A : apotheose - ares
apotheose
D. i. "de verheffing van
den mensch tot god." Bij de Grieken was deze
verheffing in den bloeitijd hunner geschiedenis ten
eenenmale onbekend, behalve in hunnen heroëndienst. -
Heroën waren wezens, hoewel met een menschelijk lichaam,
toch boven de menschen verheven. Werden zij van de boeien
van dat lichaam bevrijd, dan konden zij onder de goden
worden opgenomen, b. v. Herakles. -
De mensch evenwel, die zich lichtvaardig tot den rang der
goden wilde verheffen, werd door hunne wraak op de
verschrikkelijkste wijze getroffen. -
Toen bij het verval van het Grieksche volk het ongeloof
algemeen was doorgedrongen, kwam de apotheose veel meer
in zwang, doch zij was niets dan een bloote titel, die
aan degenen, welke men tot god verhief, geschonken werd.
-
Bij de Romeinen werden gewoonlijk de keizers na hunnen
dood bij Senaatsbesluit tot goden verklaard. Deze
apotheose heette consecratio. (Zie aldaar.)
apsyrtos
Zie Absyrtos.
apteros
D. i. "de
ongevleugelde." Onder dezen naam had Nike, de
godin der overwinning, een tempel in Athene, om aan te
duiden dat zij nooit uit de stad zoude wijken. Rechts bij
het opgaan naar de Propylaiën ziet men nog eene
belangrijke ruïne van den tempel dezer Nike Apteros.
aquarius
"De waterman" het
sterrebeeld in den dierenriem tusschen den Steenbok en de
Visschen. Hij wordt afgebeeld als een man, die water uit
eene kan giet. Volgens sommigen is het Ganymedes,
die door Zeus onder de sterren is verplaatst, volgens
anderen Deukalion, omdat tijdens diens leven eene zoo
groote massa water op de aarde gevallen is. -
Ook bij de Romeinsche schrijvers worden hier Grieksche
begrippen en voorstellingen overgenomen en op Aquarius
toegepast. De Grieksche naam is Hydrochoös.
-
Als de zon in het teeken van den Waterman treedt, begint
in de warmere streken de regentijd. Vandaar dat hij
gezegd werd het jaargetijde somber te maken.
ara
De godin van den vloek. Zie de Erinnyën.
arachne
D. i. "de spin", de
dochter van Idmon, eenen purperverwer uit
Kolophon in Ionië, was eene bekwame en door alle in den
omtrek wonende nymphen bewonderde weefster of spinster.
Zij waagde het evenwel de godin Pallas Athena,
eene meesteres in deze kunst, tot eenen wedstrijd uit te
dagen, ofschoon zij door haar zelve in de gestalte eener
oude vrouw daarvoor gewaarschuwd was. Zij vervaardigde
een allervoortreffelijkst weefsel, waarop de minnarijën
der goden afgebeeld waren, en hetwelk voor dat van Athena
niet behoefde ondertedoen. Athena werd echter over haren
overmoed, die het waagde de grootheid der goden
aanteranden, zoo vertoornd, dat zij het weefsel
verscheurde; en toen nu de ongelukkige Arachne zich uit
droefheid en schaamte daarover ophing, riep Pallas haar
in het leven terug, maar gaf haar de gedaante eener spin;
ook hare nakomelingen hadden deze gedaante.
Dali: Arachne
afbeelding van Gustave Doré bij Purgatorio Canto XII
arcas
Zie Arkas.
arce
Zie Arke.
arcesius
Zie Arkesios.
archelaös
Een afstammeling van Herakles, de
zoon van Temenos, die, door zijne broeders verdreven,
vluchtte naar Makedonië tot koning Kisseus, die
hem, onder voorwaarde dat hij hem in eenen gevaarlijken
oorlog zou bijstaan zijn rijk en zijne dochter beloofde.
