A : apia - apollo

apia

Oude naam van den Peloponnesos. (Zie het volgend artikel.)

apis

De zoon van Phoroneus en de nymph Teledike, een broeder van Niobe, trachtte met geweld zich van de heerschappij over den Peloponnesos meester te maken, maar werd door eene samenzwering onder Thelxion en Telchin verhinderd zijne plannen uit te voeren. Hij stierf kinderloos en werd na zijnen dood vereerd onder den naam van Serapis.

apollon / apollo

Eene der belangrijkste godheden, die in de Grieksche mythologie voorkomen, wiens eeredienst de meest algemeen verspreide onder het Grieksche volk geworden is en er het hoogste aanzien heeft genoten. Phoibos Apollon wordt hij gewoonlijk door de Grieksche dichters genoemd, en zij maken zeer dikwijls melding van hem, want hij heeft zulk eenen overwegenden invloed gekregen op het gansche leven, op den godsdienst, het staatsbestuur en de gewoonten der Grieken, dat men hem beschouwen kan als den leidsman van het Grieksche volk op den weg der beschaving en ontwikkeling. -
Wat zijne oorspronkelijke beteekenis betreft, hij is eerst evenals alle andere Grieksche goden een natuurgod geweest en wel de god van het licht, dat zijn hoogste ontwikkeling vindt in de zon. Doch langzamerhand is die beteekenis gewijzigd. Van het licht in de natuurlijke, stoffelijke wereld is zijn wezen, zijne macht, zijn werkkring overgebracht op de geestelijke, op de zedelijke wereld. Zijne vroegere beteekenis ging over op een goddelijk wezen, dat men als eene personificatie der zon, naast hem deed ontstaan, op
Helios, terwijl hij geheel en al zijne beteekenis als natuurgod verloor. Beide goddelijke wezens, die dus oorspronkelijk één waren, zijn eeuwen lang naast elkander vereerd, zonder dat dit tegen het godsdienstig gevoel der Grieken indruischte. Later, toen de Grieksche mythologie haren bloeitijd reeds overleefd had, smolten ook de twee verschillende begrippen, die men aan Apollo en Helios gehecht had, weer te samen.
Wat de invoering en verspreiding van den eeredienst van Apollo in Griekenland betreft, zoo schijnt zijne vereering reeds bij de Grieken wortel te hebben geschoten, vóór zij het land binnentrokken, dat zij later zoo beroemd hebben gemaakt. Toen zij zich nu in verschillende streken vestigden en de verschillende deelen van het ééne volk zich onder den invloed der streek, die zij tot woonplaats hadden verkozen zich verschillend ontwikkelden, kreeg ook de eeredienst van Apollo verschillende vormen en wijzigde zich het begrip, dat men zich van den god vormde bij de verschillende stammen, waarin het Grieksche volk zich langzamerhand verdeelde naar de verschillende omstandigheden, waaronder zij leefden. -
In twee richtingen scheidde zich de Apollodienst, de ééne, de attisch-ionische, die te Athene en bij den ganschen ionischen stam inheemsch was, koos zich tot middelpunt het eiland
Delos, de andere, de dorische, die den meesten invloed heeft gehad op het vormen van de voorstelling, die men zich later van Apollo als den nationalen god van het Grieksche volk vormde, ging uit van Delphoi. Toen echter door velerlei omstandigheden bij de verdeelde stammen van het Grieksche volk meer en meer het bewustzijn ontwaakte, dat alle Grieken van één geslacht waren, smolten die beide richtingen, waarvan de eerste zich voornamelijk over de klein-Aziatische koloniën, de eilanden van den tegenwoordigen Archipel en over Attika verspreid had, en de tweede van Delphoi uit, in den gansche Peloponnesos ingang had gevonden en in alle Dorische staten inheemsch was, weêr tot op zekere hoogte te samen. Zoo vormde zich die eenheid van voorstelling omtrent het wezen van Apollo, die wij bij Homeros en de latere Grieksche dichters aantreffen. -
Apollo was de zoon van
Zeus en Leto, en de tweelingbroeder van Artemis. Wegens zijnen uitgebreiden en veelomvattenden werkkring ontstonden er voor hem langzamerhand zeer vele namen en bijnamen. De gewone naam, die bij dien van Apollo gevoegd werd was Phoibos (Phoebus), d. i. "de lichte, de heldere, de reine". Toen zijne moeder zwanger was, werd zij door Hera, de ijverzuchtige gemalin zijns vaders, langen tijd vervolgd, en kon nergens eene rustplaats vinden, om den tijd aftewachten, waarop hare kinderen ter wereld zouden komen. -
Uit vrees voor Hera durfde geen land haar opnemen, tot eindelijk het kleine eiland Delos, dat vroeger drijvende was geweest en eerst
Asteria heette, haar eene schuilplaats verschafte. Het werd door Poseidon op vier zuilen in den bodem der zee gegrondvest, en hier, aan den voet van den berg Kynthos, bracht Leto, beschaduwd door eenen palmboom, na negen dagen lijdens eerst Artemis en vervolgens Apollo ter wereld. (Zie Leto.)

