Ἡσίοδος

Θεογονία 










Hesiodus

Theogonie


(Vertaling van Kox Kollum)
(Kox geeft commentaar op de in rood weergegeven tekstdelen;
de commentaar opent in een nieuw venster.)

Μουσάων Ἑλικωνιάδων ἀρχώμεθ᾽ ἀείδειν,
αἵ θ᾽ Ἑλικῶνος ἔχουσιν ὄρος μέγα τε ζάθεόν τε
καί τε περὶ κρήνην ἰοειδέα πόσσ᾽ ἁπαλοῖσιν
ὀρχεῦνται καὶ βωμὸν ἐρισθενέος Κρονίωνος·
καί τε λοεσσάμεναι τέρενα χρόα Περμησσοῖο
ἢ Ἵππου κρήνης ἢ Ὀλμειοῦ ζαθέοιο
ἀκροτάτῳ Ἑλικῶνι χοροὺς ἐνεποιήσαντο
καλούς, ἱμερόεντας· ἐπερρώσαντο δὲ ποσσίν.
Ἔνθεν ἀπορνύμεναι, κεκαλυμμέναι ἠέρι πολλῇ,
ἐννύχιαι στεῖχον περικαλλέα ὄσσαν ἱεῖσαι,
ὑμνεῦσαι Δία τ᾽ αἰγίοχον καὶ πότνιαν Ἥρην
Ἀργεΐην, χρυσέοισι πεδίλοις ἐμβεβαυῖαν,
κούρην τ᾽ αἰγιόχοιο Διὸς γλαυκῶπιν Ἀθήνην
Φοῖβόν τ᾽ Ἀπόλλωνα καὶ Ἄρτεμιν ἰοχέαιραν
ἠδὲ Ποσειδάωνα γαιήοχον, ἐννοσίγαιον,
καὶ Θέμιν αἰδοίην ἑλικοβλέφαρόν τ᾽ Ἀφροδίτην
Ἥβην τε χρυσοστέφανον καλήν τε Διώνην
Λητώ τ᾽ Ἰαπετόν τε ἰδὲ Κρόνον ἀγκυλομήτην
Ἠῶ τ᾽ Ἠέλιόν τε μέγαν λαμπράν τε Σελήνην
Γαῖάν τ᾽ Ὠκεανόν τε μέγαν καὶ Νύκτα μέλαιναν
ἄλλων τ᾽ ἀθανάτων ἱερὸν γένος αἰὲν ἐόντων.




  5




 10




 15




 20

Laten we beginnen te zingen van de Muzen van de Helikon,
die de grote en heilige berg van de Helikon bewonen
en rond de viooltjeskleurige bron met zachte voeten
dansen en rond het altaar van de oppermachtige zoon van Kronos;
na hun tere huid te hebben gewassen in de Permessos        
of de Paardenbron of de heilige Olmeios
voeren zij op de top van de Helikon hun koordansen uit,
mooi en lieflijk; zij zijn krachtig met hun voeten.
Daarvandaan vertrokken, bedekt door een dikke nevel,
gaan zij de hele nacht en laten prachtig gezang horen,
zingend van de aegisdrager Zeus en machtige Hera
van Argos, die loopt in gouden sandalen,
en van de dochter van aegisdragende Zeus, fel-ogige Athena,
en Phoibos Apollo en Artemis, die pijlen schiet,
en van Poseidon, die de aarde beheerst en laat schokken,
en van de eerbiedwaardige Themis en Aphrodite met de beweeglijke ogen
en Hebe met haar gouden krans en mooie Dione
en Leto en Iapetos en Kronos met zijn kromme plannen
en Dageraad en de grote Zon en stralende Maan
en de Aarde en de grote Okeanos en de zwarte Nacht 
en het heilig geslacht van de andere onsterfelijken, die altijd zijn.   
Αἵ νύ ποθ᾽ Ἡσίοδον καλὴν ἐδίδαξαν ἀοιδήν,
ἄρνας ποιμαίνονθ᾽ Ἑλικῶνος ὕπο ζαθέοιο.
Τόνδε δέ με πρώτιστα θεαὶ πρὸς μῦθον ἔειπον,
Μοῦσαι Ὀλυμπιάδες, κοῦραι Διὸς αἰγιόχοιο·
«Ποιμένες ἄγραυλοι, κάκ᾽ ἐλέγχεα, γαστέρες οἶον,
ἴδμεν ψεύδεα πολλὰ λέγειν ἐτύμοισιν ὁμοῖα,
ἴδμεν δ᾽, εὖτ᾽ ἐθέλωμεν, ἀληθέα γηρύσασθαι.»
Ὥς ἔφασαν κοῦραι μεγάλου Διὸς ἀρτιέπειαι·
καί μοι σκῆπτρον ἔδον δάφνης ἐριθηλέος ὄζον
δρέψασαι, θηητόν· ἐνέπνευσαν δέ μοι ἀοιδὴν
θέσπιν, ἵνα κλείοιμι τά τ᾽ ἐσσόμενα πρό τ᾽ ἐόντα.
Καί μ᾽ ἐκέλονθ᾽ ὑμνεῖν μακάρων γένος αἰὲν ἐόντων,
σφᾶς δ᾽ αὐτὰς πρῶτόν τε καὶ ὕστατον αἰὲν ἀείδειν.



