[vorige] [volgende]

Livius AUC I.9

 



 

[livius : inhoud]

Livius Boek I, 9

 

 

9. Iam res Romana adeo erat valida, ut cuilibet finitimarum civitatum bello par esset; sed penuria mulierum hominis aetatem duratura magnitudo erat, quippe quibus nec domi spes prolis nec cum finitimis conubia essent.

 

Tum ex consilio patrum Romulus legatos circa vicinas gentes misit, qui societatem conubiumque novo populo peterent:

 

urbes quoque, ut cetera, ex infimo nasci; dein, quas sua virtus ac dii iuvent, magnas opes sibi magnumque nomen facere;

 

satis scire origini Romanae et deos affuisse et non defuturam virtutem; proinde ne gravarentur homines cum hominibus sanguinem ac genus miscere.

 

Nusquam benigne legatio audita est; adeo simul spernebant, simul tantam in medio crescentem molem sibi ac posteris suis metuebant. A plerisque rogitantibus dimissi, ecquod feminis quoque asylum aperuissent; id enim demum compar conubium fore.

 

Aegre id Romana pubes passa, et haud dubie ad vim spectare res coepit. Cui tempus locumque aptum ut daret Romulus aegritudinem animi dissimulans ludos ex industria parat Neptuno equestri sollemnes; Consualia vocat.

 

Indici deinde finitimis spectaculum iubet, quantoque apparatu tum sciebant aut poterant, concelebrant, ut rem claram exspectatamque facerent.

 

Multi mortales convenere, studio etiam videndae novae urbis, maxime proximi quique, Caeninenses, Crustumini, Antemnates;

 

etiam Sabinorum omnis multitudo cum liberis ac coniugibus venit. Invitati hospitaliter per domos cum situm moeniaque et frequentem tectis urbem vidissent, mirantur tam brevi rem Romanam crevisse.

 

Ubi spectaculi tempus venit deditaeque eo mentes cum oculis erant, tum ex composito orta vis, signoque dato iuventus Romana ad rapiendas virgines discurrit.

 

Magna pars forte, in quem quaeque inciderat, raptae; quasdam forma excellentes primoribus patrum destinatas ex plebe homines, quibus datumnegotium erat, domos deferebant;

 

unam longe ante alias specie ac pulchritudine insignem a globo Talassii cuiusdam raptam ferunt, multisque sciscitantibus, cuinam eam ferrent, identidem, ne quis violaret, Talassio ferri clamitatum; inde nuptialem hanc vocem factam.

 

Turbato per metum ludicro maesti parentes virginum profugiunt incusantes violati hospitii scelus deumque invocantes, cuius ad sollemne ludosque per fas ac fidem decepti venissent.

 

Nec raptis aut spes de se melior aut indignatio est minor. Sed ipse Romulus circumibat docebatque patrum id superbia factum, qui conubium finitimis negassent; illas tamen in matrimonio, in societate fortunarum omnium civitatisque et, quo nihil carius humano generi sit, liberum fore;

 

mollirent modo iras et, quibus fors corpora dedisset, darent animos. Saepe ex iniuria postmodum gratiam ortam, eoque melioribus usuras viris, quod annisurus pro se quisque sit, ut, cum suam vicem functus officio sit, parentium etiam patriaeque expleat desiderium.

 

Accedebant blanditiae virorum factum purgantium cupiditate atque amore, quae maxime ad muliebre ingenium efficaces preces sunt.

 



 9. Rome was al zo sterk, dat het tegen ieder van de naburige volkeren in de oorlog was opgewassen. Maar door gebrek aan vrouwen ging deze omvang maar één generatie duren. Immers, thuis hadden zij geen hoop op nageslacht, en met de buren hadden zij geen huwelijksrechten.

Op advies van de vaderen stuurde Romulus toen gezanten naar de buurvolkeren rondom, die om een bondgenootschap en huwelijksrecht voor het nieuwe volk moesten vragen:

Net als andere zaken zijn ook steden bij de geboorte heel klein. Worden zij geholpen door hun eigen moed en de goden, dan bereiken zij een grote macht en een grote naam.