Latona baart Artemis en Apollo (gravure, Diana Scultori, 1580)

De godin Themis reikte den jonggeborene nektar en ambrosia, waarop hij terstond tot een schoon en krachtig jongeling opwies en uitriep: "de cither zal mij dierbaar zijn en de boog, en aan de menschen zal ik verkondigen den onbedriegelijken wil van Zeus". Geheel Delos schitterde bij de geboorte van den god met een glansrijk licht en droeg van dien tijd af zijn naam van Delos, d. i. "het duidelijk zichtbare" eiland te recht; het werd, zooals een dichter het uitdrukt, "het gesternte der donkere aarde".
Reeds kort na zijne geboorte doodde Apollo door zijne pijlen den draak
Python, naar welke overwinning hij den bijnaam van den Pythischen Apollo verkreeg. -
Als boogschutter heette hij gewoonlijk de vértreffende of de door zijnen boog beroemde, of de god met den zilveren boog; zijne pijlen misten nooit, hij strafte daarmede de overmoedigen, onder anderen
Niobe en hare kinderen, het leger der Grieken voor Troje, de Kyklopen, Eurytos, Otos en Ephialtes en de Giganten, die hij met zijnen vader bestreed. -
Hij hield zich ook veel bezig met de jacht, die hij gewoonlijk te samen met zijne zuster Artemis uitoefende. Uit de hoornen der wilde geiten, die Artemis op den Kynthos gedood had, bouwde hij zich zijn eerste altaar. Beiden geven den jagers geluk op hunne jacht, maar beiden beschermen ook het wild, voeden en kweeken het, zooals alle leven op de bergen, in de bosschen en over de velden zich in hunne bijzondere zorg mag verheugen. Als jager heeft Apollo den bijnaam van Agreus.
Met het jagersleven is het herdersleven nauw verbonden en zoo schept Apollo als
Nomios dan ook groot behagen in het groeien en vermeerderen der kudden. Hij vertoeft gaarne op de weiden; zelf diende hij als herder bij Laomedon en bij Admetos. (Zie aldaar.) Heerlijk groeiden de kudden onder zijne hoede. -
Hij heeft ook zelf runderen, die weiden in Pierië aan den voet van den Olympos. Ook de velden en de veldvruchten staan onder zijne bescherming. Hij weert de vernielende veldmuizen af (als zoodanig heet hij
Smintheus) en de zwermen der sprinkhanen, die de hoop van den landman verijdelen.