 25




 30




Zij nu leerden eens Hesiodus mooie zang,
terwijl hij zijn lammeren weidde onder de heilige Helikon.
Met dit woord spraken de godinnen mij eerst toe,
de Olympische Muzen, dochters van aegisdragende Zeus:
"Boerse herders, ellendige slappelingen, buiken en verder niets,
wij weten veel leugens te vertellen, die lijken op de waarheid,
maar weten ook als wij willen ware woorden te spreken."
Zo spraken de makkelijk pratende dochters van grote Zeus;
en gaven mij een scepter, een tak van bloeiende laurier,
die zij geplukt hadden, mooi om te zien: zij ademden mij een lied in,
een profetie, opdat ik wat zal zijn en wat geweest is bekend zou maken.
En zij bevalen mij het geslacht van de eeuwige gelukzaligen te bezingen,
en over hen zelf altijd eerst en laatst te zingen. 
Ἀλλὰ τί ἦ μοι ταῦτα περὶ δρῦν ἢ περὶ πέτρην;
Τύνη, Μουσάων ἀρχώμεθα, ταὶ Διὶ πατρὶ
ὑμνεῦσαι τέρπουσι μέγαν νόον ἐντὸς Ὀλύμπου,
εἰρεῦσαι τά τ᾽ ἐόντα τά τ᾽ ἐσσόμενα πρό τ᾽ ἐόντα,
φωνῇ ὁμηρεῦσαι· τῶν δ᾽ ἀκάματος ῥέει αὐδὴ
ἐκ στομάτων ἡδεῖα· γελᾷ δέ τε δώματα πατρὸς
Ζηνὸς ἐριγδούποιο θεᾶν ὀπὶ λειριοέσσῃ
σκιδναμένῃ· ἠχεῖ δὲ κάρη νιφόεντος Ὀλύμπου
δώματά τ᾽ ἀθανάτων. Αἳ δ᾽ ἄμβροτον ὄσσαν ἱεῖσαι
θεῶν γένος αἰδοῖον πρῶτον κλείουσιν ἀοιδῇ
ἐξ ἀρχῆς, οὓς Γαῖα καὶ Οὐρανὸς εὐρὺς ἔτικτεν,
οἵ τ᾽ ἐκ τῶν ἐγένοντο θεοί, δωτῆρες ἐάων.
Δεύτερον αὖτε Ζῆνα, θεῶν πατέρ᾽ ἠδὲ καὶ ἀνδρῶν,
ἀρχόμεναί θ᾽ ὑμνεῦσι θεαὶ λήγουσαί τ' ἀοιδῆς,
ὅσσον φέρτατός ἐστι θεῶν κράτεΐ τε μέγιστος.
Αὖτις δ᾽ ἀνθρώπων τε γένος κρατερῶν τε Γιγάντων
ὑμνεῦσαι τέρπουσι Διὸς νόον ἐντὸς Ὀλύμπου
Μοῦσαι Ὀλυμπιάδες, κοῦραι Διὸς αἰγιόχοιο.
 35




 40




 45


 48

 50


Maar waarom er nog langer omheen draaien?  
Komaan, laten we beginnen met de Muzen, die voor vader Zeus
zingen en zijn grote geest plezier doen binnen de Olympos,
vertellend wat is en zal zijn en tevoren was,
met hun stem in harmonie; onvermoeibaar stroomt hun stem
aangenaam uit hun monden; en het huis van luid-donderende vader Zeus
lacht door de leliezachte stem van de godinnen,
die zich verspreidt; de top van de besneeuwde Olympos weergalmt
en de huizen van de onsterfelijken. Zij laten hun goddelijke stem horen
en roemen het eerbiedwaardig geslacht van de goden eerst in hun lied
vanaf het begin, de goden die de Aarde en de wijde Hemel baarden,
en de goden die uit hen werden geboren, de gevers van goede dingen.
Vervolgens bezingen de godinnen dan Zeus, de vader van
goden en mensen, wanneer zij beginnen en eindigen met hun lied,
hoe zeer hij de beste is van de goden en de grootste in macht.
En dan bezingen zij het geslacht van de mensen en de sterke Giganten
en doen de geest van Zeus plezier binnen de Olympos,
de Olympische Muzen, dochters van aegisdrager Zeus.
Τὰς ἐν Πιερίῃ Κρονίδῃ τέκε πατρὶ μιγεῖσα
Μνημοσύνη, γουνοῖσιν Ἐλευθῆρος μεδέουσα,
λησμοσύνην τε κακῶν ἄμπαυμά τε μερμηράων.
Ἐννέα γάρ οἱ νύκτας ἐμίσγετο μητίετα Ζεὺς
νόσφιν ἀπ᾽ ἀθανάτων ἱερὸν λέχος εἰσαναβαίνων·
ἀλλ᾽ ὅτε δή ῥ᾽ ἐνιαυτὸς ἔην, περὶ δ᾽ ἔτραπον ὧραι
μηνῶν φθινόντων, περὶ δ᾽ ἤματα πόλλ᾽ ἐτελέσθη,
ἣ δ᾽ ἔτεκ᾽ ἐννέα κούρας ὁμόφρονας, ᾗσιν ἀοιδὴ
μέμβλεται ἐν στήθεσσιν, ἀκηδέα θυμὸν ἐχούσαις,
τυτθὸν ἀπ᾽ ἀκροτάτης κορυφῆς νιφόεντος Ὀλύμπου.
Ἔνθα σφιν λιπαροί τε χοροὶ καὶ δώματα καλά.
Πὰρ δ᾽ αὐτῇς Χάριτές τε καὶ Ἵμερος οἰκί᾽ ἔχουσιν
ἐν θαλίῃς· ἐρατὴν δὲ διὰ στόμα ὄσσαν ἱεῖσαι
μέλπονται πάντων τε νόμους καὶ ἤθεα κεδνὰ
ἀθανάτων κλείουσιν, ἐπήρατον ὄσσαν ἱεῖσαι.