Maar toen de oorlog voorbij was, wilde hij zijne belofte
niet houden, ja Archelaös zelfs naar beneden storten in
eenen met gloeiende kolen gevulden kuil. Archelaös
bemerkte echter des konings plannen, wierp Kisseus zelven
in den kuil, vluchtte, en stichtte op Apollo's
bevel, door eene geit naar de plaats gevoerd, waar hij
wezen moest, Aigai, dat een tijd lang de
hoofdstad van Makedonië was. Alexander de Groote stamde,
naar men zeide, van hem af.
archemoros (archemorus)
Eigenlijk Opheltes
genaamd, de zoon van Lykurgos, den koning van Nemea, en van Eurydike.
Toen de zeven vorsten naar Thebe trokken en in de
nabijheid van Nemea water zochten, liet zijne bewaakster Hypsipyle,
de vroegere koningin van Lemnos, die hun den weg
naar de bron wees, hem onbewaakt achter. In hare
afwezigheid werd hij door eenen draak gedood. De zeven
vorsten begroeven den knaap plechtig, en gaven hem, daar Amphiaraos
in deze gebeurtenis een kwaad voorteeken zag, den naam
van Archemoros; d. i. "voorganger in den dood."
Tot zijne nagedachtenis stelden zij de Nemeïsche spelen
in.
arcitenens
D. i. "den boog
dragende", bijnaam van Apollo en Diana bij Romeinsche dichters.
arctophylax
Zie Boötes.
arcturus
Zie Arkturos.
arctus
Zie Arktos.
ardeas
De zoon van Odysseus en Kirke.
Volgens sommigen de stichter der stad Ardea in
Italië. Volgens anderen was deze echter gesticht door Danaë, de
moeder van Perseus.
areia
(1) Een bijnaam van Aphrodite
onder welken zij te Sparta een tempel had met
een zeer oud beeld. De naam beduidt "de
krijgshaftige" en haar beeld was dan ook van wapenen
voorzien. Deze vereering wijst op hare nauwe verbindtenis
met Ares. Later werd de dienst van Aphrodite
Areia ook overgebracht naar Korinthe, Kythera en Kypros.
(2) Een bijnaam der godin Athena. Voor Athena Areia was te Athena een
altaar opgericht door Orestes, nadat hij, van moedermoord aangeklaagd,
was vrijgesproken. Hier beteekende Areia "de
verzoenende godin". Evenwel was ook de eeredienst
van deze Athena nauw met die van Ares
verbonden. Te Athene stond haar gewapend beeld in diens
tempel.
areion (arion)
Het beroemde, snelle paard van den argivischen
heros Adrastos, waarmede hij tegen Thebe optrok en de stad verwoestte.
Het was van goddelijken oorsprong. Toen Demeter, (Zie aldaar.) hare
dochter zoekende, alle landen rondtrok, werd zij door de liefde van
Poseidon vervolgd. Daarom
nam zij in Arkadië de gedaante van een paard aan, en verborg zich
onder de paarden van den daar regeerenden koning Onkos. Doch Poseidon, die hare verblijfplaats bemerkt had,
veranderde zich ook in een paard en verwekte bij haar het paard Areion.
-
Later noemde men ook wel Herakles als den bezitter van dit paard.
areithoös (arithoüs)
Een koning van Arne in Boiotië, die den
bijnaam droeg van knodszwaaier, omdat hij gewoon was noch met
pijl en boog, noch met de lans, maar alleen met eene knots te strijden.
Hij viel door de hand van den Arkadiër Lykurgos,
die hem op eenen engen weg opwachtte, waar hij van zijn wapen geen
gebruik kon maken. (Zie Lykurgos (2).) De koperen knots, die hij van
den god Ares ten geschenke gekregen had,
werd later het eigendom van Ereuthalion
(Zie aldaar.), eenen man toegerust met groote kracht, die door Nestor
verslagen werd.
ares
De god des oorlogs en
van het krijgsgewoel, was de zoon van Zeus en Hera. Hij
was, gelijk wij uit Homeros zien, de noodlottige
aanstoker van den bloedigen krijg, een moordzuchtige
strijder, die het hoogste genot vindt in wapengekletter
en het aanrichten van een bloedbad, zich met vreugde in
de vijandelijke rijën stort, en over het vallen der
verslagenen, de doodskreten der stervenden, en bij het
aanschouwen van het met lijken bedekte slagveld juicht.