Tempel van Apollo Smintheus te Assos

Zoo is hij in menig opzicht een zegen aanbrengende god, maar voor zijnen toorn moet men zich wachten. Zijn boog en zijne pijlen zijn vreeselijke wapenen en evenzeer als hij leven geeft, is hij ook een god des doods. Hij is het, die door zijne zachte pijlen een onverwachten dood toezendt bij een gezond lichaam en in de dagen der jeugd. Hij doodt aldus de mannen, zijne zuster Artemis de vrouwen.
Maar de god, die slaat heelt ook; hij toont zich ook een hulpvaardig geneesheer, doet de wonden genezen of wendt het gevaar van de smeekelingen af, die hem onder den naam van
Paian (Paean) plechtig aanriepen, zoodra aanstekende ziekten of pest het land dreigden te verwoesten, en hem als zoodanig lofliederen zongen, wanneer zij geweken waren. Door dezen bijnaam wordt Apollo aangeduid èn als de slaande èn als de genezende god. -
Zijn zoon
Asklepios (Aesculapius) (Zie aldaar.) was eene personificatie van dezen trek in zijn wezen. Wegens het tot staan brengen der pest tijdens den Peloponnesischen oorlog noemden de Atheners hem Alexikakos. (Zie aldaar.) -
Doch Apollo is niet alleen een helper bij ziekten des lichaams, veel schooner nog komt zijne heerlijkheid uit als een arts der ziel. Als de mensch, wiens gemoed door hartstocht beneveld was, tot booze daden is vervallen en hij daardoor zijne gemoedsrust heeft verloren, dan biedt Apollo, die de god is van al wat rein is en licht, wien al wat duister en boos is tegenstaat, hem het middel van verzoening en reiniging aan, waardoor hij van den druk, die hem bezwaart, kan ontheven worden. -
Vooral de misdaad van moord verzoent hij, zooals dit in de mythe van
Orestes duidelijk uitkomt. De oude wet, die geen ander voorschrift kende, dan oog om oog, tand om tand en bloed om bloed, werd door hem verzacht en tevens de moord, die oudtijds niet als misdaad gold gebrandmerkt als eene overtreding der heilige wetten van Zeus. Zich zelven sloot hij niet uit van de verzoenende straf, die na het plegen van de misdaad onvermijdelijk noodig was om gereinigd te worden. Nadat hij den draak Python had omgebracht of wel de Kyklopen uit wraak over den moord aan zijn zoon Asklepios gepleegd, gedood had, diende hij geruimen tijd als herder bij Admetos; toen liet hij zich reinigen in de laurierbosschen van het aan den voet van den Olympos gelegen dal Tempe en kwam daarna als een ware Phoibos Apollon, als een reine, zuivere god met den in Tempe geplukten lauriertak als teeken zijner reiniging in de hand naar Delphoi, om daar het orakel in bezit te nemen en de bevelen en voorschriften van Zeus, die de hoogste god der verzoening is, te verkondigen en uittevoeren. -
De verzoenende kracht van Apollo werd niet alleen ondervonden door enkele personen. Ook eene schare van menschen, die op de eene of andere wijze met elkander vereenigd en verbonden waren, ja gansche steden en staten lieten zich door Apollo reinigen na eene zware pestziekte of eenen hevigen burgertwist. Een voorbeeld van zulk eene reiniging geeft ons Homeros in de reiniging van het Grieksche leger na de pestziekte, waardoor het ten gevolge van
Agamemnons overmoed getroffen was. Zelfs zonder voorafgaande buitengewone misdaden of ongelukken had het Grieksche volk behoefte om zich nu en dan op gezette tijden te reinigen, zich met den reinen god te verzoenen, zich van den last der zonde te bevrijden. Vandaar, dat van oudsher jaarlijks zulke reinigingsfeesten gevierd werden, meestal in de lente: zoo de Daphnephoriën in Tempe en Boiotië, de Thargeliën te Athene. (Zie Daphnephoriën en Thargeliën.) Delos, dat bij uitstek aan dezen god geheiligd was, onderging meermalen eene reiniging, om hem waardig te blijven. -
Bij die reinigingen speelde de laurier eene groote rol. Deze boom was bij uitnemendheid aan Apollo geheiligd, zoozeer zelfs, dat men haren Griekschen naam
Daphne in dien van eene door den god beminde maagd herschiep. Zie Daphne. -

Apollo en Daphne: schilderij van Antonio del Pollaiolo (1431/32 - 1498), National Gallery, Londen