 55




 60




 65


Hen baarde in Pieria, na zich verenigd te hebben met de vader, de zoon
van Kronos, Mnemosyne, beschermster van de heuvels van Eleuther,
als afleiding van ellende en onderbreking van zorgen.
Want negen nachten sliep de alwijze Zeus met haar,
ver van de onsterfelijken het heilig bed instappend;
maar toen haar tijd om was, en de seizoenen keerden
terwijl de maanden voorbij gingen, en veel dagen waren voltooid,
baarde zij negen meisjes, gelijk gezind, die in hun harten
gaven om de zang, met een geest die geen zorgen kent,
vlakbij de hoogste top van de besneeuwde Olympos.
Daar zijn hun glanzende dansplaatsen en mooie huizen.
Bij hen hebben de Gratiën en Himeros hun huizen
in feesten; zij laten hun lieflijke stem klinken uit hun mond
en zingen en roemen de wetten en dierbare gebruiken van
alle onsterfelijken met hun verrukkelijke stem.
Αἳ τότ᾽ ἴσαν πρὸς Ὄλυμπον ἀγαλλόμεναι ὀπὶ καλῇ,
ἀμβροσίῃ μολπῇ· περὶ δ᾽ ἴαχε γαῖα μέλαινα
ὑμνεύσαις, ἐρατὸς δὲ ποδῶν ὕπο δοῦπος ὀρώρει
νισσομένων πατέρα ὅν· ὃ δ᾽ οὐρανῷ ἐμβασιλεύει,
αὐτὸς ἔχων βροντὴν ἠδ᾽ αἰθαλόεντα κεραυνόν,
κάρτεϊ νικήσας πατέρα Κρόνον· εὖ δὲ ἕκαστα
ἀθανάτοις διέταξεν ὁμῶς καὶ ἐπέφραδε τιμάς.


 70




Zij gingen toen naar de Olympos, vol trots op hun mooie stem,
met een goddelijk lied; de zwarte aarde weerklonk om hen heen,
terwijl zij zongen, en een lieflijk gedaver ontstond onder hun voeten,
terwijl zij op weg waren naar hun vader; hij is koning in de hemel
en heeft zelf de donder en de brandende bliksem,
nadat hij vader Kronos in kracht heeft overwonnen; hij heeft alle regels
voor de onsterfelijken gelijkelijk goed opgesteld en bedacht
op welk gebied ze geëerd moeten worden.
Ταῦτ᾽ ἄρα Μοῦσαι ἄειδον, Ὀλύμπια δώματ᾽ ἔχουσαι,
ἐννέα θυγατέρες μεγάλου Διὸς ἐκγεγαυῖαι,
Κλειώ τ᾽ Εὐτέρπη τε Θάλειά τε Μελπομένη τε
Τερψιχόρη τ᾽ Ἐρατώ τε Πολύμνιά τ᾽ Οὐρανίη τε
Καλλιόπη θ᾽· ἣ δὲ προφερεστάτη ἐστὶν ἁπασέων.
Ἥ γὰρ καὶ βασιλεῦσιν ἅμ᾽ αἰδοίοισιν ὀπηδεῖ.
Ὅν τινα τιμήσωσι Διὸς κοῦραι μεγάλοιο
γεινόμενόν τε ἴδωσι διοτρεφέων βασιλήων,
τῷ μὲν ἐπὶ γλώσσῃ γλυκερὴν χείουσιν ἐέρσην,
τοῦ δ᾽ ἔπε᾽ ἐκ στόματος ῥεῖ μείλιχα· οἱ δέ τε λαοὶ
πάντες ἐς αὐτὸν ὁρῶσι διακρίνοντα θέμιστας
ἰθείῃσι δίκῃσιν· ὃ δ᾽ ἀσφαλέως ἀγορεύων
αἶψά κε καὶ μέγα νεῖκος ἐπισταμένως κατέπαυσεν·
τοὔνεκα γὰρ βασιλῆες ἐχέφρονες, οὕνεκα λαοῖς
βλαπτομένοις ἀγορῆφι μετάτροπα ἔργα τελεῦσι
ῥηιδίως, μαλακοῖσι παραιφάμενοι ἐπέεσσιν.
Ἐρχόμενον δ᾽ ἀν᾽ ἀγῶνα θεὸν ὣς ἱλάσκονται
αἰδοῖ μειλιχίῃ, μετὰ δὲ πρέπει ἀγρομένοισιν·
 75




