B : bona dea - brisai

bona dea

Eene godin van den vruchtbaren aardbodem, eene godin der natuur, die den zegen, welke de aarde schenkt, vermeerdert en vergroot. Door de latere Romeinen werd zij geïdentificeerd met Fauna d. i. "de goedgunstige" en met Maia d. i. "die den groei bevordert" en ook met Ops. Tevens was zij echter eene godin, die aan de vrouwen vruchtbaarheid schonk en door haar, zonder dat hierbij mannen werden toegelaten, werd vereerd. Tegelijk met Maia had zij een feest, dat op den 1sten Mei, bij den aanvang der maand, waarin de plantengroei tot haren schoonsten wasdom komt, gevierd werd. -
De Romeinen zelven wisten niet recht, hoe ze zich deze godin zouden verklaren en van waar ze haren oorsprong zouden afleiden. Daarom werd zij ook met de meest verschillende godheden en personen in verband gebracht. Het algemeen volksgeloof hield haar voor de dochter van
Faunus, en de sage verhaalde, dat deze, van misdadige liefde voor zijne dochter ontstoken, haar had willen dwingen hem ter wille te zijn, dat hij, toen zij weigerde, haar met mirtentakken had gegeeseld, waarom ook de mirt uit haren tempel werd geweerd, dat zij echter standvastig was gebleven en zelfs niet aan zijne booze bedoelingen had toegegeven, toen hij haar door wijn had dronken gemaakt, totdat hij eindelijk zijn doel bereikte door zich in eene slang te veranderen. Het schijnt, dat we hier te doen hebben met eene symbolische voorstelling van de bevruchting der aarde door den natuurgod, die den plantengroei in het leven roept. -
Volgens eene andere legende was Bona Dea de vrouw van Faunus en eene boschnymph, welke door haren gemaal met een mirtenstok was getuchtigd en doodgeslagen, omdat zij zich heimelijk aan wijn had te buiten gegaan. Na haren dood kreeg Faunus echter berouw en bewees hij haar goddelijke eer; daarbij werd de wijnkruik echter altijd met een omhulsel bedekt. -
Ook waren er in den tempel van Bona Dea tamme slangen en allerlei heelende kruiden, die door de priesteressen aan kranken werden gegeven. Zij kende de heelkunde en ook toovermiddelen; alle verborgene wetenschap was haar geöpenbaard en zij deed voorspellingen aan de vrouwen, evenals Faunus aan de mannen en heette daarom Fatua evenals Faunus Fatuus. Hare eeredienst had een onstuimig, opgewonden karakter. Echter was daarvan alle onkuischheid uitgesloten. Zij was juist de godin dier vrouwen, matronae, op wier zedelijkheid geene smet rustte. Ja, men verhaalde zelfs van haar, dat zij zóó kuisch was geweest, dat zij nooit het vrouwenvertrek had verlaten, nooit een man gezien had, nooit door een man aanschouwd was en dat haar naam nooit in het openbaar was genoemd. Geen man mocht dan ook haar heiligdom, dat aan den voet van den Aventijnschen berg lag, betreden. Haar voornaamste feest werd echter telken jare gevierd in het huis van dengene, die de hoogste overheidspersoon was (consul of praetor). De daar verrichte plechtigheden golden voor het geheele volk. Het werd in het begin van December des nachts gevierd door de voornaamste vrouwen der stad onder medewerking van de Vestaalsche maagden. Door allerlei onthouding hadden zij, die aan het feest deelnamen, zich daartoe voorbereid. Een drachtig zwijn, volgens anderen hoenderen, maakten het offer uit, dat der godin gebracht werd. Na het offer begon onder het gebruik van wijn en onder opgewonden muziek, dans en allerlei zinnebeeldige gebruiken een luidruchtig feest. De tegenwoordigheid van een man was ten strengste verboden en zelfs beelden van mannen en mannelijke dieren, die zich in het huis bevonden, werden omhuld. De man, die de plechtigheden der Bona Dea aanschouwde, werd, zoo beweerde men, blind. Daarom werd de overmoed van Clodius, die bij de viering van het feest, als vrouw verkleed, in het huis van Caesar wist doortedringen, om diens vrouw Pompeia ongestoord te kunnen bezoeken, als een zware misdaad beschouwd. -
Het schijnt, dat de dienst van Bona Dea door Griekschen invloed in Rome en in Italië ingang heeft gevonden, voornamelijk door de invoering van den geheimzinnigen
Demeter-dienst. Ook buiten Rome werd de Bona Dea in geheel Italië vereerd. Tusschen Aricia en Bovillae had zij een heiligdom, in welks nabijheid de bovengenoemde Clodius later zijnen dood vond. Men meende hierin de straffende hand der godin te zien. -
Dit belette evenwel niet, dat zijn voorbeeld, vooral in den keizertijd vele navolgers vond. Immers de feesten der kuische Bona Dea hebben in latere eeuwen aanleiding gegeven tot de grofste onzedelijkheid.