Maar de schoonste en krachtigste werkzaamheid van Apollo openbaart zich in zijne gave der voorspelling. -
"Ik zal den onbedriegelijken wil van Zeus verkondigen", zoo had hij bij zijne geboorte gesproken, en toen nu het monster Python onder zijne pijlen bezweken was, stichtte hij zich den heiligen, door de geheele oudheid beroemden tempel te Delphoi, en nam aldaar het oude orakel van
Gaia (de Aarde) in bezit. Onder alle Grieksche orakels is dit steeds het voornaamste geweest en eeuwen lang heeft het op den gang der zaken in gansch Griekenland, ja zelfs daarbuiten, eenen overwegenden invloed uitgeoefend. Daar gaf hij zijne geheimzinnige orakelspreuken als plaatsbekleeder van Zeus en uit diens naam, want van dezen komt alle kracht der profetie. In dien tempel te Delphoi was eene priesteres, de Pythia genaamd, die, op eenen gouden drievoet zittende, in vlagen van geestverrukking de godspraak verkondigde. Doch de menschelijke geest is niet altijd in staat om de uitspraken der godheid te vatten; vandaar dat men Apollo somtijds den bijnaam gaf van Loxias, "den geheimzinnige." Apollo is de god van alle waarzegging in het algemeen en de waarzeggers, die zich in de oudheid eenen grooten naam hebben verworven, worden als zijne zonen of zijne vrienden genoemd, doch voornamelijk is hij de god van die orakels, waar door eene uitspraak der in geestverrukking verkeerende priesters of priesteressen en niet door teekenen of droomen antwoord gegeven werd op de gedane vragen, zooals in Delphoi, in alle verdere orakels van Boiotië en in zijne beroemde orakels te Klaros nabij Kolophon en te Miletos, beide in klein-Azië. -
Andere soorten van orakels waren evenwel niet van zijne bescherming uitgesloten, zij bestonden zelfs op sommige der genoemde plaatsen naast de orakels, die door eene in woorden vervatte uitspraak den wil van Zeus verkondigden. -
Ten gevolge van die uitspraken van het Delphische orakel werd zeer dikwijls de stichting van steden of de uitzending van koloniën ondernomen. -
Het was Apollo zelf, die de Doriërs op hunnen tocht door Griekenland naar Lakedaimon, Messene en andere steden van den Peloponnesos geleidde; tal van steden, over de gansche wereld verspreid, beschouwde hem als haar eigenlijken stichter en noemde zich naar hem Apollonia. -
In de steden zelve baande hij de wegen en straten. Vandaar zijn bijnaam Aguieus. Voor iedere woning stond een vierhoekig steenblok, hem gewijd, en waar de geringe breedte der straat die plaatsing niet gedoogde, schilderde men het op den muur. Als beschermer der markten droeg hij den bijnaam van Agoraios. Met Laomedon bouwde hij de muren van Troje, met
Alkathoös die van Megara.
Met de gave der profetie verbond Apollo die der muziek. De muziek, die aan Apollo geheiligd was, had eene reine, stillende, rust aanbrengende kracht; zij bracht de hartstochten tot kalmte, zij deed de smart en de onrust bedaren en gaf verademing aan het benarde gemoed. Zoo staat zij tegenover de woeste, opwindende muziek, die aan de
Dionysosfeesten eigen was. Bij deze was het gewone instrument de fluit, bij die van Apollo de cither (de kithara), welke hij van Hermes gekregen had in ruil voor de kudden hem door dezen god ontstolen. Oorspronkelijk was alleen de muziek onder de hoede van Apollo geplaatst; gezang en dichtkunst behoorden tot het gebied der Muzen, maar toen èn gezang èn dichtkunst zich meer begonnen te verheffen en te ontwikkelen, toen citherspel en gezang zich met elkander verbonden, toen werd ook Apollo in nauwe betrekking tot de Muzen gebracht en òf haar vader òf haar aanvoerder (Musagetes) genoemd. -

Dali: Apollo Musagetes. (1976, brons)