 80




 85




 90


Die dingen zongen de Muzen dus, die huizen op de Olympos hebben,
de negen dochters geboren uit de grote Zeus,
Kleio en Euterpe en Thaleia en Melpomene
en Terpsichore en Erato en Polymnia en Ourania
en Kalliope; zij is de aanzienlijkste van allemaal.
Want zij vergezelt ook eerbiedwaardige koningen.
Wie ook maar de dochters van de grote Zeus eren
en geboren zien van de door Zeus gekoesterde koningen,
hem gieten zij zoete dauw op zijn tong,
en zijn woorden stromen mild uit zijn mond; en de mensen uit het volk
kijken allemaal naar hem, wanneer hij zaken beslist
met correcte oordelen; zonder fouten te maken sprekend
maakt hij snel zelfs aan een grote ruzie deskundig een einde;
want daarom zijn er verstandige koningen, omdat zij voor mensen
die benadeeld worden op de agora zaken terug kunnen draaien,
zonder moeite, omdat zij overtuigen met zachte woorden.
Wanneer hij naar de vergadering gaat proberen zij hem als een god
voor zich te winnen met vriendelijk respect, en hij valt op
temidden van de verzamelde menigte.
τοίη Μουσάων ἱερὴ δόσις ἀνθρώποισιν.
Ἐκ γάρ τοι Μουσέων καὶ ἑκηβόλου Ἀπόλλωνος
ἄνδρες ἀοιδοὶ ἔασιν ἐπὶ χθόνα καὶ κιθαρισταί,
ἐκ δὲ Διὸς βασιλῆες· ὃ δ᾽ ὄλβιος, ὅν τινα Μοῦσαι
φίλωνται· γλυκερή οἱ ἀπὸ στόματος ῥέει αὐδή.
Εἰ γάρ τις καὶ πένθος ἔχων νεοκηδέι θυμῷ
ἄζηται κραδίην ἀκαχήμενος, αὐτὰρ ἀοιδὸς
Μουσάων θεράπων κλέεα προτέρων ἀνθρώπων
ὑμνήσῃ μάκαράς τε θεούς, οἳ Ὄλυμπον ἔχουσιν,
αἶψ᾽ ὅ γε δυσφροσυνέων ἐπιλήθεται οὐδέ τι κηδέων
μέμνηται· ταχέως δὲ παρέτραπε δῶρα θεάων.


 95




100



Zo is het heilig geschenk van de Muzen voor de mensen.
Want vanuit de Muzen en de van ver treffende Apollo
zijn mannen zangers op de aarde en lierspelers,
vanuit Zeus koningen; hij is gezegend, die de Muzen
beminnen; want zoet stroomt zijn spraak uit zijn mond.
Want als iemand verdriet heeft in zijn geest vol nieuwe smart
en zijn hart verdort van treurnis, maar dan bezingt een zanger,
dienaar van de Muzen, de roem van eerdere mensen
en de gelukzalige goden, die de Olympos bewonen,
dan vergeet hij snel zijn bekommernis en zijn zorgen herinnert hij zich niet;
want de geschenken van de godinnen leiden die snel af.
Χαίρετε, τέκνα Διός, δότε δ᾽ ἱμερόεσσαν ἀοιδήν.
Κλείετε δ᾽ ἀθανάτων ἱερὸν γένος αἰὲν ἐόντων,
οἳ Γῆς τ᾽ ἐξεγένοντο καὶ Οὐρανοῦ ἀστερόεντος,
Νυκτός τε δνοφερῆς, οὕς θ᾽ ἁλμυρὸς ἔτρεφε Πόντος.
Εἴπατε δ᾽, ὡς τὰ πρῶτα θεοὶ καὶ γαῖα γένοντο
καὶ ποταμοὶ καὶ πόντος ἀπείριτος, οἴδματι θυίων,
ἄστρα τε λαμπετόωντα καὶ οὐρανὸς εὐρὺς ὕπερθεν,
[οἵ τ᾽ ἐκ τῶν ἐγένοντο θεοί, δωτῆρες ἐάων]
ὥς τ᾽ ἄφενος δάσσαντο καὶ ὡς τιμὰς διέλοντο
ἠδὲ καὶ ὡς τὰ πρῶτα πολύπτυχον ἔσχον Ὄλυμπον.
Ταῦτά μοι ἔσπετε Μοῦσαι, Ὀλύμπια δώματ᾽ ἔχουσαι
ἐξ ἀρχῆς, καὶ εἴπαθ᾽, ὅ τι πρῶτον γένετ᾽ αὐτῶν.

105




110




115
Gegroet, kinderen van Zeus, geef me verrukkelijke zang.
Vertel over het heilig geslacht van de onsterfelijken, die altijd zijn,
die geboren werden uit de Aarde en de sterrenrijke Hemel,
en uit de duistere Nacht, en die de zilte Zee voedde.
Zeg, hoe eerst goden en aarde ontstonden
en rivieren en de onmetelijke zee, ziedend met zijn deining,
en de schitterende sterren en de brede hemel erboven,
en de goden die uit hen werden geboren, gevers van goede dingen,
en hoe zij hun rijkdom verdeelden en hoe zij hun erefuncties verdeelden
en ook hoe zij voor het eerst de Olympos met zijn vele rimpels verkregen.
Vertel mij dat, Muzen, die Olympische huizen bewonen,
vanaf het begin, en zeg wat het eerst van hen werd geboren.
Ἦ τοι μὲν πρώτιστα Χάος γένετ᾽, αὐτὰρ ἔπειτα
Γαῖ᾽ εὐρύστερνος, πάντων ἕδος ἀσφαλὲς αἰεὶ
ἀθανάτων, οἳ ἔχουσι κάρη νιφόεντος Ὀλύμπου
Τάρταρά τ᾽ ἠερόεντα μυχῷ χθονὸς εὐρυοδείης,
ἠδ᾽ Ἔρος, ὃς κάλλιστος ἐν ἀθανάτοισι θεοῖσι,
λυσιμελής, πάντων δὲ θεῶν πάντων τ᾽ ἀνθρώπων
δάμναται ἐν στήθεσσι νόον καὶ ἐπίφρονα βουλήν.




