A : atys / attis - axiokersa

atys / atis / attis / attes / attin

Een schoon jongeling geboren uit den amandelboom, die uit het bloed van Agdistis was gesproten. (Zie aldaar.) Hij werd door Kybele (Zie aldaar.) bemind en toen hij eene sterfelijke vrouw wilde huwen door haar razend gemaakt, zoodat hij zich zelven op gruwelijke wijze verminkte en aan de wonden, die hij zich daarbij toebracht, onder een pijnboom liggende stierf. Hij werd echter in het leven teruggeroepen en tot god verheven. Steeds bleef zijn dienst zeer nauw met die van Kybele verbonden. Atys is wederom (even als b. v. Adonis) het beeld van de afwisselingen in het leven der natuur in zijn ontluiken en vergaan. Hem waren dan ook geheiligd vooreerst de pijnboom, die ook aan Kybele gewijd was, het symbool des winters; Atys was immers onder een pijnboom gestorven, ja volgens anderen zelf daarin veranderd. Maar ten andere was hem ook het viooltje gewijd, de eerste bode der jonge lente. De pijnboom en het viooltje speelden dan ook bij zijne feesten de hoofdrol. Op den eersten dag werd een pijnboom met viooltjes bekranst in zijnen tempel gedragen, om daarmede symbolisch zijnen dood voortestellen, en tevens aanteduiden, dat hij uit dien dood weêr ontwaken zou. Dan werd hij in matelooze treurigheid gedurende eenige dagen gezocht onder wild geraas en geklaag en onder luidruchtig rumoer werd zijne verminking, die het symbool was van het te niet gaan der levenskracht, betreurd. Eindelijk werd hij wedergevonden en dan volgde op de woeste smart eene even uitgelaten vreugde. -
De eeredienst van Atys was eigenlijk geen Grieksche eeredienst. Het was een Aziatisch element, dat in de Grieksche godenwereld was ingevoerd, maar dat geheel te huis behoorde bij de in zinnelijkheid verzonken bevolking van Phrygië en Lydië, die zich niet boven het aardsche konde verheffen en wier hoogste daad, waardoor zij trachtte zich met de godheid te verzoenen, was het voorbeeld van Atys te volgen en door verminking de beste levenskracht in zich zelve te dooden.

auge

Was de dochter van Aleos, den koning van Tegea in Arkadië en Neaira. Een orakel had aan Aleos voorspeld, dat zijne zonen door dengene, die uit haar gesproten was, zouden gedood worden. Daarom maakte hij haar tot priesteres van Athena en dreigde haar te zullen dooden, zoo ze zich met eenen man verbond. Herakles echter kwam op zijnen tocht tegen Augeias bij Aleos, werd door dezen in den tempel van Athena ontvangen, en beschonken geworden zijnde verbond hij zich met Auge, die dientengevolge zwanger werd. Toen Aleos hare zwangerschap bemerkte, gaf hij haar over aan Nauplios, met last om haar in zee te werpen; deze liet zich echter door hare schoonheid roeren en geleidde haar naar den koning Teuthras van Mysië, die het verlaten meisje als zijn eigen kind aannam. Volgens sommige verhalen baarde zij onder weg haren zoon en werd deze met haar naar Mysië gevoerd, volgens andere had zij hem reeds in den tempel gebaard en verborgen en was het kind, toen het daar gevonden werd, op last van Aleos op het gebergte Parthenion te vondeling gelegd, waar het eerst door eene hinde gezoogd en later door herders gevonden werd, die het met zich namen om het optevoeden. Ook omtrent de ontvangst bij koning Teuthras zijn de overleveringen verschillend. Sommigen nemen aan, dat hij haar als kind aannam; anderen, dat hij haar tot zijne vrouw maakte. Dit laatste is evenwel niet te rijmen met het vervolg der legende, dat aldus luidt:
Nadat
Telephos, zoo was het kind door de herders genoemd, volwassen was, vertrok hij om zijne moeder optezoeken. De godspraak van Delphoi zeide hem, dat hij haar in Mysië vinden kon. Teuthras was bij de aankomst van den jongeling in een zwaren oorlog gewikkeld; deze hielp hem de vijanden verslaan, waarvoor de geredde vorst den overwinnaar tot erfgenaam van zijn rijk benoemde en hem met de hand zijner pleegdochter, die hij als zijn eigen kind beschouwde, wilde beloonen.

