aan den weg liggenden steen in de schaduw van eenen
olijfboom neder bij de Parthenische bron, d. i.
de "maagdenbron", hongerende en dorstende en
aan goden en menschen wanhopende. Korten tijd daarna
kwamen 's konings dochters met blinkende kannen om versch
water te putten en bemerkten de oude, armoedig gekleede
vrouw. De vier meisjes bestormden haar met vragen over
hare afkomst, haren naam en het doel harer reis; de godin
antwoordde bescheiden, dat zij Deo heette en van Kreta
kwam. Kallidike, de oudste der meisjes, sprak
haar troostwoorden toe en beloofde bij hare moeder Metaneira er
op te zullen aandringen, dat deze haar tot opvoedster van
haren, haar eerst op rijperen leeftijd geboren, nog
jeugdigen zoon Demophon in dienst zou nemen. Weldra keerden de
meisjes terug en voerden de wachtende oude met zich mede
van de bron weg. Toen nu de godin den drempel van het
paleis betrad, vervulde zij de poort tot aan de zoldering
met eenen goddelijken glans en de koningin, van schrik
ontzet, noodigde haar uit om te gaan zitten. Demeter
wilde zich echter niet op den kunstig bewerkten zetel
nederzetten, maar bleef in ootmoedige houding met
nedergeslagen oogen staan, totdat haar eene dienstmaagd Iambe eenen
eenvoudigen stoel bracht, waarop de godin met een
omsluierd gelaat ging zitten. Zij bleef echter zwijgen
van droefheid, totdat het eindelijk aan Iambe gelukte, om
door allerlei potsen de treurende godin aan het lachen te
brengen en hare droefheid te verdrijven. Volgens een
ander verhaal dwong haar een onbehoorlijk gebaar eener
oude dienstmaagd Baubo (Zie aldaar.) het eerst een lach af. Zij
wees echter den met wijn gevulden beker af en begeerde,
in plaats daarvan, slechts eenen gerstendrank. De
hartelijkheid, waarmede men haar ontving, noopte haar om
langer te blijven, ofschoon zij zich niet bekend gemaakt
had, en den post van opvoedster van den jongsten zoon des
huizes op zich te nemen. Uit dankbaarheid voor die goede
ontvangst stortte zij over 's konings land en huis de
rijkste zegeningen uit. Zij had het vooral goed met haren
pleegzoon Demophon voor, daar zij hem de onsterfelijkheid
wilde verleenen. Met dit doel zalfde zij hem des daags
met ambrosia en legde hem des nachts in den gloed van het
vuur van den haard, om hem zoo te reinigen en de
onsterfelijkheid waardig te maken. Maar hare goede
bedoelingen werden door de dwaasheid van Metaneira, de
moeder van het kind, verijdeld. Deze bespiedde namelijk
heimelijk, wat de godin deed, en toen zij zag, dat haar
kind midden in de vlammen lag, uitte zij eenen luiden
kreet en stoorde zoodoende het werk van Demeter. Deze
openbaarde zich daarop in hare goddelijke gedaante en
beval Keleos, haar in Eleusis eenen tempel te stichten,
waar zij zelve hem de geheime plechtigheden aan haren
dienst verbonden en de middelen, waardoor haar toorn
verzoend kon worden, zou leeren. Toen de tempel nu met
hulp der godin spoedig voltooid was, wijdde zij Keleos en
ook andere vorsten van Eleusis, Triptolemos,
Eumolpos en Diokles in de geheimen van haren eeredienst in.
Deze Triptolemos wordt door sommigen als de zoon van
Keleos beschouwd, en nu eens voor denzelfden als Demophon
gehouden, dan weder wordt van hem verhaald, dat Demeter
na de onvoorzichtigheid van Metaneira hare gunst van
Demophon op Triptolemos overdroeg. Zij leerde hem niet
slechts het gebruik van den ploeg, maar schonk hem ook
het zaad der tarwe, en eenen met gevelugelde draken
bespannen wagen, waarmede hij boven de oppervlakte der
aarde door de lucht zweefde om de vruchtdragende
zaadkorrels uittestrooien en zoo de taak te vervullen,
die de godin hem had opgedragen om den landbouw alom te
verspreiden. Haar gehoorzamende trok Triptolemos rond
door de landen der menschen, overal de zegeningen der
verhevene godin verspreidende en de menschen tot een
geördend samenleven in staten vereenigende. Hij stuitte
daarbij op allerlei tegenstand en had vele listige
vervolgingen te verduren, b. v. van Karnabon,
den koning der Geten, die een der draken, welke
voor den wagen van Triptolemos gespannen waren, doodde,
doch tot straf daarvoor door Demeter als slang onder de
sterren geplaatst werd, en van Lynkos, den
beheerscher der Skythen, die Triptolemos, toen
deze in zijn land gekomen was, vriendelijk opnam, doch
des nachts hem heimelijk overviel en trachtte te dooden,
ten einde zich zelven den roem van de uitvinding van den
akkerbouw te verschaffen. Tot straf werd hij door Demeter
in eene lynx of losch veranderd. Op andere plaatsen
wachtte hem eene betere ontvangst. Koning Arkas in
Arkadië nam met vreugde zijn geschenk aan en leerde van
hem den landbouw en in Achaia liet koning Eumelos,
d. i. "de aan schapen rijke" zijn herdersleven
varen en stichtte met Triptolemos Aroa d. i.