120


Wel, allereerst ontstond Chaos, maar daarna
Aarde met brede borst, de altijd onwankelbare zetel van alle
onsterfelijken, die de piek bewonen van besneeuwde Olympos
en de duistere Tartara in het diepst van de aarde met brede wegen,
en Eros, die de mooiste is bij de onsterfelijke goden en
die de ledematen losmaakt, en van alle goden en alle mensen
in hun borst de geest en bedachtzaamheid overweldigt.
Ἐκ Χάεος δ᾽ Ἔρεβός τε μέλαινά τε Νὺξ ἐγένοντο·
Νυκτὸς δ᾽ αὖτ᾽ Αἰθήρ τε καὶ Ἡμέρη ἐξεγένοντο,
οὓς τέκε κυσαμένη Ἐρέβει φιλότητι μιγεῖσα.


125
Uit de Chaos ontstonden Erebos en zwarte Nacht;
en uit de Nacht werden toen Aether en de Dag geboren,
die zij bezwangerd baarde voor Erebos in liefde verenigd.
Γαῖα δέ τοι πρῶτον μὲν ἐγείνατο ἶσον ἑ᾽ αὐτῇ
Οὐρανὸν ἀστερόενθ᾽, ἵνα μιν περὶ πάντα καλύπτοι,
ὄφρ᾽ εἴη μακάρεσσι θεοῖς ἕδος ἀσφαλὲς αἰεί.
Γείνατο δ᾽ oὔρεα μακρά, θεῶν χαρίεντας ἐναύλους,
Νυμφέων, αἳ ναίουσιν ἀν᾽ οὔρεα βησσήεντα.
Ἥ δὲ καὶ ἀτρύγετον πέλαγος τέκεν, οἴδματι θυῖον,
Πόντον, ἄτερ φιλότητος ἐφιμέρου· αὐτὰρ ἔπειτα
Οὐρανῷ εὐνηθεῖσα τέκ᾽ Ὠκεανὸν βαθυδίνην
Κοῖόν τε Κρῖόν θ᾽ Ὑπερίονά τ᾽ Ἰαπετόν τε
Θείαν τε ῾Ρείαν τε Θέμιν τε Μνημοσύνην τε
Φοίβην τε χρυσοστέφανον Τηθύν τ᾽ ἐρατεινήν.
Τοὺς δὲ μέθ᾽ ὁπλότατος γένετο Κρόνος ἀγκυλομήτης,
δεινότατος παίδων· θαλερὸν δ᾽ ἤχθηρε τοκῆα.




130




135



Aarde bracht eerst de Hemel vol sterren voort,
gelijk aan haar zelf, opdat hij haar aan alle kanten bedekte, 
opdat zij een altijd onwankelbare zetel voor de gelukzalige goden zou zijn.
Zij bracht de hoge bergen voort, de bevallige verblijfplaatsen van godinnen,
Nimfen, die wonen in bosrijke bergen.
Zij bracht ook de oogstloze zee voort, ziedend met zijn deining,
Pontos, zonder heerlijke liefde; maar daarna,
met de Hemel naar bed gegaan, baarde zij diepkolkende Okeanos
en Koios en Krios en Hyperion en Iapetos
en Theia en Rheia en Themis en Mnemosyne
en Phoibe met gouden kroon en lieflijke Tethys.
Na hen werd als jongste Kronos met zijn kromme plannen geboren,
de vreselijkste van de kinderen; hij haatte zijn sterke verwekker.
Γείνατο δ᾽ αὖ Κύκλωπας ὑπέρβιον ἦτορ ἔχοντας,
Βρόντην τε Στερόπην τε καὶ Ἄργην ὀβριμόθυμον,
οἳ Ζηνὶ βροντήν τε δόσαν τεῦξάν τε κεραυνόν.
Οἳ δή τοι τὰ μὲν ἄλλα θεοῖς ἐναλίγκιοι ἦσαν,
μοῦνος δ᾽ ὀφθαλμὸς μέσσῳ ἐνέκειτο μετώπῳ.
Κύκλωπες δ᾽ ὄνομ᾽ ἦσαν ἐπώνυμον, οὕνεκ᾽ ἄρα σφέων
κυκλοτερὴς ὀφθαλμὸς ἕεις ἐνέκειτο μετώπῳ·
ἰσχὺς δ᾽ ἠδὲ βίη καὶ μηχαναὶ ἦσαν ἐπ᾽ ἔργοις.

140




145

Toen bracht zij de Cyclopen voort, met hun gewelddadig hart,
Brontes en Steropes en geestkrachtige Arges,
die aan Zeus de donder gaven en de bliksem vervaardigden.
Zij waren in andere dingen net zoals de goden,
maar slechts één oog was midden in hun voorhoofd gezet.
Cyclopen waren ze genoemd van naam, omdat er namelijk
in hun voorhoofd één cirkelvormig oog was gezet:
kracht en geweld en uitvindingen waren in hun werken.
Ἄλλοι δ᾽ αὖ Γαίης τε καὶ Οὐρανοῦ ἐξεγένοντο
τρεῖς παῖδες μεγάλοι τε καὶ ὄβριμοι, οὐκ ὀνομαστοί,
Κόττος τε Βριάρεώς τε Γύης θ᾽, ὑπερήφανα τέκνα.
Τῶν ἑκατὸν μὲν χεῖρες ἀπ᾽ ὤμων ἀίσσοντο,
ἄπλαστοι, κεφαλαὶ δὲ ἑκάστῳ πεντήκοντα
ἐξ ὤμων ἐπέφυκον ἐπὶ στιβαροῖσι μέλεσσιν·
ἰσχὺς δ᾽ ἄπλητος κρατερὴ μεγάλῳ ἐπὶ εἴδει.