bonus eventus

Eene landelijke, zegen aanbrengende godheid der Romeinen, die zorgde voor het goed opkomen en goed gedijën der veldvruchten, overeenkomende met den Griekschen Agathodaimon en met Triptolemos. Zijne beteekenis breidde zich echter uit tot die van den god, die eenen gelukkigen uitslag gaf aan eene aangevangen onderneming. Op het Kapitool vond men zijn beeld. Dikwijls echter beschouwt men Grieksche beelden van godheden, die met Bonus Eventus eene ongeveer gelijke beteekenis hadden, ten onrechte als beelden van dezen god.

böotes

De zoon van Demeter en Iasion, die, toen hij zich door zijnen vader van alles beroofd zag, door den nood gedrongen den ploeg uitvond, welken hij met twee stieren bespande. Hij bebouwde daarop den grond om zich voedsel te verschaffen. Tot belooning voor deze uitvinding werd hij door zijne moeder te gelijk met den ploeg aan den hemel onder de sterren geplaatst. -
Volgens anderen is Böotes
Ikarios of Ikaros, de vader van Erigone, en volgens nog anderen Arkas, de zoon van Zeus en Kallisto, dien zijn grootvader Lykaön doodde en aan Zeus voorzette, om diens alwetendheid op de proef te stellen, doch dien de god weder opwekte en onder de sterren plaatste. Hij schijnt eenen grooten beer voor zich uittedrijven, en daarom krijgt dit sterrebeeld ook den naam van Arktophylax, d. i. "de beerenhoeder". Een zijner sterren, eene ster van de eerste grootte, draagt den naam van Arkturos. (Zie aldaar.)

boreas

Bron : Dr. Vollmer's Wörterbuch der Mythologie aller Völker.
Stuttgart: Hoffmann'sche Verlagsbuchhandlung, 1874.