Telephos ontvangt wapens van Auge om daarmee Teuthras' vijanden te verslaan (Deel van het fries van het Altaar van Zeus in Pergamum; het plattegrondje linksboven geeft aan, waar dit gedeelte zich bevond.)
Meer van dit fries:
http://1stmuse.com/Pergamon/frieze.html

Zoo geraakte Telephos in gevaar om onwetend zijne eigene moeder te huwen; gelukkig echter verzette zich Auge met zooveel standvastigheid tegen deze verbindtenis, dat zij zelfs naar een zwaard greep, om haren bruidegom, die zich in den huwelijksnacht niet wilde laten afwijzen, met geweld van zich aftehouden, of hem te dooden. Terwijl zij met elkander worstelden, kwam plotseling een vreeselijke draak in het vertrek, door de goden gezonden, en plaatste zich tusschen hen. Auge verschrikte zoo zeer over het monster, dat zij het zwaard liet vallen, hetwelk nu door den toornigen bruidegom werd gegrepen en waarmede hij de bruid wilde dooden. Thans riep Auge met luider stemme tot haren geliefden Herakles, dien ze nooit had kunnen vergeten en om wiens wil zij zich met geenen anderen man had willen verbinden, om hulp, en aan dezen angstkreet herkende de zoon plotseling de door hem gezochte moeder, en voerde haar met zich naar hun vaderland terug. -
Oorspronkelijk was Auge, d. i. "de lichte", "de stralende", de moeder van Telephos, d. i. "den ver schitterende" geheel dezelfde als Athena
Alea, die te Tegea vereerd werd, maar toen het met de voorstellingen van eenen lateren tijd niet overeenkwam, dat Athena als moeder gedacht werd, scheidde men Auge als eene afzonderlijke persoonlijkheid van haar af, evenals dit b. v. geschied is met Artemis en Kallisto.

augeias (augias / augeas)

Koning der Epeiërs (Epeërs), was de zoon van Phorbas, eenen Rhodischen Heros en Hyrmine; volgens andere mythen een zoon van Helios of ook van Poseidon en eene nymph. Zijne eigentlijke beroemdheid verwierf deze koning door een der werken van Herakles. Augeias bezat namelijk verbazende rijkdommen, die grootendeels bestonden in schoone kudden. Hij bezat een ontzaglijken stal, waarin drieduizend runderen stonden; de roem daarvan had zich door geheel Griekenland verbreid. Het scheen geene gemakkelijke taak den mest uit dit sedert langen tijd niet gereinigde gebouw wegteruimen.

De visie op het gebeuren van Honoré Daumier

Eurystheus gebood daarom aan Herakles den stal van Augeias in éénen enkelen dag te reinigen. Voor alle andere stervelingen zou dit onmogelijk geweest zijn, en de koninklijke bezitter van den stal zelf hield de zaak voor onuitvoerbaar, daarom stond hij aan Herakles, die tot belooning een tiende deel der runderen bedong, zijnen eisch gaarne toe. De held volbracht echter zijne taak gelukkig; hij groef namelijk een kanaal, waardoor hij de naburige rivieren den Alpheios en den Peneios door de stallen heenleidde, den mest liet wegspoelen, en op deze wijze niet eens een geheelen dag behoefde om de zaak ten einde te brengen. Onder velerlei uitvluchten weigerde daarop Augeias de overgifte der beloofde runderen, ofschoon zijn eigen zoon Phyleus, tot scheidsman ingeroepen, het recht van Herakles erkende en zijnen vader in het ongelijk stelde. Toornig jaagde de koning beiden uit zijn rijk. De held keerde echter later onder gunstiger omstandigheden terug, en, hoewel de oorlog zich eerst niet ten zijnen gunste keerde, gelukte het hem toch ten slotte Augeias te dooden en ook al diens zonen, met uitzondering van Phyleus, dien hij in de plaats zijns vaders met de regeering bekleedde.

augias

Zie het vorig artikel.

aulis

Eene plaats aan den Euripos, de straat die Euboia van het vaste land scheidt, gelegen, van waar de Grieksche vloot onder bevel van Agamemnon naar Troje voer.

aurora

Zie Eos.

ausonia

De mythische naam van Italië, die het zou gekregen hebben naar Auson, een zoon van Ulysses en Kalypso.

auster

De zuidewind. Zie Notos.

autochthonen

Uit de aarde geborenen, heeten die Grieksche vorsten en volksstammen, die beweerden, dat hunne eerste voorouders niet uit den vreemde waren binnengetrokken, maar in het landschap zelf uit den bodem waren ontstaan. De Atheners en Arkadiërs maakten boven andere Grieksche stammen er aanspraak op, van zulke Autochthonen aftestammen.