150



Toen werden uit Aarde en Hemel drie andere zonen geboren,
groot en krachtig, onuitsprekelijk,
Kottos en Briareos en Gyes, arrogante kinderen.
Honderd armen sprongen op uit hun schouders,
niet te benaderen, en bij ieder groeiden vijftig hoofden
uit hun schouders op hun stevige ledematen;
hun enorme kracht is immens in hun grote vorm.
Ὅσσοι γὰρ Γαίης τε καὶ Οὐρανοῦ ἐξεγένοντο,
δεινότατοι παίδων, σφετέρῳ δ᾽ ἤχθοντο τοκῆι
ἐξ ἀρχῆς· καὶ τῶν μὲν ὅπως τις πρῶτα γένοιτο,
πάντας ἀποκρύπτασκε, καὶ ἐς φάος οὐκ ἀνίεσκε,
Γαίης ἐν κευθμῶνι, κακῷ δ᾽ ἐπετέρπετο ἔργῳ
Οὐρανός. ἣ δ᾽ ἐντὸς στοναχίζετο Γαῖα πελώρη
στεινομένη· δολίην δὲ κακήν τ᾽ ἐφράσσατο τέχνην.
Αἶψα δὲ ποιήσασα γένος πολιοῦ ἀδάμαντος
τεῦξε μέγα δρέπανον καὶ ἐπέφραδε παισὶ φίλοισιν·

155




160


Want allen, die uit Aarde en Hemel geboren werden,
vreselijkste van de kinderen, werden gehaat door hun vader
vanaf het begin; en zodra een van hen geboren was,
verborg hij hen allemaal, en liet hen niet toe tot het licht,
in een bergplaats van de Aarde, en hij had plezier in zijn euveldaad,
de Hemel. Maar de enorme Aarde kreunde van binnen,
volgeduwd; en zij bedacht een listige lelijke truc.
Snel maakte zij de soort van grijs staal en
vervaardigde een grote sikkel en liet hem zien aan haar kinderen;
εἶπε δὲ θαρσύνουσα, φίλον τετιημένη ἦτορ·
«Παῖδες ἐμοὶ καὶ πατρὸς ἀτασθάλου, αἴ κ᾽ ἐθέλητε
πείθεσθαι, πατρός κε κακὴν τισαίμεθα λώβην
ὑμετέρου· πρότερος γὰρ ἀεικέα μήσατο ἔργα.»


165

en zij zei bemoedigend, verdrietig in haar hart:
"Kinderen van mij en van een boosaardige vader, als jullie willen
gehoorzamen, wij zouden de slechte gewelddaad van jullie vader
kunnen wreken; want hij bedacht als eerste schandelijke daden."
Ὥς φάτο· τοὺς δ᾽ ἄρα πάντας ἕλεν δέος, οὐδέ τις αὐτῶν
φθέγξατο. Θαρσήσας δὲ μέγας Κρόνος ἀγκυλομήτης
ἂψ αὖτις μύθοισι προσηύδα μητέρα κεδνήν·
«Μῆτερ, ἐγώ κεν τοῦτό γ᾽ ὑποσχόμενος τελέσαιμι
ἔργον, ἐπεὶ πατρός γε δυσωνύμου οὐκ ἀλεγίζω
ἡμετέρου· πρότερος γὰρ ἀεικέα μήσατο ἔργα».



170


Zo sprak zij; hen allen greep nu angst, en geen van hen
sprak een woord. Maar grote Kronos met zijn kromme plannen vatte moed
en antwoordde zijn dierbare moeder met de woorden:
"Moeder, ik kan dat werk wel beloven en voltooien,
omdat ik me niet bekommer om onze onnoemelijke vader;
want hij bedacht als eerste schandelijke daden."
Ὥς φάτο· γήθησεν δὲ μέγα φρεσὶ Γαῖα πελώρη.
Εἷσε δέ μιν κρύψασα λόχῳ· ἐνέθηκε δὲ χερσὶν
ἅρπην καρχαρόδοντα· δόλον δ᾽ ὑπεθήκατο πάντα.
Ἦλθε δὲ νύκτ᾽ ἐπάγων μέγας Οὐρανός, ἀμφὶ δὲ Γαίῃ
ἱμείρων φιλότητος ἐπέσχετο καί ῥ᾽ ἐτανύσθη
πάντη· ὃ δ᾽ ἐκ λοχεοῖο πάις ὠρέξατο χειρὶ
σκαιῇ, δεξιτερῇ δὲ πελώριον ἔλλαβεν ἅρπην
μακρὴν καρχαρόδοντα, φίλου δ᾽ ἀπὸ μήδεα πατρὸς
ἐσσυμένως ἤμησε, πάλιν δ᾽ ἔρριψε φέρεσθαι
ἐξοπίσω· τὰ μὲν οὔ τι ἐτώσια ἔκφυγε χειρός·
ὅσσαι γὰρ ῥαθάμιγγες ἀπέσσυθεν αἱματόεσσαι,
πάσας δέξατο Γαῖα· περιπλομένων δ᾽ ἐνιαυτῶν
γείνατ᾽ Ἐρινῦς τε κρατερὰς μεγάλους τε Γίγαντας,
τεύχεσι λαμπομένους, δολίχ᾽ ἔγχεα χερσὶν ἔχοντας,
Νύμφας θ᾽, ἃς Μελίας καλέουσ᾽ ἐπ᾽ ἀπείρονα γαῖαν.
Μήδεα δ᾽ ὡς τὸ πρῶτον ἀποτμήξας ἀδάμαντι
κάββαλ᾽ ἀπ᾽ ἠπείροιο πολυκλύστῳ ἐνὶ πόντῳ,
ὣς φέρετ᾽ ἂμ πέλαγος πουλὺν χρόνον, ἀμφὶ δὲ λευκὸς
ἀφρὸς ἀπ᾽ ἀθανάτου χροὸς ὤρνυτο· τῷ δ᾽ ἔνι κούρη
ἐθρέφθη· πρῶτον δὲ Κυθήροισιν ζαθέοισιν
ἔπλητ᾽, ἔνθεν ἔπειτα περίρρυτον ἵκετο Κύπρον.
Ἐκ δ᾽ ἔβη αἰδοίη καλὴ θεός, ἀμφὶ δὲ ποίη
ποσσὶν ὕπο ῥαδινοῖσιν ἀέξετο· τὴν δ᾽ Ἀφροδίτην
ἀφρογενέα τε θεὰν καὶ ἐυστέφανον Κυθέρειαν
κικλῄσκουσι θεοί τε καὶ ἀνέρες, οὕνεκ᾽ ἐν ἀφρῷ
θρέφθη· ἀτὰρ Κυθέρειαν, ὅτι προσέκυρσε Κυθήροις·
Κυπρογενέα δ᾽, ὅτι γέντο πολυκλύστῳ ἐνὶ Κύπρῳ·
ἠδὲ φιλομμηδέα, ὅτι μηδέων ἐξεφαάνθη.
Τῇ δ᾽ Ἔρος ὡμάρτησε καὶ Ἵμερος ἕσπετο καλὸς
γεινομένῃ τὰ πρῶτα θεῶν τ᾽ ἐς φῦλον ἰούσῃ.
Ταύτην δ᾽ ἐξ ἀρχῆς τιμὴν ἔχει ἠδὲ λέλογχε
μοῖραν ἐν ἀνθρώποισι καὶ ἀθανάτοισι θεοῖσι,
Παρθενίους τ᾽ ὀάρους μειδήματά τ᾽ ἐξαπάτας τε
τέρψιν τε γλυκερὴν φιλότητά τε μειλιχίην τε.