En wanneer hij met zijn gouden lier in den arm, te midden der goden op den Olympos verschijnt, staan alle goden en godinnen op en buigen eerbiedig het hoofd; want ook zij eeren den verheven god des lichts, die al hunne geheimste gedachten kent, en ook zij schuwen zijne wrekende hand.
Ook anderen gaf hij onderricht in het gezang of in het citherspel. Beroemde toonkunstenaars en dichters zooals
Orpheus en Linos worden zijne zonen genoemd. Niemand overtreft hem in bevalligheid van voordracht. Wie het waagt, hetzij mensch of god, zich met hem te meten, moet voor hem onderdoen en soms zijnen overmoed zwaar boeten. Zie Marsyas, Midas, Pan.
Orde en regelmaat in het leven, maar geen doodsche somberheid, geen verstikken van alle levensvreugde en elk levensgenot, ziedaar wat de heilige en reine god wil. En juist daardoor heeft hij op den geest van het Grieksche volk den heilzaamsten invloed uitgeoefend. Zelf een jeugdige god, vol van de hoogste levenskracht heeft hij bij de Grieken het bewustzijn hunner levenskracht en hunner uitnemende begaafdheid ontwikkeld en hen tot doen, tot handelen aangedreven, hun echte geestdrift ingeboezemd, die boven het aardsche verheft, maar daarnevens gematigdheid, orde en regelmaat gepredikt door het opschrift van zijnen Delphischen tempel: Ken u zelven en Niets in overmaat. Even als hij zelf de machten der duisternis bestreden en overwonnen heeft (den draak Python), zoo eischte hij van den mensch strijd tegen de hartstochten; evenals hij streng tegen zich zelven geweest is, zoo eischt hij, dat de mensch hem ook hierin volge, als eene onmisbare voorwaarde om datgene te bereiken, wat in hem te aanschouwen is: de harmonische ontwikkeling van lichaam en geest. -
Nog eenige oudere vormen van den eeredienst van Apollo mogen hier niet onvermeld blijven.Vooreerst die, welke berustte op zijnen bijnaam van Apollo
Lykios. Deze is de oude licht- en zonnegod, die in vele steden van het Europeesche Griekenland, maar vooral op de kusten van klein-Azië werd vereerd. Het klein-Aziatische landschap Lykië droeg waarschijnlijk naar hem zijnen naam. Ook op het eiland Kreta, waar de dienst van Apollo reeds sinds overoude tijden wortel had geschoten, was deze dienst inheemsch. Hetzij door eene verkeerde uitlegging van den naam, hetzij omdat de verscheurende wolf het symbool is van de verzengende hitte der zonnestralen, was aan dezen Apollo Lykios de wolf geheiligd. -
Wat de verderfaanbrengende zijde van den god betreft is de wolf als het ware zijn beeld. Maar al kan de zon ook door al te hevige hitte het grootste verderf in elk opzicht verspreiden, het licht, dat zij geeft is eene nooit te volprijzen gave. Vandaar dan ook, dat te Athene als symbool van Apollon Lykios voor de gerechtshoven een wolf geplaatst was, om als het ware den god te dwingen in de duisternis der rechtszaken zijn licht te laten schijnen. -
Verder die van Apollon
Amyklaios, een eeredienst, die vooral in de Lakonische stad Amyklai haren zetel had, welke evenwel niet eerst door de Doriërs in den Peloponnesos was ingevoerd, maar reeds bij de eerste bewoners van Lakonië in zwang was geweest, vervolgens op de Achaiërs, die hen hadden overheerscht en eindelijk weêr van deze op de Doriërs was overgegaan. Deze dienst stond in verband met den dood van Hyakinthos, ter wiens eere in den heetsten zomertijd, in de hondsdagen door de Spartanen te Amyklai de Hyakinthiën werden gevierd. Hyakinthos, een zoon van Amyklas was een lieveling van Apollo, doch werd door dezen bij het spel met den diskos (discus, werpschijf) gedood. Zijn graf bevond zich onder het altaar en het beeld van den god. Apollo komt hier dus voor als een verderfaanbrengende god; de discus is natuurlijk het symbool van de zonneschijf en de dood van Hyakinthos eene voorstelling van de verzengende hitte der zonnestralen. De eerste dag der Hyakinthiën was een treurfeest aan de herinnering van den treurigen dood van Hyakinthos gewijd, de tweede dag een vroolijk feest, daar men dan herdacht, hoe hij door Apollo ten hemel was gevoerd en dus na en door den dood een nieuw, een heerlijker leven was ingegaan. -