Zijne woestheid maakt hem zelfs
bij de onsterfelijke goden, bij zijnen vader Zeus en
vooral bij Athena gehaat. Meer dan eens verwondde deze
laatste hem in den strijd voor Troje, waar zij de
Grieken, hij de Trojanen bijstond. Zij richtte ook de
lans van Diomedes, dien het gelukte daarmede den god te
wonden. Toen schreeuwde hij zoo hard als 9000 of 10000
mannen te samen zouden schreeuwen. -
Hij wordt door Athena telkenmale overwonnen, omdat hij
strijdt uit wilden lust om te strijden maar zonder
beleid, orde of regelmaat, terwijl Athena de groote
begaafdheid van haren geest ook in den strijd niet
verloochent. Hij bekommert zich niet om wat recht is of
onrecht, noch om het heil van het overwinnende, noch om
de rampen van het overwonnen volk. -
Wanneer hij zijne schitterende wapenrusting aantrekt,
brengen hem zijne beide zonen Deimos en Phobos
(Vrees en Schrik) zijnen gouden strijdwagen; zij
vergezellen steeds hunnen vader, terwijl de tweedracht
zaaiende Eris, die door Homeros de zuster en vriendin
van den mannenverdelgende Ares genoemd wordt, den wagen
van den moordenden god vooruitsnelt. Ook Enyo, de
stedenverwoestster, naar welke hij zelf ook Enyalios
genoemd wordt, is bestendig aan zijne zijde. Herhaalde
malen schildert Homeros hem aldus ten strijde gaande, nu
eens de scharen voor zich vellende, dan weder zelf
overwonnen, en, zooals we reeds zagen, gewond den strijd
verlatende. Nadat Diomedes den god getroffen had ging
deze in een nevel gehuld naar den Olympos, liet zich door
Paieon (Zie aldaar.) genezen en beklaagde zich
bij Zeus over Athena, die hem dien smaad had aangedaan,
maar Zeus hoorde niet naar zijne klacht. Ook Athena zelve
wierp hem eens met een zwaren steen ter aarde, zoodat hij
onder wapengekletter op den grond viel en met zijn
geweldig lichaam zeven morgen lands bedekte, en toen Aphrodite
hem uit den strijd wilde wegvoeren, sloeg Athena haar op
de borst met hare krachtige hand, zoodat ook zij ter
aarde viel. Met Herakles werd hij tweemaal handgemeen. Den
eersten keer viel Ares den held aan, nadat deze zijn zoon
Kyknos gedood had. Met zijne speer rende hij op
Herakles los, doch Athena wendde die af en de held kon
daarop den god met zijn zwaard bereiken. Den tweeden keer
scheidde Zeus met zijnen bliksem zijne beide met elkander
strijdende zonen. -
De zonen van Aloeus, de Aloïden Othos en Ephialtes, overmanden den woesten god, boeiden hem
en hielden hem dertien maanden lang gevangen in een
koperen vat, totdat Hermes hem door list wist te bevrijden.
Ofschoon Ares dus in de voorstelling der Grieken de
wildste en ontembaarste was van alle Olympische goden, en
de veroorzaker van dood, pest en allerlei jammerlijke
onheilen, werd toch ook van hem verhaald, dat hij de
innigste liefde genoten had van de bekoorlijke Aphrodite.
Bekend is uit de Odysseia de
mythe, dat beiden eens door den kreupelen Hephaistos,
den wettigen gemaal van Aphrodite, overvallen, in een
kunstrijk net listig gevangen en aan de bespotting van al
de goden prijs gegeven werden.
Mars en Venus in het net van Vulcanus
Rembrandt (1606-1669)
Bruine inkt op papier
De interpretatie van Honoré Daumier
(1842)
De beroemdste spruit van deze
heimelijke vereeniging was de naderhand met Kadmos
gehuwde Harmonia, de goddelijke eendracht; gelijk deze
het lieftallige karakter der moeder bezat, zoo hadden de
reeds hierboven vermelde zonen Deimos en Phobos, die,
naar men verhaalt, uit dezelfde verbindtenis waren
voortgesproten, de geaardheid van hunnen vader. Ook Eros en Anteros
worden gezegd uit dit ouderpaar gesproten te zijn. Ares
bezat geene wettige gade, doch hij verwekte bij
sterfelijke vrouwen en nymphen eene menigte kinderen,
waaronder uitstekende helden. Ook de door Kadmos gedoode
draak was geboren uit de verbindtenis van Ares met de
boiotische bronnymph Tilphossa. Bij de
treurspeldichters komt Ares eveneens voor als de god van
alle onheil, van besmettelijke ziekten en misgewas.