175




180




185




190




195
196



200




205

Zo sprak hij; en de enorme Aarde verheugde zich zeer in haar hart.
Ze zette hem neer en verborg hem in een hinderlaag; in zijn handen
legde zij de gezaagtande sikkel; ze legde de hele list uit.
Grote Hemel kwam de nacht brengen, en verlangend naar liefde
spreidde hij zich uit over de Aarde en lag uitgestrekt
naar alle kanten; en de zoon strekte uit de hinderlaag zijn linkerhand uit,
met zijn rechter greep hij de enorme sikkel,
lang en zaaggetand, en maaide zonder aarzelen de geslachtsdelen
van zijn vader eraf, en gooide ze achterwaarts weg
naar achteren; niet zonder uitwerking vlogen zij uit zijn hand;
want de bloeddruppels die eraf sprongen
ontving de Aarde allemaal; met het wentelen der jaren
bracht zij de krachtige Erinyen voort en de grote Giganten,
schitterend in hun wapenrusting, met lange speren in hun handen,
en de Nimfen, die men 'Melische' noemt op de grenzeloze aarde.
Toen hij eerst de geslachtsdelen had afgesneden met het staal
en die van het vasteland in de klotsende zee had geworpen,
werden zij zo lange tijd over zee gevoerd, en rondom rees wit
schuim op van het onsterfelijke vlees; en daarin groeide
een meisje; eerst naderde zij het heilige Kythera,
vandaar bereikte zij daarna het omstroomde Cyprus.
Een eerbiedwaardige mooie godin kwam er uit, en rondom
groeide gras onder haar slanke voeten; Aphrodite,
schuimgeboren godin en Kythereia met mooie kroon
noemen goden en mensen haar, omdat zij in schuim
was gegroeid; en Kythereia, omdat zij Kythera tegenkwam;
en Kyprogeneia, omdat zij was geboren op door zee omklotst Cyprus;
en lachgraag, omdat ze tevoorschijn kwam uit genitaliën.
Eros vergezelde haar en mooie Himeros volgde haar,
zodra zij geboren was en naar de stam van de goden ging.
Vanaf het begin bezit zij deze eer en verkreeg
als haar deel bij mensen en onsterfelijke goden:
meisjesgesprekken en glimlachen en leugentjes
en heerlijk plezier en liefde en tederheid.
Τοὺς δὲ πατὴρ Τιτῆνας ἐπίκλησιν καλέεσκε
παῖδας νεικείων μέγας Οὐρανός, οὓς τέκεν αὐτός·
φάσκε δὲ τιταίνοντας ἀτασθαλίῃ μέγα ῥέξαι
ἔργον, τοῖο δ᾽ ἔπειτα τίσιν μετόπισθεν ἔσεσθαι.