Apollon
Karneios, eigenlijk de god der schaapskudden, ook eene vereering, die onder de Dorische stammen in zwang was, waaraan zich echter verschillende legenden vastknoopten, b. v. , dat toen de Doriërs onder aanvoering der Herakleiden en onder de leiding van Apollo op het punt stonden uit Naupaktos naar den Peloponnesos overtesteken, een der Herakleiden, Hippotes genaamd den ziener Karnos, een lieveling van den god had gedood, dat vervolgens eene pest over het leger gekomen was, die eerst week, nadat de toorn van den god door de instelling van een feest, de Karneia genaamd, werd verzoend. De Spartanen vierden deze Karneia als een feest ter herinnering aan de hulp hun door den god bewezen, toen hij hen naar den Peloponnesos geleidde, steeds gewapend. -
Apollon Delphinios is de leidsman over zee. Even als hij als Agyieus (Zie boven.) de straten en wegen veilig maakt, zoo effent hij als Delphinios de paden der zee in de lente, het begin van het jaargetijde des lichts. De donkere wolken breekt hij door de kracht van zijn licht en hij zendt de dolfijnen als vriendelijke begeleiders tot de stervelingen, die de zee bevaren, om hun voorspoed te verkondigen. Aan zeekusten werd hij in hooge mate vereerd; zeer vele der schoonste tempels van Apollo waren in de nabijheid der zee gelegen.
Er bestonden ook nog sagen, volgens welke Apollo in nauwe betrekking stond tot de in het verre Noorden wonende
Hyperboraiërs, ja, dat zijne dienst van daar over Griekenland zou verspreid zijn. Die sagen zijn misschien deels ontstaan door de berichten, welke reizigers medebrachten omtrent de heldere nachten van het Noorden of omtrent den eeredienst van de zon, daar inheemsch. Men dacht zich althans daar een zonnig, warm en vruchtbaar land, bewoond door een rechtvaardig volk, waarbij Apollo gaarne vertoeft om hunne offers en feestliederen aantenemen. Door zwanen gedragen kwam de god van daar naar Delphoi in het midden van den zomertijd en bracht dan de volle, rijpe aren als geschenk mede. Zoo kwam men tot de bewering, dat Apollo zijnen tijd tusschen de Hyperboraiers en de Grieken verdeelde, den winter in het Noorden doorbracht - want dan moest het licht maar al te spoedig in den strijd met de duisternis onderdoen, en de zonnestralen gaven geene koesterende warmte meer -, maar des zomers tot de Grieken terugkeerde. -
Elders wist men te gewagen van eene andere verdeeling van het jaar met betrekking tot Apollo. Zoo geloofde men op Delos, dat Apollo zich des winters in Lykië ophield en daar voorspellingen gaf, maar des zomers naar Delos terugkeerde. Ook werd in Delphoi, toen naderhand de dienst van Dionysos en die van Apollo niet meer vijandig tegenover elkander stonden, maar zelfs punten van aanknooping en verwantschap vonden, het jaar zóó verdeeld, dat aan Apollo de zomermaanden en aan Dionysos die van den winter werden toegewezen. -
Zoo wijzigden zich in den loop der eeuwen de verschillende begrippen en voorstellingen omtrent het wezen van den god. Een voorbeeld daarvan is nog de nauwe band, die er tusschen hem en zijne zuster Artemis bestond. Toen beiden nog geheel en al natuurgoden waren, hij van de zon, zij van de maan, was er van die nauwe betrekking geen sprake. (Zie Artemis.)
Wat den Romeinschen Apollo betreft, deze was oorspronkelijk geen in Italië inheemsche god. Tijdens de regeering der laatste koningen kwam zijn dienst door de in het zuiden van het land gevestigde Grieken naar Rome. Uit Cumae, eene Grieksche stad, kreeg Tarquinius Superbus, Rome's laatste koning, de Sibyllijnsche boeken. Ook het orakel van Delphoi werd omstreeks dien tijd het eerst door de Romeinen geraadpleegd. Later vinden we meer sporen van dit raadplegen van het Delphische orakel, zoo b. v. bij het beleg van Veii, toen Camillus bij den aanval op deze stad aan den god een tiende gedeelte van den buit beloofde, indien hij in zijne onderneming slaagde, na den slag bij Cannae, enz. De eerste tempel werd aan Apollo beloofd in 432 vóór Chr. bij gelegenheid eener pest en vier jaren later ingewijd. In 399 vóór Chr. heerschte er wederom eene groote pest, en toen werden er volgens eene uitspraak der Sibyllijnsche boeken voor de eerste maal