De noordewind, (bij de Romeinen Aquilo), de koudste en heftigste, maar in Griekenland ook een van de gezondste winden, de zoon van Astraios en Eos, de broeder van Argestes, Zephyros, Notos en Heosphoros, door zijnen vader met de Titanen verwant, en een der vier hoofdwinden, die aan de Grieken regen, koude en dikwijls ruw, stormachtig weder bracht, daar hij over de Thracische gebergten tot hen kwam. Hij werd te Athene afgebeeld als een zwaar gebaard man met donkere vleugels, vliegende haren en eenen wijden mantel. In zijne rechterhand draagt hij even als de zeegod Triton eene uit mosselen vervaardigde trompet, om daardoor het gedruisch van den storm voortestellen. Hij werd beschouwd als de koning der winden. De Atheners plaatsten zijne woning in een hol van het noordelijke Haimosgebergte, (tegenwoordig in de Balkan) in de nabijheid der Hyperboraiërs. Derwaarts ontvoerde hij met geweld Oreithyia, de dochter van den Atheenschen koning Erechtheus, welke hem onder meerdere kinderen twee zonen schonk, Zetes en Kalaïs, die beschouwd werden als het zinnebeeld der snelheid, en naar hunnen vader Boreaden genoemd werden. Zij hadden, evenals hij vleugels en namen aan den tocht der Argonauten deel. Uit denzelfden echt ontsproot de snelvoetige Kleopatra, die met Phineus, den koning van Salmydessos in Thracië, huwde. De ontvoering van Oreithyia was eene stof, die grieksche kunstenaars gaarne en dikwijls voorstelden. -
Boreas ontvoerde nog verscheidene andere vrouwen, en verwekte zelfs, in een paard veranderd, bij de paarden van
Erichthonios een aantal in de oudheid om hunne snelheid zeer beroemde rossen. Wegens zijne verbintenis met Oreithyia zagen de Atheners in Boreas eene hun verwante godheid, die hun welwillend gezind was. Bij het naderen van de vloot van Xerxes, gaf het orakel van Delphoi aan de Atheners den raad, dat ze hunnen schoonzoon te hulp zouden roepen. Zij baden daarom met offers tot Boreas. De god verhoorde hun gebed. Hij vernielde door eenen krachtigen noordewind bij het voorgebergte Sepias een groot deel van de Perzische vloot, en de Atheners stichtten hem daarop eenen tempel aan de rivier den Ilissos, waar men zeide, dat hij Oreithyia had geroofd. Ook te Megalopolis werden hem ter eere jaarlijks feesten gevierd, omdat hij de bewoners dier stad eenmaal tegen de Spartanen geholpen had.

bormos (bormus)

Een schoon jongeling, dien de nymphen tot zich in de wateren trokken en wiens dood jaarlijks omstreeks het midden van den zomer met treurliederen, bij de toonen der fluit gezongen, werd herdacht.

botres

De zoon van den Thebaan Eumelos. Toen deze eens aan Apollo offerde, verslond Botres de hersens van het offerdier, voordat deze op het altaar waren gelegd. Daarom sloeg zijn vader hem met een brandend stuk hout dood. Apollo veranderde hem in een vogel.

branchidai (branchidae)

Een priesterlijk geslacht, dat zijnen oorsprong afleidde van Branchos en het orakel van Apollo te Didyme bij Miletos, dat in hoog aanzien stond, bestuurde. De aanzienlijke schatten van den tempel leverden zij aan Xerxes uit, en toen deze verslagen terugtrok, gingen zij met hem mede, om de wraak der Grieken te ontloopen en kregen van hem eene woonplaats in Baktriana. Men zegt, dat later Alexander de Groote aan hunne nazaten de straf, die hun door de Grieken was toegedacht, voltrokken heeft.

branchos (branchus)

De door Apollo beminde zoon van Smikros of van Machaireus uit Delphoi, of ook wel de zoon van Apollo zelven, die van den god de gave der voorspelling ontving, van welke hij te Didyme, waar hij zich nederzette, zeer dikwijls gebruik maakte. Hij was de stichter van het orakel te Didyme en de stamvader der Branchidai, die het bestuurden. (Zie het vorig artikel.)

brauronia

(1) Bijnaam van Artemis. (Zie aldaar.)
(2) Een feest van
Artemis, dat om de vijf jaren te Athene gevierd werd, en waarop alle meisjes van vijf tot tien jaren aan de godin werden gewijd.

briareos

D. i. "de geweldige", een andere naam voor Aigaion, een der Hekatoncheiren (centimanen, honderdhandigen). Zie Aigaion.

Briareus, een Tibetaanse terrier uit Nieuw-Zeeland, kampioen!

brisai (brisae)

De nymphen van het voorgebergte Brisa op het eiland Lesbos, die zich vooral op de bijënteelt toelegden, welke kunst zij aan Aristaios onderwezen.