"de ploegstad", waar hij zich voortaan aan den
landbouw wijdde.
Degenen, die de godin versmaaden, vonden in haar steeds
eene vreeselijke vijandin. Zoo wilde Erysichthon,
de zoon van Triopas, een Thessalisch vorst hare gaven
niet aannemen, ja hij deed zelfs met twintig slaven een
inval in een heilig bosch der godin en hieuw er de boomen
om. De godin kwam tot hem onder de gedaante van eene oude
priesteres en maande hem aan om aftelaten van zijn
goddeloos plan. Doch hij liet zich niet storen of raden.
Toen nam Demeter hare ware gedaante aan en strafte hem
met eenen onverzadelijken honger. Hoe meer hij at, des te
meer nam die honger toe, en weldra had hij al zijne
rijkdommen verteerd en moest hij gaan bedelen langs de
wegen van het vroeger door hem bestuurde land. Volgens
eene andere legende verkocht hij, toen hij zijn gansche
vermogen verteerd had zijne dochter Mestra en
trachtte met behulp van het zoo verworven geld zijnen
honger te stillen. Deze Mestra kreeg echter van Poseidon
de gave om allerlei gedaanten te kunnen aannemen. Zoodra
zij verkocht was, veranderde zij hare gedaante,
ontvluchtte haren heer en keerde tot haren vader terug,
die haar dan op nieuw verkocht. Doch ook dit baatte hem
niets; eindelijk werd Erysichthon door zijnen steeds
toenemenden honger er toe gedreven om de ledematen van
zijn eigen lichaam te verteeren. -
Onder het heilige bosch van Demeter hebben we in deze
mythe niets anders te verstaan dan een graanveld. Door
het niet eerbiedigen en verzorgen daarvan heeft
Erysichthon de straf der godin op zich geladen. Mestra,
zijne dochter, is het voortbrengsel van zijnen arbeid,
dat telkens weder in nieuwen vorm tot hem komt, maar hem
op den duur toch ook niet kan baten, zoo de toorn der
godin op hem blijft rusten. -
Nog heeft op Demeter als godin van den landbouw
betrekking de mythe van Iasion. Reeds Homeros en Hesiodos, dus de
oudste Grieksche dichters, maken daarvan gewag. Soms
wordt deze Iasion een zoon van Zeus genoemd, soms ook van
Minos, den koning van Kreta, op welk eiland
hij dan het eerst den akkerbouw zou ingevoerd hebben.
Demeter schonk hem hare liefde en baarde hem eenen zoon Plutos, d.
i. "den rijkdom". Zeus doodde dien echter, zoo
voegt Homeros er bij, met zijnen bliksem. -
Ook de zin van dezen mythus is duidelijk. Iasion zaait
het koren in de aarde, waarmede hier Demeter wordt
geïdentificeerd en de vrucht hunner verbindtenis is
Plutus, d. i. de akkerbouw bevordert de welvaart der
menschen. -
Die opvatting van Demeter als de moederaarde behoort tot
haar oorspronkelijk wezen. Vandaar dan ook, dat ze nauw
verwant is met Gaia en Rhea
Kybele, hoewel zij aan den
anderen kant eene zeer bepaald daarvan afgescheiden
afzonderlijke persoonlijkheid heeft. Men kan haar velig
voor een der oudste, Pelasgische godheden van Griekenland
houden. Van daar haar bijnaam Pelasgis.