lectisternia gehouden (Zie aldaar.), waaraan Apollo, Latona, (zooals men te Rome zijne moeder noemde), en Diana, (met wie zijne zuster Artemis geïdentificeerd werd), een voornaam aandeel hadden. Het was ook op bevel der Sibyllijnsche boeken, dat in den meest benarden tijd van den tweeden Punischen oorlog de ludi Apollinares werden ingesteld, waarbij wedrennen werden gehouden en tooneelvoorstellingen opgevoerd. -
Over het geheel werd Apollo door de Romeinen vereerd als een reddende god, zoowel in den nood door eene epidemie of door een inval der vijanden veroorzaakt, als in elken anderen nood. Zijn wezen sloot zich dus geheel aan eenen trek in het wezen van den Griekschen Apollo aan. -
Bovendien gaf hij ook orakels, was hij ook de god der muziek en van de opgewekte levensvreugde, doch kon hij ook, als hij toornig werd een streng en straffend god zijn, wiens toorn verzoend moest worden. -
Keizer Augustus had eene bijzondere voorliefde voor den eeredienst van Apollo. Hij hield zich zelven voor een bijzonderen beschermeling van den god en schreef aan diens tusschenkomst de bij Actium behaalde overwinning toe. Hij vergrootte en verrijkte den tempel, dien de god op dat voorgebergte had en liet ook in Rome de spelen vieren, die te Actium het feest van den god opluisterden. Bovendien bouwde hij voor Apollo Palatinus eenen prachtigen tempel op den Palatijnschen berg nabij zijne eigene woning. In dien tempel werden de Sibyllijnsche boeken bewaard. Eindelijk droeg Augustus de ludi saeculares (de eeuwspelen), die vroeger aan de onderaardsche goden waren gewijd op Apollo en zijne zuster Diana over, terwijl ook aan
Iupiter en Iuno aandeel in het feest werd gegeven. Het was eigenlijk een reinigings- en verzoeningsfeest; door kooren van knapen en jonkvrouwen werden dan in een carmen saeculare (eeuwgedicht) Apollo en Diana aangeroepen om zegen te schenken aan den Romeinschen Staat. Zulk een carmen saeculare is tot op onzen tijd bewaard gebleven. Het is vervaardigd door den Romeinschen dichter Horatius.
Wat nu de wijze betreft, waarop men Apollo pleegde af te beelden, hij wordt gewoonlijk voorgesteld als een jeugdige god, schoon en krachtig, van hooge gestalte, met majestueusen, opgeruimden blik en het hoofd bedekt met rijk golvende, blonde lokken. De oudere kunst gaf hem het uiterlijk van eenen man van rijpen leeftijd, met krachtigen lichaamsbouw en strenge gelaatstrekken, doch baardeloos; de latere Grieksche kunst stelde hem meestal voor als een knaap of een aankomend jongeling. -
Het beroemdste beeld van Apollo, dat tot op onzen tijd is bewaard gebleven, is de zoogenaamde Apollo van Belvedère, in het jaar 1503 bij Antium (het tegenwoordige Nettuno), eene aan de kust van midden-Italië gelegen stad, opgedolven. Onzeker is het of de kunstenaar den god heeft willen afbeelden met eenen boog in de linkerhand, dan wel met de
Aigis (Zie aldaar.) en in het midden daarvan den Medusakop. De eerste der beide nevensgaande afbeeldingen geeft van dit beeld eene voorstelling. Het wordt thans op het Vatikaan te Rome bewaard. -

In de tweede zien wij Apollo als Musagetes d. i. "den aanvoerder der Muzen". Zij was vervaardigd door den beroemden beeldhouwer Skopas en staat tegenwoordig eveneens in het Vatikaansche Museum. [niet afgebeeld; Kox]
Van de boomen was, zooals we zagen de laurier hem boven alle geheiligd; van de dieren: de wolf, de hinde, de zwaan en de dolfijn. Zijn gewone attributen zijn boog en pijlen, een laurierkrans en de cither.
Zijne voornaamste tempels waren de reeds genoemde te Delphoi, op Delos, verder te Amyklai en te Klaros nabij Kolophon.

tempel van Apollo te Delphi

tempel van Apollo op Delos

tempel van Apollo te Klaros
(Bryn Mawr College Lantern Slide of Classical Antiquity)