D : draco - dynamene
draco
Zie het volgend artikel.
draak
Een fabelachtig monster, waaromtrent
de overleveringen tot in de hoogste oudheid opklimmen, en waaraan door
de verbeeldingskracht der ouden de vreeselijkste gedaante werd toegekend.
Overal werden draken aangetroffen, maar vooral in de onbekende landen
van Azië en Afrika. Evenwel ook in de bekende deelen der aarde
werden deze monsters gevonden; de verhalen daaromtrent schijnen betrekking
te hebben op eene destijds werkelijk bestaande diersoort (misschien
de krokodil en de reuzenslang). Bij de reusachtige grootte van dit monster,
die somtijds op 50 en 70 ellen wordt gesteld, voegden de dichters op
zeer verschillende wijze gewoonlijk onderscheidene koppen, den muil
eens krokodils, leeuwenvoeten, arendsklaauwen, vleugels en eene bontgeschubde,
bijna ondoordringbare huid. Daarenboven schreef men aan de draken zeer
sterke zintuigen toe, vooral een scherp gezicht, en om de voorstelling
nog afschrikwekkender te maken, verhaalde men, dat zij uit hunnen muil
vuur spuwden, nooit sliepen en dat hunne koppen, als men ze afsloeg,
terstond weder aangroeiden. -
De vijf merkwaardigste in de mythologie voorkomende draken zijn:
(1) De draak van Lerna, die onder de slagen van Herakles
viel;

Gustave Moreau :
Hercules en de hydra
(2) Het honderdkoppige monster,
dat de gouden appelen der Hesperiden bewaakte,
insgelijks door Herakles verslagen, en door Hera
aan het noordelijk halfrond onder de sterren geplaatst. De Latijnsche
naam van dat sterrebeeld is Draco of Anguis
of Serpens;

Detail van een Atheense
roodfigurige vaas van aardewerk, ca. 400 BC. London, British Museum
E224. © British Museum.
(3) De Kastalische draak, die
het orakel van Themis aan den Parnassos
bewaakte (later dat van Apollo te Delphoi),
en door de pijlen van Apollo gedood werd;
(4) De groote draak van Kolchis, een zoon van den afschuwelijken
Typhon en der schoone Echidna,
wier lichaam echter in den staart eener slang uitliep, die de bewaker
was van de gouden vacht, welke aan Aietes
toebehoorde. Hij werd door Iason met
behulp van Medeia gedood;

Jason bedwelmt
de draak; gravure van Johann Bauer (1600 - 1640) uit een editie uit
1703 van Ovidius´ Metamorphosen.
Afbeelding gevonden bij:
The Ovid project : Bauer 1703 Edition
(5) De in een bosch van
Ares zich ophoudende
draak, uit welks tanden, die Kadmos,
nadat deze hem met steenen verpletterd had, in den grond had gezaaid,
gewapende mannen voortsproten.

Kadmos en de draak,
krater toegeschreven aan de Python-schilder, 360 - 340 BC.
Louvre Museum.
dryaden xxxxxxxxxxx
Ook Hamadryaden
geheeten, de beschermgodinnen der boomen, vooral der eiken, waarnaar
zij haren naam dragen. Zij begeleidden niet, zooals de andere Nymphen,
de Oreaden en de Naiaden,
andere godheden. Zij behoorden noch tot de stervelingen, noch tot de
onsterfelijke goden. Zij leefden lang, hadden niet te lijden van de
kwalen des ouderdoms, genoten met de goden ambrosia
als spijs, dansten met hen hunne reidansen, maar zij stierven met den
boom, waaraan zij verbonden waren. (Zie Nymphen.)

dryas
(1) Een dergenen, die naar de hand
dongen der schoone Pallene, de dochter
van den Makedonischen koning Sithon. Allen,
die haar tot vrouw begeerden moesten met elkander worstelen en meerderen
verloren in dien strijd het leven. Eindelijk bleven alleen Dryas en
Kleitos nog over. Deze zouden nu op hunne strijdwagens elkander
bevechten. De hand van Pallene zou het loon des overwinnaars zijn. Zij
had ondertusschen liefde opgevat voor Kleitos en zij bracht den wagenmenner
van Dryas door omkooping er toe, om de pennen uit de wielen van zijns
meesters wagen te nemen en de daardoor ontstane gaten met zwarte was
te vullen. De wagen viel bij den wedstrijd natuurlijk om en Dryas werd
door Kleitos gedood. Toen Sithon de toedracht der zaak vernam, wilde
hij zijne dochter en haren minnaar straffen door hen op den brandstapel
van Kleitos [? sic ! ; Kox : Dryas] mede
te verbranden, doch Aphrodite beschermde
hen. Zij deed eenen plasregen van den hemel nederdalen, die den reeds
aangestoken brandstapel uitbluschte en voerde Kleitos en Pallene in
veiligheid weg.
(2) De vader van Lykurgos, den koning der
Thrakische Edoniërs, die Dionysos
niet eeren wilde en, hierom door den god met waanzin gestraft, zijnen
zoon, eveneens Dryas geheeten, doodde, daar hij hem voor eenen
wijnstok aanzag.
dryope
De dochter van koning Dryops,
die nabij het Oita-gebergte woonde. Zij werd door Apollo
bemind. De god kwam tot haar in de gedaante eener schildpad, veranderde
zich vervolgens in eene slang en joeg hare gezellinnen op de vlucht.
Daarop vertoonde hij zich in zijne ware gedaante en verwekte bij haar
eenen zoon, Amphissos. Later huwde zij met Andraimon.
-
Eens naar het strand gegaan zijnde, om een offer te brengen aan de Nereïden
plukte zij eene lotosbloem voor haren zoon. Die bloem was echter de
nymph Lotis, welke, door Priapos
vervolgd, den goden om redding gesmeekt had en door hen in eene bloem
was veranderd. Dryope vluchtte, toen zij uit den afgebroken stengel
bloed zag te voorschijn komen, in den tempel van Apollo, doch dit baatte
haar niet; ook zij werd in eene lotusplant veranderd.
dryops
Een zoon van den riviergod Spercheios
en de Danaïde Polydora, of
van Apollo en Dia, eene dochter
van Lykaon, was de stamvader der Dryopes,
die aan de oevers van den Spercheios woonden. -
Ook de inwoners van Asine in Messenië vereerden hem als
hunnen stamvader en vierden hem ter eere om het andere jaar een mystisch
feest.
dymas
(1) De vader van Hekabe,
de gade van den Trojaanschen koning Priamos.
(2) Een der voornaamste Phaiakiërs;
de godin Pallas Athena verscheen onder
de gedaante van zijne dochter aan Nausikaä,
de dochter van koning Alkinoös, in
den slaap, om haar aantesporen naar het strand te gaan en daar hare
kleederen te wasschen, opdat zij er Odysseus
zou aantreffen en hem naar de stad der Phaiakiërs geleiden.
(3) Een zoon van den Dorischen koning Aigimios, wiens rijk Herakles
van de Lapithen bevrijdde. Als vergelding
voor dezen dienst nam Aigimios na den dood van Herakles diens zoon Hyllos
als zijn zoon aan. Dymas en zijn broeder Pamphylos
trokken met de Herakleiden naar den Peloponnesos,
doch vonden daar beide hunnen dood.
dynamene
D. i. "de machtige", eene
der vijftig Nereïden.
|