autolykos

Een zoon van Hermes en Chione, (anderen geven evenwel de namen zijner ouders anders op) de echtgenoot van Amphithea en de vader van Antikleia, die naderhand Odysseus ter wereld bracht, onderscheidde zich door zijne sluwheid en zijne bedriegerijen, even als zijn vader Hermes. Toen Odysseus groot geworden was, bezocht hij zijnen grootvader en leerde veel van hem. Het was bij die gelegenheid, dat hem door een everzwijn de wonde werd toegebracht, aan wier litteekenen hij bij zijne terugkomst in Ithaka na al zijn zwerftochten herkend werd. -

Autolycus, Prince of Thieves, uit de serie Xena Warrior Princess

Autolykos was berucht als de slimste dief en roover der oudheid; zoo stal hij de runderen van Eurytos op Euboia, en den beroemden helm van Amyntor. Hij slaagde in al zijne diefstallen zoo goed, doordat hij de gave had van zelf allerlei gedaanten aantenemen en zelfs de gestolen voorwerpen van gedaante te doen veranderen of onzichtbaar te maken. Doch toen hij ook de kudden van Sisyphos roofde, kreeg hij te doen met een die sluwer was dan hij. Deze had namelijk al zijne runderen geteekend aan den hoef, zoodat hij ze gemakkelijk terugvond, en toen hij ze van Autolykos kwam halen en door hem gastvrij werd ontvangen, verbond hij zich met diens dochter Antikleia, zoodat zij, toen zij kort daarna met Laërtes huwde, reeds zwanger was van Odysseus. Zoo zijn in de mythologie de drie sluwste mannen der oudheid, Autolykos, Sisyphos en Odysseus ook door de banden des bloeds met elkander verbonden. Zijne woonplaats was op den Parnassos. Ook in het worstelen was Autolykos zeer ervaren. Herakles leerde als jongeling deze kunst van hem.

autonoë

De dochter van Kadmos en de moeder van Aktaion. Met hare zuster Agaue verscheurde zij Pentheus, den zoon van deze.

autonoös (autonoüs)

Een Delphische heros, die in de nabijheid van de bron Kastalia eenen tempel had. Toen het leger van Xerxes den tempel aanviel, kwam hij opdagen om dien te verdedigen en slaagde in zijne poging.

avernus (aornos)

D. i. "de vogellooze", een somber meer, in de nabijheid van Napels en Baiae, dat bijna geheel door met overoude dichte bosschen bedekte oevers omgeven was, en welks besmettende dampen zelfs de daarover vliegende vogels doodden. Het ligt dicht bij de zeekust en heet thans Lago d'Averno. Dicht bij de diepste plaats van dit meer bevond zich een hol, dat men voor den ingang van het schimmenrijk hield, en de dichter Vergilius laat Aeneas door deze opening in de onderwereld afdalen, nadat de held in het aangrenzende woud, op bevel der Sibylle van Cumae, den gouden tak afgebroken had, dien hij Charon toonen moest, om over de Styx gezet te kunnen worden. Het meer was aan de goden der onderwereld gewijd, en bezat ook eene godspraak; wel bewonderde men zijne helderheid en diepte, maar men hield het water voor zoo zwavelachtig, dat men geloofde, dat er geen visch in leven kon, terwijl het eenen als het ware uit het doodenrijk opstijgende pestwalm uitwasemde. -

Hier zouden ook de Kimmeriërs gewoond hebben, die zich in diepe holen ophielden en niet in het daglicht kwamen, metalen zochten en orakels gaven; ook was hier het bosch van Hekate en de reeds genoemde grot der Sibylle, die men thans nog aanwijst, ofschoon de plaats door eene aardbeving in het jaar 1538 eene groote verandering ondergaan heeft. -
Onder de regeering van keizer Augustus liet Agrippa de het meer omringende bosschen omhakken en de gansche woeste streek aanleggen, ja zelfs een tunnel onder den berg door naar Cumae graven, welks puinhoopen zijne richting nog duidelijk aanwijzen. -
De Romeinen gebruikten het woord Avernus voor den
Orcus of de onderwereld, en duidden in het algemeen daarmede elken poel of elk meer aan, waaruit verderfelijke dampen opstegen.

Afbeelding ontleend aan: Vedute di Napoli e della Campania
(
http://www.interviu.it/vedute.htm )

auxo

(1) De dochter van Zeus en Themis, eene der Horen. (Zie aldaar.)
(2) Bij de Atheners eene der
Chariten. (Zie aldaar.)

axieros (axierus)

Een van de drie Samothrakische Kabeiren, waarmede Demeter bedoeld werd, terwijl Persephone met den naam van Axiokersa en Hades met dien van Axiokersos bestempeld werd.

axiokersa, axiokersos (axiocersa, axiocersus)

Zie Kabeiren en Axieros.