Wat sommige schrijvers omtrent haren Egyptischen
oorsprong en omtrent hare identiteit met de Egyptische
godin Isis hebben beweerd, schijnt onaannemelijk. -
Als godin der aarde staat zij vooral in nauwere
betrekking tot al, wat met het leven en de beschaving der
menschen in verband staat. Zij is niet alleen in het
algemeen de moeder van alle leven en alle werkzaamheid in
de natuur, maar vooral meer in het bijzonder van die
planten, welke door de menschen tot hun eigen verbruik
worden verbouwd. Voor het groeien en rijpen daarvan
draagt zij zorg, voornamelijk voor het koren. Zoo eerst
is zij de godin van den akkerbouw geworden, en toen ze
dit eenmaal was, natuurlijk ook van al die bezigheden,
welke in ruimeren zin tot den akkerbouw kunnen gerekend
worden, de boomkweekerij en de veeteelt. -
Daar echter het ontkiemen en de geleidelijke ontwikkeling
der planten afhankelijk is van allerlei invloeden, deels
van de vochtigheid, die uit de diepte der aarde opkomt,
maar nog meer van de werkingen der atmospheer, van licht,
lucht, warmte en regen, zoo laat het zich gemakkelijk
verklaren, dat Demeter in de haar betreffende mythen in
een zeer nauw verband wordt gebracht met Poseidon, den
god van de vochtigheid der aarde en met de goden der
lichtgevende hemellichamen. Zoo laat het zich verklaren,
dat Demeter de geliefde van Poseidon genoemd wordt, (Zie
beneden.) en dat sommigen zelfs Persephone, d. i. de zich
in het plantenleven openbarende groeikracht, als de
vrucht dezer verbintenis beschouwen; doch zoo laat het
zich ook verklaren, dat Demeter de gemalin heet van den
in de hoogte zetelenden Zeus, die de aarde met eenen
zachten, bevruchtenden regen bevochtigt. Deze laatste
voorstelling heeft, naar het schijnt, de eerste allengs
op den achtergrond gedrongen, daar, volgens het algemeene
volksgeloof der Grieken, Persephone beschouwd werd als
eene dochter van Zeus en Demeter. Dat Demeter ook in nauw
verband stond tot den god des lichts en der zon, Apollo,
bewijst het aan beiden gemeenschappelijke feest der Thargeliën,
(Zie aldaar.) dat oorspronkelijk betrekking had op het
rijp worden der veldvruchten. -
De godin van den landbouw werd verder natuurlijk de
beschermster van al die bezigheden, welke met den
landbouw in verband staan. Zij ging door voor de
uitvindster van al die gereedschappen, welke bij den
akkerbouw worden gebruikt; zij leerde ook aan de menschen
ploegen, zaaien, maaien, schoven binden, dorschen, malen
en brood bakken.
Eene hoogere, zedelijke beteekenis krijgt Demeter als de
godin der beschaving, die de menschen juist door den
akkerbouw opheft van den lageren trap, waarop de jagers-
en herdersvolken staan, die hunne oorspronkelijke ruwheid
en wildheid door wetten en zeden weet te temmen, die door
de heilige instelling van den echt en door verordeningen,
welke de burgers aan elkander verbinden eenen
onveranderlijken grondslag legt voor de instandhouding
van den staat en van het maatschappelijk leven. Wat dezen
trek in haar wezen betreft, staat zij in nauw verband tot
Dionysos, die bij uitnemendheid de god is, die
aan het menschelijk geslacht de beschaving heeft
aangebracht en de zeden zachter gemaakt. Wijncultuur en
het bereiden van wijn zijn even stellige kenmerken van
eenen meer beschaafden toestand als de landbouw en het
vervaardigen van brood. Van daar de nauwe samenhang dezer
twee groote godheden der beschaving en der mysteriën,
waarin Dionysos-Iakchos als de zoon van Demeter en de
mystische bruidegom van Kora-Persephone voorkomt. (Zie
Eleusinia.) Als stichtster der beschaving heet Demeter Thesmophoros,
d. i. "de wettenbrengster" en het groote feest
der Thesmophoriën vierde de zegenrijke werking der godin
op dit gebied. (Zie Thesmophoria.) -
Eene verdere gevolgtrekking uit deze opvatting van het
wezen der godin is, dat zij, zooals we boven reeds
vermeldden, eene beschermster wordt van den echt, daar
zonder het begrip van het huwelijk en het huisgezin een
goed geordende staat niet gedacht kan worden, verder dat
ook de volksvergaderingen onder hare bescherming staan,
en dat de Heliasten (de rechtbank van gezworenen
te Athene) behalve bij Zeus en bij Athena ook
bij haren naam moesten zweren, dat zij rechtvaardig recht
zouden spreken.