Latere schrijvers doen hem aan den strijd der Giganten
deelnemen. Na eerst eenigen hunner gedood te hebben moest
hij eindelijk de gedaante van eenen visch aannemen, om
verborgen te blijven voor den geweldigen Typhoeus,
die hem vervolgde. -
Te Athene waren de naar hem genoemde heuvel Areios Pagos
(Areopagus) en het daar gevestigde gerechtshof hem
geheiligd. Hij zelf was echter de eerste geweest, die op
dezen heuvel door de onsterfelijke goden tot rekenschap
geroepen werd, daar ook hij zich aan de vastgestelde orde
en wet moest onderwerpen. Halirrhothios namelijk, de zoon van Poseidon,
onteerde Alkippe, de dochter van Ares, en deze
overviel hem daarop en doodde hem. Toen nu Poseidon den
moordenaar voor de rechtbank der goden daagde, spraken
deze hem van alle schuld vrij. -
Over het geheel bewees men in Griekenland aan Ares minder
eer dan aan andere goden, ofschoon hij hier en daar
tempels, altaren en beelden had. Slechts in Thebe en in
het door woeste volksstammen bewoonde Thracië werd hij
niet op den achtergrond geschoven; het laatstgenoemde
land was zijn lievelingsverblijf, omdat de goden der
rivieren van dit land, de Hebros, Tmolos
en Strymon golden voor zijne zonen, en de
bloedige menschenoffers, die men hem aldaar bracht,
schenen met het bloeddorstige karakter van den god des
oorlogs, ten minste in de ruwere tijden, volmaakt
overéén te stemmen. In Scythië, waar hij onder het
zinnebeeld van een zwaard vereerd werd, offerde men hem
paarden en menschen, en wel iederen honderdsten man der
gevangenen. -
Eenige trekken van den Griekschen Ares vindt men terug in
het wezen van den Romeinschen krijgsgod Mars. (Zie
aldaar.)
Dat de kunstenaars aan dezen god eenen schoonen vorm
trachtten te geven en daarmede een juiste uiting gaven
aan de voorstellingen van het Grieksche volk, laat zich
reeds daaruit opmaken, dat men zich hem dacht als den
door Aphrodite het meest beminden god. De meeste beelden,
die van hem over zijn, toonen hem ons dan ook met
zachtere gelaatstrekken dan men van den barschen, ruwen
god des oorlogs zou verwachten, omdat zij juist dezen
meest poëtischen trek uit den mythus van Ares opvatten,
dat hij, de wildste, de ontembaarste van alle goden voor
de toovermacht van de godin der liefde heeft moeten
bukken. -
Zijn haar is doorgaans kroes en kort, zijne oogen klein,
zijne neusgaten wijd geopend - een teeken van hartstocht
- en zijn nek en zijn gansche lichaam gespierd. Meestal
wordt hij baardeloos afgebeeld; alleen de oudste
beeldhouwers hebben hem voorgesteld met eenen baard. Zijn
gansche lichaamsbouw en zijne houding geven kracht te
kennen. -
Aan Ares waren onderscheidene dieren gewijd: de wolf, het
paard, en ook de haan. (Wat den haan betreft zie Alektryon.)
-
De eerste der drie hierbij gevoegde afbeeldingen [niet
afgebeeld: Kox] stelt den god voor met het beeld der
Overwinning in de ééne en een olijftak in de andere
hand, om hem als dengene aanteduiden, die na den strijd
door overwinning den vrede brengt. De tweede stelt hem
voor in gezelschap van Aphrodite, de derde zooals hij ten
strijde trekt met lans en helm gewapend.
|