Zij wisten heus wel, dat de goden zich bemoeid hadden met het ontstaan van Rome, en dat er aan moed geen gebrek zou zijn. Daarom moesten zij er geen bezwaar tegen maken om, als mensen met andere mensen, hun bloed en hun geslacht te mengen.


Nergens luisterde men welwillend naar het gezantschap. Zo erg minachtten zij en vreesden tegelijkertijd de geweldige massa, die in hun midden groeide (als een bedreiging) voor hen zelf en hun nakomelingen. De gezanten werden door de meesten weggestuurd met de vraag, of zij soms ook een asiel voor vrouwen hadden geopend; want dat zou pas een gelijkwaardig huwelijk zijn.

De Romeinse mannen konden deze vernedering maar moeilijk verdragen, en de zaak begon ongetwijfeld op geweld uit te draaien. Om aan dat geweld een geschikt moment en een geschikte plaats te geven, liet Romulus niets merken van zijn woede. Volgens een vooropgezet plan organiseerde hij officiële spelen voor Neptunus te paard, en noemde die de Consualia.


Daarna liet hij het schouwspel omroepen bij de buren. Zij organiseerden de spelen met grote pracht en praal, gemeten naar de kennis of de mogelijkheden die men toen had, om ze beroemd en attractief te maken.



Vele sterfelingen kwamen hier op af, ook uit nieuwsgierigheid om de nieuwe stad te zien, vooral de mensen die het dichtst bij woonden, de Caeninenses, de Crustumini en de Antemnates.

Ook van de Sabijnen kwam een hele menigte, met kinderen en echtgenotes. Zij werden gastvrij in de huizen uitgenodigd. Toen zij de ligging en de muren en de talrijke huizen van de stad gezien hadden, waren zij verbaasd, dat Rome in korte tijd zo gegroeid was.


Toen het moment van het schouwspel was gekomen en alle aandacht en blikken daarop gericht waren, toen barstte volgens afspraak het geweld los: op een gegeven teken rennen de Romeinse jonge mannen alle kanten op om meisjes te roven.


Een groot deel van de meisjes werd in het wilde weg geroofd door degene, die elk toevallig in de handen was gevallen. Een aantal, in schoonheid uitblinkend, waren bestemd voor de voornaamsten der vaderen en werden naar de huizen gebracht door mannen uit het volk, aan wie die taak was opgedragen.

Men vertelt, dat één meisje, dat de andere ver overtrof in uiterlijke schoonheid, door de groep van een zekere Talassius was geroofd. Toen velen aldoor vroegen, naar wie zij haar brachten, riepen zij telkens, om te voorkomen dat iemand haar aanrandde, dat zij voor Talassius was. Daaruit is de huidige huwelijkskreet "Talassio' ontstaan.

Toen het feest in angst en verwarring was geëindigd, vluchtten de bedroefde ouders van de meisjes. Zij beschuldigden Rome van een misdadige schending van de gastvrijheid en riepen de god aan, naar wiens ritueel en spelen zij gekomen waren: zij waren bedrogen in hun fatsoen en hun vertrouwen.


De geroofde meisjes hadden geen meer positieve verwachtingen omtrent hun lot, en hun verontwaardiging was niet minder. Maar Romulus zelf ging rond en legde uit, dat dit was gebeurd door de hoogmoed van hun vaders, die het huwelijksrecht aan hun buren hadden geweigerd. Toch zouden zij, in het huwelijk, in het gemeenschappelijk bezit zijn van alle eigendommen en het burgerrecht, en van kinderen, het dierbaarste dat er is voor de menselijke soort.

Zij moesten hun woede maar matigen en hun hart geven aan de mannen, aan wie het lot hun lichamen had gegeven. Vaak ontstond uit onrecht naderhand een goede relatie. Zij zouden des te betere mannen hebben, omdat iedere man voor zichzelf er zijn best voor zou doen, om niet alleen zijn plicht als echtgenoot te vervullen, maar ook het gemis van ouders en vaderland te compenseren.

De lieve woorden van de mannen kwamen hier nog bij. Zij rechtvaardigden hun daad door die te wijten aan verlangen en liefde, smeekbeden, die zeer veel indruk maken op een vrouwenhart.