Wat nu betreft de stichting der reeds meermalen genoemde Eleusinische
mysteriën, die in kleine en groote
Eleusiniën onderscheiden werden, hieromtrent deelt
de mythe nog het volgende mede: Toen Triptolemos na vele
in dienst van Demeter ondernomen reizen tot zijnen vader
terugkeerde, wilde Keleos zijnen zoon dooden, uit vrees
van door hem onttroond te worden, doch de godin dwong hem
van zijn bewind afstand te doen ten behoeve van zijnen
zoon, die daarop onder de bescherming van Demeter aldaar
de Eleusinische mysteriën stichtte, een der voornaamste
godsdienstige feesten van Griekenland. Over de beteekenis
en inrichting daarvan, zie Eleusinia.

relief uit Eleusis
Behalve na den roof van
Persephone heeft Demeter zich nog eens aan den omgang met
de Olympische goden en aan haren gezegenden werkkring op
aarde onttrokken. Het was toen zij om de bestendige
vervolgingen van Poseidon, die in liefde voor haar
ontstoken was, te ontgaan, de gedaante eener merrie
aannam; de zeegod liet ondertusschen niet af, veranderde
zich in eenen hengst en verwekte bij haar het beroemde,
vlugge paard Areion. Uit verdriet over een kroost, dat
zoo weinig op de moeder geleek, verborg Demeter zich
eenen tijd lang zorgvuldig in eene grot in Arkadië,
alwaar zij slechts door den god Pan bij
toeval ontdekt werd, toen hij op de jacht in de nabijheid
der grot kwam. Zij liet zich evenwel ditmaal
gemakkelijker dan vroeger tevreden stellen. Zeus zond de Moiren af,
die de beleedigde godin naar den Olympos terugvoerden. -
Behalve de Eleusiniën en Thesmophoriën werden ter eere
van Demeter nog verscheidene andere groote feesten
gevierd, die meest alle op den oogst betrekking hadden.
De voornaamste plaatsen van hare vereering waren behalve
Eleusis Kreta, Delos, Arkadië, Attika, klein-Azië
en Sicilië. -
De Dorische stammen wijdden zich voor het grootste
gedeelte aan den dienst van Apollo en Artemis en
daarom trad die van Demeter bij hen op den achtergrond,
al schijnt het ook dat deze godin van overouden,
echt-Griekschen oorsprong is. -
Wat eindelijk de voorstelling betreft, die de Grieksche
kunstenaars aan Demeter gaven, hare gewone attributen
zijn korenaren, die zij deels in de hand houdt, deels in
eenen krans gevlochten op het hoofd draagt, verder
papaver, een met bloemen gevulde mand, zooals bij hare
mysteriën gebruikt werd en eene voor hare nachtelijke
omzwervingen noodige brandende fakkel. Even als in haren
eeredienst de mythe van den roof van Persephone het
middenpunt is geworden, waarom deze zich geheel bewoog,
zoo hebben ook de kunstenaars bij voorkeur bij hunne
voorstellingen minder het oog gehad op de godin van den
landbouw en der beschaving, maar er meer naar gestreefd
om haar aftebeelden als de moeder, die door de innigste
banden der reinste liefde met hare dochter was verbonden.
Op den westelijken gevel van het Parthenon te
Athene had de meesterhand van Phidias eene groep
gebeiteld, bestaande uit Demeter, Persephone en Iakchos.
Daarvan is ongelukkigerwijze zeer weinig tot op onzen
tijd bewaard gebleven.
De beelden, die nog over zijn toonen ons, dat men haar
over het algemeen dezelfde gestalte en hetzelfde
voorkomen gaf als aan hare zuster Hera.
Slechts was haar gelaat wat breeder en voller gevormd en
had het eene zachtere, eene meer teedere uitdrukking, die
hare moederlijke liefde moest aanduiden. -
Als offergeschenken bracht men haar de voor het koren zoo
nadeelige zwijnen, alsmede runderen, vruchten, mede honig
en honiggraten. Daarenboven waren niet alleen alle
vruchtboomen aan haar gewijd, maar ook de pijnboom en de
olmboom en van de bloemen de hyacinth en de papaver. -
Een groot deel van wat tot het wezen van Demeter
behoorde, werd door de Romeinen op eene oud-Italische
godin van den akkerbouw, Ceres geheeten, overgedragen. Zie Ceres.
|