A : apia - apollo
apia
Oude naam van den Peloponnesos.
(Zie het volgend artikel.)
apis
De zoon van Phoroneus en
de nymph Teledike, een broeder van Niobe,
trachtte met geweld zich van de heerschappij over den
Peloponnesos meester te maken, maar werd door eene
samenzwering onder Thelxion en Telchin verhinderd zijne plannen uit te voeren.
Hij stierf kinderloos en werd na zijnen dood vereerd
onder den naam van Serapis.
apollon / apollo
Eene der belangrijkste godheden,
die in de Grieksche mythologie voorkomen, wiens
eeredienst de meest algemeen verspreide onder het
Grieksche volk geworden is en er het hoogste aanzien
heeft genoten. Phoibos Apollon wordt hij gewoonlijk door de
Grieksche dichters genoemd, en zij maken zeer dikwijls
melding van hem, want hij heeft zulk eenen overwegenden
invloed gekregen op het gansche leven, op den godsdienst,
het staatsbestuur en de gewoonten der Grieken, dat men
hem beschouwen kan als den leidsman van het Grieksche
volk op den weg der beschaving en ontwikkeling. -
Wat zijne oorspronkelijke beteekenis betreft,
hij is eerst evenals alle andere Grieksche goden een
natuurgod geweest en wel de god van het licht, dat zijn
hoogste ontwikkeling vindt in de zon. Doch langzamerhand
is die beteekenis gewijzigd. Van het licht in de
natuurlijke, stoffelijke wereld is zijn wezen, zijne
macht, zijn werkkring overgebracht op de geestelijke, op
de zedelijke wereld. Zijne vroegere beteekenis ging over
op een goddelijk wezen, dat men als eene personificatie
der zon, naast hem deed ontstaan, op Helios,
terwijl hij geheel en al zijne beteekenis als natuurgod
verloor. Beide goddelijke wezens, die dus oorspronkelijk
één waren, zijn eeuwen lang naast elkander vereerd,
zonder dat dit tegen het godsdienstig gevoel der Grieken
indruischte. Later, toen de Grieksche mythologie haren
bloeitijd reeds overleefd had, smolten ook de twee
verschillende begrippen, die men aan Apollo en Helios
gehecht had, weer te samen.
Wat de invoering en verspreiding van
den eeredienst van Apollo in Griekenland betreft, zoo
schijnt zijne vereering reeds bij de Grieken wortel te
hebben geschoten, vóór zij het land binnentrokken, dat
zij later zoo beroemd hebben gemaakt. Toen zij zich nu in
verschillende streken vestigden en de verschillende
deelen van het ééne volk zich onder den invloed der
streek, die zij tot woonplaats hadden verkozen zich
verschillend ontwikkelden, kreeg ook de eeredienst van
Apollo verschillende vormen en wijzigde zich het begrip,
dat men zich van den god vormde bij de verschillende
stammen, waarin het Grieksche volk zich langzamerhand
verdeelde naar de verschillende omstandigheden, waaronder
zij leefden. -
In twee richtingen scheidde zich de Apollodienst, de
ééne, de attisch-ionische, die te Athene en
bij den ganschen ionischen stam inheemsch was, koos zich
tot middelpunt het eiland Delos, de andere, de dorische, die
den meesten invloed heeft gehad op het vormen van de
voorstelling, die men zich later van Apollo als den
nationalen god van het Grieksche volk vormde, ging uit
van Delphoi. Toen echter door velerlei
omstandigheden bij de verdeelde stammen van het Grieksche
volk meer en meer het bewustzijn ontwaakte, dat alle
Grieken van één geslacht waren, smolten die beide
richtingen, waarvan de eerste zich voornamelijk over de
klein-Aziatische koloniën, de eilanden van den
tegenwoordigen Archipel en over Attika verspreid had, en
de tweede van Delphoi uit, in den gansche Peloponnesos
ingang had gevonden en in alle Dorische staten inheemsch
was, weêr tot op zekere hoogte te samen. Zoo vormde zich
die eenheid van voorstelling omtrent het wezen van
Apollo, die wij bij Homeros en de latere Grieksche
dichters aantreffen. -
Apollo was de zoon van Zeus en Leto, en de tweelingbroeder van Artemis.