210
Hun vader de grote Hemel gaf hen de naam Titanen als bijnaam,
scheldend op zijn kinderen, die hij zelf had verwekt;
hij zei, dat zij zich rekten in boosaardigheid om een grote daad
te verrichten, en er daarna later daarvoor een straf zal zijn
Νὺξ δ᾽ ἔτεκεν στυγερόν τε Μόρον καὶ Κῆρα μέλαιναν
καὶ Θάνατον, τέκε δ᾽ Ὕπνον, ἔτικτε δὲ φῦλον Ὀνείρων·
οὔ τινι κοιμηθεῖσα θεὰ τέκε Νὺξ ἐρεβεννή
δεύτερον αὖ Μῶμον καὶ Ὀιζὺν ἀλγινόεσσαν
Ἑσπερίδας θ᾽, ᾗς μῆλα πέρην κλυτοῦ Ὠκεανοῖο
χρύσεα καλὰ μέλουσι φέροντά τε δένδρεα καρπόν.
Καὶ Μοίρας καὶ Κῆρας ἐγείνατο νηλεοποίνους,
[Κλωθώ τε Λάχεσίν τε καὶ Ἄτροπον, αἵτε βροτοῖσι
γεινομένοισι διδοῦσιν ἔχειν ἀγαθόν τε κακόν τε,]
αἵ τ᾽ ἀνδρῶν τε θεῶν τε παραιβασίας ἐφέπουσιν·
οὐδέ ποτε λήγουσι θεαὶ δεινοῖο χόλοιο,
πρίν γ᾽ ἀπὸ τῷ δώωσι κακὴν ὄπιν, ὅς τις ἁμάρτῃ.
Τίκτε δὲ καὶ Νέμεσιν, πῆμα θνητοῖσι βροτοῖσι,
Νὺξ ὀλοή· μετὰ τὴν δ᾽ Ἀπάτην τέκε καὶ Φιλότητα
Γῆράς τ᾽ οὐλόμενον, καὶ Ἔριν τέκε καρτερόθυμον.


213
214
215



218
219
220




225
Nacht baarde afschuwelijke Doem en zwart Noodlot
en Dood, en baarde Slaap, en baarde de familie Dromen:
daarna dan baarde donkere Nacht zonder met een van de goden
te hebben geslapen Verwijt en pijnlijke Narigheid
en de Hesperiden, die aan de overkant van de roemrijke Okeanos
zorgen voor de mooie gouden appels en de bomen die de vrucht dragen.
En ze baarde de Schikgodinnen en de meedogenloos straffende Keres,
[Klotho en Lachesis en Atropos, die aan de stervelingen
wanneer ze geboren worden goed en slecht geven om te hebben,]
die overtredingen van mensen en goden behandelen;
niet houden de godinnen ooit op met hun vreselijke wrok,
voordat zij een boze straf geven aan degene die een fout heeft gemaakt.
Dodelijke Nacht baarde ook Nemesis, een ramp voor sterfelijke mensen;
daarna baarde zij Bedrog en Liefde
en verderfelijke Ouderdom, en zij baarde hardvochtig Conflict.
Αὐτὰρ Ἔρις στυγερὴ τέκε μὲν Πόνον ἀλγινόεντα
Λήθην τε Λιμόν τε καὶ Ἄλγεα δακρυόεντα
Ὑσμίνας τε Μάχας τε Φόνους τ᾽ Ἀνδροκτασίας τε
Νείκεά τε ψευδέας τε Λόγους Ἀμφιλλογίας τε
Δυσνομίην τ᾽ Ἄτην τε, συνήθεας ἀλλήλῃσιν,
Ὅρκον θ᾽, ὃς δὴ πλεῖστον ἐπιχθονίους ἀνθρώπους
πημαίνει, ὅτε κέν τις ἑκὼν ἐπίορκον ὀμόσσῃ.




230


En afschuwelijk Conflict baarde pijnlijke Moeite
en Vergetelheid en Honger en tranenrijke Pijnen
en Schermutselingen en Gevechten en Doodslag en Moorden
en Ruzies en Leugens en Discussies
en Wetteloosheid en Begoocheling, goede bekenden van elkaar,
en Eed, die wel de meeste ellende voor de mensen op aarde
brengt, wanneer iemand opzettelijk een valse eed zweert.
Νηρέα δ᾽ ἀψευδέα καὶ ἀληθέα γείνατο Πόντος,
πρεσβύτατον παίδων· αὐτὰρ καλέουσι γέροντα,
οὕνεκα νημερτής τε καὶ ἤπιος, οὐδὲ θεμιστέων
λήθεται, ἀλλὰ δίκαια καὶ ἤπια δήνεα οἶδεν·
αὖτις δ᾽ αὖ Θαύμαντα μέγαν καὶ ἀγήνορα Φόρκυν
Γαίῃ μισγόμενος καὶ Κητὼ καλλιπάρῃον
Εὐρυβίην τ᾽ ἀδάμαντος ἐνὶ φρεσὶ θυμὸν ἔχουσαν.


235




Pontos verwekte Nereus, waarheidlievend en waarachtig,
de oudste van zijn kinderen; en ze noemen hem de Oude Man,
omdat hij onfeilbaar is en vriendelijk, en niet de wetten
vergeet, maar rechtvaardige en vriendelijke plannen kent;
toen verwekte hij grote Thaumas en fiere Phorkys,
samen gaand met Aarde, en Keto met mooie wangen
en Eurybia die een hart van staal in haar borst heeft.
Νηρῆος δ᾽ ἐγένοντο μεγήριτα τέκνα θεάων
πόντῳ ἐν ἀτρυγέτῳ καὶ Δωρίδος ἠυκόμοιο,
κούρης Ὠκεανοῖο, τελήεντος ποταμοῖο,
Πλωτώ τ᾽ Εὐκράντη τε Σαώ τ᾽ Ἀμφιτρίτη τε
Εὐδώρη τε Θέτις τε Γαλήνη τε Γλαύκη τε
Κυμοθόη Σπειώ τε θοὴ Θαλίη τ᾽ ἐρόεσσα
Πασιθέη τ᾽ Ἐρατώ τε καὶ Εὐνίκη ῥοδόπηχυς
καὶ Μελίτη χαρίεσσα καὶ Εