A : akastos - aleaakastos (acastus)De zoon van Pelias, den koning van Iolkos. Hij nam deel aan de Kalydonische jacht en daar hij een vriend van Iason was, zeilde hij, hoewel tegen den wil zijns vaders, met de Argonauten naar Kolchis. Toen hij van daar was teruggekeerd, kreeg hij, nadat Pelias door zijne eigene dochters op aanraden van Medeia was gedood, de regeering over Iolkos, hetzij dat Iason hem die schonk, toen hij vrijwillig naar Korinthe week, hetzij dat Akastos Iason en Medeia met geweld verdreef wegens den aan Pelias gepleegden moord. Hij gaf ter eere zijns vaders prachtige lijkspelen. Zijne gemalin was Astydameia. Deze vatte eene ongeoorloofde liefde op voor Peleus, die, na zijnen schoonvader gedood te hebben, naar Iolkos was gevlucht. Hij versmaadde echter die liefde. Toen belasterde Astydameia hem bij haren echtgenoot, alsof hij hare eer belaagde. Akastos trachtte daarop bij eene jacht, die op den Pelion ondernomen werd, hem door list te doen omkomen. Door den Kentaur Cheiron gered trok Peleus naar Iolkos, verwoestte de stad en doodde Akastos en Astydameia. akisZie Akis. akoites (acoetes)De zoon van eenen armen visscher
uit Maionië en stuurman van een schip, waarop zijne
makkers, die van eene landing op het eiland Keos
terugkwamen, een schoonen knaap, half bewusteloos van
slaap, medebrachten, dien ze met zich wilden medevoeren,
hoewel Akoites het hun ontried, daar hij in den knaap
eenen god herkende. Toen zij nu wegvoeren en de knaap
ontwaakte, verlangde hij weer naar land gebracht te
worden. De schippers beloofden zijnen wensch te
vervullen, maar waren niet van plan hunne belofte te
houden. Toen toonde Dionysos - want dit was de knaap - plotseling
zijne goddelijke macht. Wijnranken slingerden zich om het
schip, dat onbewegelijk vast in zee bleef staan. Zelf
stond de god in al zijne heerlijkheid midden op het
schip, het hoofd met wijnranken omkranst en den
thyrsosstaf zwaaiende; tijgers, lynxen en panthers
legerden zich om hem heen en de schippers sprongen, door
waanzin bevangen in zee, waar zij in dolfijnen veranderd
werden. Slechts Akoites bleef gespaard en wijdde zich nu
aan den dienst van Dionysos. - akontios (acontius)Een schoon jongeling van het
eiland Keos, uit welgestelde maar toch niet zeer
aanzienlijke ouders gesproten, was bij gelegenheid van
een godsdienstig feest naar het eiland Delos
gekomen en vatte daar liefde op voor Kydippe, de
dochter van een zeer voornaam Athener. Toen hij haar zag
zitten in de tempel, waar zij wachtte op het offer, dat
gebracht zou worden, wierp hij haar eenen appel toe,
waarop hij de woorden geschreven had: "Ik zweer bij
het heiligdom van Artemis, dat ik Akontios huwen zal." Het
meisje raapte den appel op, las hardop de woorden, die
daarop geschreven stonden en wierp hem toen weer weg.
Maar de godin had de woorden gehoord, waarmede Kydippe
gezworen had, en dit was het juist, wat Akontios
wilde. Hij ging evenwel na het feest weêr naar zijne
woonplaats terug zonder verdere stappen te doen. Toen nu
Kydippe's vader haar later aan een ander wilde
uithuwelijken, werd zij kort voor de voltrekking van het
huwelijk ziek, en dit herhaalde zich tot driemalen toe. - akrisios (acrisius)Koning van Argos, een kleinzoon van Lynkeus, den eenige der vijftig zonen van Aigyptos, die door de dochters van Danaos in de bruidsnacht gespaard werd, een zoon van Abas en Okaleia. Reeds in den moederschoot vatte hij eenen doodelijken haat op tegen zijnen tweelingbroeder Proitos, dien hij, toen hij aan de regeering gekomen was, uit zijn rijk verdreef. Naderhand evenwel, toen Proitos met behulp van zijnen schoonvader Iobates uit Lykië terugkeerde, moest hij de heerschappij met hem deelen, zoodat hij zelf Argos behield en Proitos voor zijn deel Tiryns kreeg. Zijne dochter was Danaë. Een orakel had hem voorspeld, dat hij door eenen zoon, dien deze zou baren, zoude omkomen. Ten einde dit lot te ontgaan, sloot hij zijne dochter in een onderaardsch vertrek of in een koperen toren op, om haar allen omgang met mannen te beletten. Zijne voorzorg was echter vergeefsch. Door omkooping baande Proitos zich tot haar den weg, of volgens eene andere mythe, drong Zeus als een gouden regen door het dak in haren kerker, waarop zij zwanger werd en Perseus baarde. Toen het kind eenige jaren oud was, hoorde de grootvader het schreeuwen: hij haalde Danaë uit haren kerker te voorschijn, en toen deze den god als vader van het kind noemde, geloofde hij haar niet, maar liet haar met haar kind in eene kist in zee werpen. Deze dreef naar het eiland Seriphos, alwaar Diktys, broeder van den koning Polydektes, hen opnam en Perseus opvoedde. Na vele avonturen keerde Perseus later met Danaë naar Argos terug, om Akrisios op te zoeken. Deze echter, nog steeds vol angst voor het orakel, vluchtte naar Thessalië. Daar trof Perseus hem aan, toen de lijkspelen des konings van Larissa, welke stad Akrisios gesticht had, gevierd werden. Hij had het ongeluk zijnen diskos (werpschijf) op den voet van zijnen grootvader te werpen, aan de gevolgen waarvan deze stierf.
aktaion (actaeon) xxx
|