Wegens zijnen uitgebreiden en veelomvattenden werkkring
ontstonden er voor hem langzamerhand zeer vele namen en
bijnamen. De gewone naam, die bij dien van Apollo gevoegd
werd was Phoibos (Phoebus), d. i. "de lichte, de
heldere, de reine". Toen zijne moeder zwanger was,
werd zij door Hera, de ijverzuchtige gemalin zijns vaders,
langen tijd vervolgd, en kon nergens eene rustplaats
vinden, om den tijd aftewachten, waarop hare kinderen ter
wereld zouden komen. -
Uit vrees voor Hera durfde geen land haar opnemen, tot
eindelijk het kleine eiland Delos, dat vroeger drijvende
was geweest en eerst Asteria heette, haar eene schuilplaats
verschafte. Het werd door Poseidon op vier zuilen in den bodem der zee
gegrondvest, en hier, aan den voet van den berg Kynthos,
bracht Leto, beschaduwd door eenen palmboom, na negen
dagen lijdens eerst Artemis en vervolgens Apollo ter
wereld. (Zie Leto.)
Latona baart
Artemis en Apollo (gravure, Diana Scultori, 1580)
De godin Themis
reikte den jonggeborene nektar en ambrosia, waarop hij
terstond tot een schoon en krachtig jongeling opwies en
uitriep: "de cither zal mij dierbaar zijn en de
boog, en aan de menschen zal ik verkondigen den
onbedriegelijken wil van Zeus". Geheel Delos
schitterde bij de geboorte van den god met een glansrijk
licht en droeg van dien tijd af zijn naam van Delos, d.
i. "het duidelijk zichtbare" eiland te recht;
het werd, zooals een dichter het uitdrukt, "het
gesternte der donkere aarde".
Reeds kort na zijne geboorte doodde Apollo door zijne
pijlen den draak Python, naar welke overwinning hij den bijnaam
van den Pythischen Apollo verkreeg. -
Als boogschutter heette hij gewoonlijk de vértreffende
of de door zijnen boog beroemde, of de god
met den zilveren boog; zijne pijlen misten nooit,
hij strafte daarmede de overmoedigen, onder anderen Niobe en
hare kinderen, het leger der Grieken voor Troje, de Kyklopen, Eurytos, Otos en Ephialtes en
de Giganten, die hij met zijnen vader bestreed. -
Hij hield zich ook veel bezig met de jacht, die hij
gewoonlijk te samen met zijne zuster Artemis uitoefende.
Uit de hoornen der wilde geiten, die Artemis op den
Kynthos gedood had, bouwde hij zich zijn eerste altaar.
Beiden geven den jagers geluk op hunne jacht, maar beiden
beschermen ook het wild, voeden en kweeken het, zooals
alle leven op de bergen, in de bosschen en over de velden
zich in hunne bijzondere zorg mag verheugen. Als jager
heeft Apollo den bijnaam van Agreus.
Met het jagersleven is het herdersleven nauw verbonden en
zoo schept Apollo als Nomios dan ook groot behagen in het groeien en
vermeerderen der kudden. Hij vertoeft gaarne op de
weiden; zelf diende hij als herder bij Laomedon en
bij Admetos. (Zie aldaar.) Heerlijk groeiden de
kudden onder zijne hoede. -
Hij heeft ook zelf runderen, die weiden in Pierië aan
den voet van den Olympos. Ook de velden en de
veldvruchten staan onder zijne bescherming. Hij weert de
vernielende veldmuizen af (als zoodanig heet hij Smintheus)
en de zwermen der sprinkhanen, die de hoop van den
landman verijdelen.
Tempel van Apollo Smintheus te Assos
Zoo is hij in menig opzicht een
zegen aanbrengende god, maar voor zijnen toorn moet men
zich wachten. Zijn boog en zijne pijlen zijn vreeselijke
wapenen en evenzeer als hij leven geeft, is hij ook een
god des doods. Hij is het, die door zijne zachte pijlen
een onverwachten dood toezendt bij een gezond lichaam en
in de dagen der jeugd. Hij doodt aldus de mannen, zijne
zuster Artemis de vrouwen.
Maar de god, die slaat heelt ook; hij toont zich ook een
hulpvaardig geneesheer, doet de wonden genezen
of wendt het gevaar van de smeekelingen af, die hem onder
den naam van Paian (Paean) plechtig aanriepen, zoodra aanstekende
ziekten of pest het land dreigden te verwoesten, en hem
als zoodanig lofliederen zongen, wanneer zij geweken
waren. Door dezen bijnaam wordt Apollo aangeduid èn als
de slaande èn als de genezende god. -
Zijn zoon Asklepios (Aesculapius) (Zie aldaar.) was eene personificatie
van dezen trek in zijn wezen. Wegens het tot staan
brengen der pest tijdens den Peloponnesischen oorlog
noemden de Atheners hem Alexikakos. (Zie aldaar.) -
Doch Apollo is niet alleen een helper bij ziekten des
lichaams, veel schooner nog komt zijne heerlijkheid uit
als een arts der ziel. Als de mensch, wiens gemoed door
hartstocht beneveld was, tot booze daden is vervallen en
hij daardoor zijne gemoedsrust heeft verloren, dan biedt
Apollo, die de god is van al wat rein is en licht, wien
al wat duister en boos is tegenstaat, hem het middel van
verzoening en reiniging aan, waardoor hij van den druk,
die hem bezwaart, kan ontheven worden. -
Vooral de misdaad van moord verzoent hij, zooals
dit in de mythe van Orestes duidelijk uitkomt. De oude wet, die geen
ander voorschrift kende, dan oog om oog, tand om tand en
bloed om bloed, werd door hem verzacht en tevens de
moord, die oudtijds niet als misdaad gold gebrandmerkt
als eene overtreding der heilige wetten van Zeus. Zich
zelven sloot hij niet uit van de verzoenende straf, die
na het plegen van de misdaad onvermijdelijk noodig was om
gereinigd te worden. Nadat hij den draak Python had
omgebracht of wel de Kyklopen uit wraak over den moord
aan zijn zoon Asklepios gepleegd, gedood had, diende hij
geruimen tijd als herder bij Admetos; toen liet hij zich
reinigen in de laurierbosschen van het aan den voet van
den Olympos gelegen dal Tempe en kwam daarna als
een ware Phoibos Apollon, als een reine, zuivere god met
den in Tempe geplukten lauriertak als teeken zijner
reiniging in de hand naar Delphoi, om daar het orakel in
bezit te nemen en de bevelen en voorschriften van Zeus,
die de hoogste god der verzoening is, te verkondigen en
uittevoeren. -
De verzoenende kracht van Apollo werd niet alleen
ondervonden door enkele personen. Ook eene schare van
menschen, die op de eene of andere wijze met elkander
vereenigd en verbonden waren, ja gansche steden en staten
lieten zich door Apollo reinigen na eene zware pestziekte
of eenen hevigen burgertwist. Een voorbeeld van zulk eene
reiniging geeft ons Homeros in de reiniging van het
Grieksche leger na de pestziekte, waardoor het ten
gevolge van Agamemnons overmoed getroffen was. Zelfs zonder
voorafgaande buitengewone misdaden of ongelukken had het
Grieksche volk behoefte om zich nu en dan op gezette
tijden te reinigen, zich met den reinen god te verzoenen,
zich van den last der zonde te bevrijden. Vandaar, dat
van oudsher jaarlijks zulke reinigingsfeesten gevierd
werden, meestal in de lente: zoo de Daphnephoriën in Tempe en Boiotië, de Thargeliën
te Athene. (Zie Daphnephoriën en Thargeliën.) Delos,
dat bij uitstek aan dezen god geheiligd was, onderging
meermalen eene reiniging, om hem waardig te blijven. -
Bij die reinigingen speelde de laurier eene
groote rol. Deze boom was bij uitnemendheid aan Apollo
geheiligd, zoozeer zelfs, dat men haren Griekschen naam Daphne in
dien van eene door den god beminde maagd herschiep. Zie
Daphne. -
Apollo en Daphne:
schilderij van Antonio del Pollaiolo (1431/32 - 1498),
National Gallery, Londen
Maar de schoonste en krachtigste
werkzaamheid van Apollo openbaart zich in zijne gave der voorspelling.
-
"Ik zal den onbedriegelijken wil van Zeus
verkondigen", zoo had hij bij zijne geboorte
gesproken, en toen nu het monster Python onder zijne
pijlen bezweken was, stichtte hij zich den heiligen, door
de geheele oudheid beroemden tempel te Delphoi, en nam
aldaar het oude orakel van Gaia (de Aarde) in bezit. Onder alle
Grieksche orakels is dit steeds het voornaamste geweest
en eeuwen lang heeft het op den gang der zaken in gansch
Griekenland, ja zelfs daarbuiten, eenen overwegenden
invloed uitgeoefend. Daar gaf hij zijne geheimzinnige
orakelspreuken als plaatsbekleeder van Zeus en uit diens
naam, want van dezen komt alle kracht der profetie. In
dien tempel te Delphoi was eene priesteres, de Pythia
genaamd, die, op eenen gouden drievoet zittende, in
vlagen van geestverrukking de godspraak verkondigde. Doch
de menschelijke geest is niet altijd in staat om de
uitspraken der godheid te vatten; vandaar dat men Apollo
somtijds den bijnaam gaf van Loxias, "den geheimzinnige." Apollo
is de god van alle waarzegging in het algemeen en de
waarzeggers, die zich in de oudheid eenen grooten naam
hebben verworven, worden als zijne zonen of zijne
vrienden genoemd, doch voornamelijk is hij de god van die
orakels, waar door eene uitspraak der in geestverrukking
verkeerende priesters of priesteressen en niet door
teekenen of droomen antwoord gegeven werd op de gedane
vragen, zooals in Delphoi, in alle verdere orakels van
Boiotië en in zijne beroemde orakels te Klaros
nabij Kolophon en te Miletos, beide in
klein-Azië. -
Andere soorten van orakels waren evenwel niet van zijne
bescherming uitgesloten, zij bestonden zelfs op sommige
der genoemde plaatsen naast de orakels, die door eene in
woorden vervatte uitspraak den wil van Zeus verkondigden.
-
Ten gevolge van die uitspraken van het Delphische orakel
werd zeer dikwijls de stichting van steden of de
uitzending van koloniën ondernomen. -
Het was Apollo zelf, die de Doriërs op hunnen tocht door
Griekenland naar Lakedaimon, Messene en andere steden van
den Peloponnesos geleidde; tal van steden, over de
gansche wereld verspreid, beschouwde hem als haar
eigenlijken stichter en noemde zich naar hem Apollonia.
-
In de steden zelve baande hij de wegen en straten.
Vandaar zijn bijnaam Aguieus. Voor iedere woning
stond een vierhoekig steenblok, hem gewijd, en waar de
geringe breedte der straat die plaatsing niet gedoogde,
schilderde men het op den muur. Als beschermer der
markten droeg hij den bijnaam van Agoraios. Met
Laomedon bouwde hij de muren van Troje, met Alkathoös
die van Megara.
Met de gave der profetie verbond Apollo die der muziek.
De muziek, die aan Apollo geheiligd was, had eene reine,
stillende, rust aanbrengende kracht; zij bracht de
hartstochten tot kalmte, zij deed de smart en de onrust
bedaren en gaf verademing aan het benarde gemoed. Zoo
staat zij tegenover de woeste, opwindende muziek, die aan
de Dionysosfeesten eigen was. Bij deze was het
gewone instrument de fluit, bij die van Apollo de cither
(de kithara), welke hij van Hermes
gekregen had in ruil voor de kudden hem door dezen god
ontstolen. Oorspronkelijk was alleen de muziek onder de
hoede van Apollo geplaatst; gezang en dichtkunst
behoorden tot het gebied der Muzen, maar toen èn gezang èn dichtkunst
zich meer begonnen te verheffen en te ontwikkelen, toen
citherspel en gezang zich met elkander verbonden, toen
werd ook Apollo in nauwe betrekking tot de Muzen gebracht
en òf haar vader òf haar aanvoerder (Musagetes)
genoemd. -
Dali: Apollo
Musagetes. (1976, brons)
En wanneer hij met zijn gouden
lier in den arm, te midden der goden op den Olympos
verschijnt, staan alle goden en godinnen op en buigen
eerbiedig het hoofd; want ook zij eeren den verheven god
des lichts, die al hunne geheimste gedachten kent, en ook
zij schuwen zijne wrekende hand.
Ook anderen gaf hij onderricht in het gezang of in het
citherspel. Beroemde toonkunstenaars en dichters zooals Orpheus en Linos worden
zijne zonen genoemd. Niemand overtreft hem in
bevalligheid van voordracht. Wie het waagt, hetzij mensch
of god, zich met hem te meten, moet voor hem onderdoen en
soms zijnen overmoed zwaar boeten. Zie Marsyas, Midas, Pan.
Orde en regelmaat in het leven, maar geen doodsche
somberheid, geen verstikken van alle levensvreugde en elk
levensgenot, ziedaar wat de heilige en reine god wil. En
juist daardoor heeft hij op den geest van het Grieksche
volk den heilzaamsten invloed uitgeoefend. Zelf een
jeugdige god, vol van de hoogste levenskracht heeft hij
bij de Grieken het bewustzijn hunner levenskracht en
hunner uitnemende begaafdheid ontwikkeld en hen tot doen,
tot handelen aangedreven, hun echte geestdrift
ingeboezemd, die boven het aardsche verheft, maar
daarnevens gematigdheid, orde en regelmaat gepredikt door
het opschrift van zijnen Delphischen tempel: Ken u
zelven en Niets in overmaat. Even als hij
zelf de machten der duisternis bestreden en overwonnen
heeft (den draak Python), zoo eischte hij van den mensch
strijd tegen de hartstochten; evenals hij streng tegen
zich zelven geweest is, zoo eischt hij, dat de mensch hem
ook hierin volge, als eene onmisbare voorwaarde om
datgene te bereiken, wat in hem te aanschouwen is: de
harmonische ontwikkeling van lichaam en geest. -
Nog eenige oudere vormen van den eeredienst van Apollo
mogen hier niet onvermeld blijven.Vooreerst die, welke
berustte op zijnen bijnaam van Apollo Lykios. Deze
is de oude licht- en zonnegod, die in vele steden van het
Europeesche Griekenland, maar vooral op de kusten van
klein-Azië werd vereerd. Het klein-Aziatische landschap
Lykië droeg waarschijnlijk naar hem zijnen naam. Ook op
het eiland Kreta, waar de dienst van Apollo
reeds sinds overoude tijden wortel had geschoten, was
deze dienst inheemsch. Hetzij door eene verkeerde
uitlegging van den naam, hetzij omdat de verscheurende
wolf het symbool is van de verzengende hitte der
zonnestralen, was aan dezen Apollo Lykios de wolf
geheiligd. -
Wat de verderfaanbrengende zijde van den god betreft is
de wolf als het ware zijn beeld. Maar al kan de zon ook
door al te hevige hitte het grootste verderf in elk
opzicht verspreiden, het licht, dat zij geeft is eene
nooit te volprijzen gave. Vandaar dan ook, dat te Athene
als symbool van Apollon Lykios voor de gerechtshoven een
wolf geplaatst was, om als het ware den god te dwingen in
de duisternis der rechtszaken zijn licht te laten
schijnen. -
Verder die van Apollon Amyklaios, een eeredienst, die vooral in de
Lakonische stad Amyklai haren zetel had, welke
evenwel niet eerst door de Doriërs in den Peloponnesos
was ingevoerd, maar reeds bij de eerste bewoners van
Lakonië in zwang was geweest, vervolgens op de
Achaiërs, die hen hadden overheerscht en eindelijk weêr
van deze op de Doriërs was overgegaan. Deze dienst stond
in verband met den dood van Hyakinthos, ter wiens eere in den heetsten
zomertijd, in de hondsdagen door de Spartanen te Amyklai
de Hyakinthiën werden gevierd. Hyakinthos, een zoon van Amyklas was
een lieveling van Apollo, doch werd door dezen bij het
spel met den diskos (discus, werpschijf) gedood.
Zijn graf bevond zich onder het altaar en het beeld van
den god. Apollo komt hier dus voor als een
verderfaanbrengende god; de discus is natuurlijk het
symbool van de zonneschijf en de dood van Hyakinthos eene
voorstelling van de verzengende hitte der zonnestralen.
De eerste dag der Hyakinthiën was een treurfeest aan de
herinnering van den treurigen dood van Hyakinthos gewijd,
de tweede dag een vroolijk feest, daar men dan herdacht,
hoe hij door Apollo ten hemel was gevoerd en dus na en
door den dood een nieuw, een heerlijker leven was
ingegaan. -
Apollon Karneios, eigenlijk de god der schaapskudden, ook
eene vereering, die onder de Dorische stammen in zwang
was, waaraan zich echter verschillende legenden
vastknoopten, b. v. , dat toen de Doriërs onder
aanvoering der Herakleiden en onder de leiding van Apollo
op het punt stonden uit Naupaktos naar den Peloponnesos
overtesteken, een der Herakleiden, Hippotes
genaamd den ziener Karnos, een lieveling van den
god had gedood, dat vervolgens eene pest over het leger
gekomen was, die eerst week, nadat de toorn van den god
door de instelling van een feest, de Karneia
genaamd, werd verzoend. De Spartanen vierden deze Karneia
als een feest ter herinnering aan de hulp hun door den
god bewezen, toen hij hen naar den Peloponnesos geleidde,
steeds gewapend. -
Apollon Delphinios is de leidsman over zee. Even
als hij als Agyieus (Zie boven.) de straten en
wegen veilig maakt, zoo effent hij als Delphinios de
paden der zee in de lente, het begin van het jaargetijde
des lichts. De donkere wolken breekt hij door de kracht
van zijn licht en hij zendt de dolfijnen als vriendelijke
begeleiders tot de stervelingen, die de zee bevaren, om
hun voorspoed te verkondigen. Aan zeekusten werd hij in
hooge mate vereerd; zeer vele der schoonste tempels van
Apollo waren in de nabijheid der zee gelegen.
Er bestonden ook nog sagen, volgens welke Apollo in nauwe
betrekking stond tot de in het verre Noorden wonende Hyperboraiërs, ja, dat zijne dienst van daar over
Griekenland zou verspreid zijn. Die sagen zijn misschien
deels ontstaan door de berichten, welke reizigers
medebrachten omtrent de heldere nachten van het Noorden
of omtrent den eeredienst van de zon, daar inheemsch. Men
dacht zich althans daar een zonnig, warm en vruchtbaar
land, bewoond door een rechtvaardig volk, waarbij Apollo
gaarne vertoeft om hunne offers en feestliederen
aantenemen. Door zwanen gedragen kwam de god van daar
naar Delphoi in het midden van den zomertijd en bracht
dan de volle, rijpe aren als geschenk mede. Zoo kwam men
tot de bewering, dat Apollo zijnen tijd tusschen de
Hyperboraiers en de Grieken verdeelde, den winter in het
Noorden doorbracht - want dan moest het licht maar al te
spoedig in den strijd met de duisternis onderdoen, en de
zonnestralen gaven geene koesterende warmte meer -, maar
des zomers tot de Grieken terugkeerde. -
Elders wist men te gewagen van eene andere verdeeling van
het jaar met betrekking tot Apollo. Zoo geloofde men op
Delos, dat Apollo zich des winters in Lykië ophield en
daar voorspellingen gaf, maar des zomers naar Delos
terugkeerde. Ook werd in Delphoi, toen naderhand de
dienst van Dionysos en die van Apollo niet meer vijandig
tegenover elkander stonden, maar zelfs punten van
aanknooping en verwantschap vonden, het jaar zóó
verdeeld, dat aan Apollo de zomermaanden en aan Dionysos
die van den winter werden toegewezen. -
Zoo wijzigden zich in den loop der eeuwen de
verschillende begrippen en voorstellingen omtrent het
wezen van den god. Een voorbeeld daarvan is nog de nauwe
band, die er tusschen hem en zijne zuster Artemis
bestond. Toen beiden nog geheel en al natuurgoden waren,
hij van de zon, zij van de maan, was er van die nauwe
betrekking geen sprake. (Zie Artemis.)
Wat den Romeinschen Apollo betreft, deze was
oorspronkelijk geen in Italië inheemsche god. Tijdens de
regeering der laatste koningen kwam zijn dienst door de
in het zuiden van het land gevestigde Grieken naar Rome.
Uit Cumae, eene Grieksche stad, kreeg Tarquinius
Superbus, Rome's laatste koning, de Sibyllijnsche
boeken. Ook het orakel van Delphoi werd omstreeks dien
tijd het eerst door de Romeinen geraadpleegd. Later
vinden we meer sporen van dit raadplegen van het
Delphische orakel, zoo b. v. bij het beleg van Veii, toen
Camillus bij den aanval op deze stad aan den god
een tiende gedeelte van den buit beloofde, indien hij in
zijne onderneming slaagde, na den slag bij Cannae,
enz. De eerste tempel werd aan Apollo beloofd in 432
vóór Chr. bij gelegenheid eener pest en vier jaren
later ingewijd. In 399 vóór Chr. heerschte er wederom
eene groote pest, en toen werden er volgens eene
uitspraak der Sibyllijnsche boeken voor de eerste maal lectisternia
gehouden (Zie aldaar.), waaraan Apollo, Latona,
(zooals men te Rome zijne moeder noemde), en Diana, (met
wie zijne zuster Artemis geïdentificeerd werd), een
voornaam aandeel hadden. Het was ook op bevel der
Sibyllijnsche boeken, dat in den meest benarden tijd van
den tweeden Punischen oorlog de ludi Apollinares
werden ingesteld, waarbij wedrennen werden gehouden en
tooneelvoorstellingen opgevoerd. -
Over het geheel werd Apollo door de Romeinen vereerd als
een reddende god, zoowel in den nood door eene epidemie
of door een inval der vijanden veroorzaakt, als in elken
anderen nood. Zijn wezen sloot zich dus geheel aan eenen
trek in het wezen van den Griekschen Apollo aan. -
Bovendien gaf hij ook orakels, was hij ook de god der
muziek en van de opgewekte levensvreugde, doch kon hij
ook, als hij toornig werd een streng en straffend god
zijn, wiens toorn verzoend moest worden. -
Keizer Augustus had eene bijzondere voorliefde
voor den eeredienst van Apollo. Hij hield zich zelven
voor een bijzonderen beschermeling van den god en schreef
aan diens tusschenkomst de bij Actium behaalde
overwinning toe. Hij vergrootte en verrijkte den tempel,
dien de god op dat voorgebergte had en liet ook in Rome
de spelen vieren, die te Actium het feest van den god
opluisterden. Bovendien bouwde hij voor Apollo Palatinus
eenen prachtigen tempel op den Palatijnschen berg nabij
zijne eigene woning. In dien tempel werden de
Sibyllijnsche boeken bewaard. Eindelijk droeg Augustus de
ludi saeculares (de eeuwspelen), die vroeger aan
de onderaardsche goden waren gewijd op Apollo en zijne
zuster Diana over, terwijl ook aan Iupiter en Iuno aandeel
in het feest werd gegeven. Het was eigenlijk een
reinigings- en verzoeningsfeest; door kooren van knapen
en jonkvrouwen werden dan in een carmen saeculare
(eeuwgedicht) Apollo en Diana aangeroepen om zegen te
schenken aan den Romeinschen Staat. Zulk een carmen
saeculare is tot op onzen tijd bewaard gebleven. Het is
vervaardigd door den Romeinschen dichter Horatius.
Wat nu de wijze betreft, waarop men Apollo pleegde af te
beelden, hij wordt gewoonlijk voorgesteld als een
jeugdige god, schoon en krachtig, van hooge gestalte, met
majestueusen, opgeruimden blik en het hoofd bedekt met
rijk golvende, blonde lokken. De oudere kunst gaf hem het
uiterlijk van eenen man van rijpen leeftijd, met
krachtigen lichaamsbouw en strenge gelaatstrekken, doch
baardeloos; de latere Grieksche kunst stelde hem meestal
voor als een knaap of een aankomend jongeling. -
Het beroemdste beeld van Apollo, dat tot op onzen tijd is
bewaard gebleven, is de zoogenaamde Apollo van
Belvedère, in het jaar 1503 bij Antium (het
tegenwoordige Nettuno), eene aan de kust van
midden-Italië gelegen stad, opgedolven. Onzeker is het
of de kunstenaar den god heeft willen afbeelden met eenen
boog in de linkerhand, dan wel met de Aigis (Zie
aldaar.) en in het midden daarvan den Medusakop.
De eerste der beide nevensgaande afbeeldingen geeft van
dit beeld eene voorstelling. Het wordt thans op het
Vatikaan te Rome bewaard. -
In de tweede zien wij Apollo als
Musagetes d. i. "den aanvoerder der Muzen". Zij
was vervaardigd door den beroemden beeldhouwer Skopas en
staat tegenwoordig eveneens in het Vatikaansche Museum.
[niet afgebeeld; Kox]
Van de boomen was, zooals we zagen de laurier hem boven
alle geheiligd; van de dieren: de wolf, de hinde, de
zwaan en de dolfijn. Zijn gewone attributen zijn boog en
pijlen, een laurierkrans en de cither.
Zijne voornaamste tempels waren de reeds genoemde te
Delphoi, op Delos, verder te Amyklai en te Klaros nabij
Kolophon.
tempel van
Apollo te Delphi
tempel van
Apollo op Delos
tempel van
Apollo te Klaros
(Bryn Mawr College Lantern Slide of Classical Antiquity)
|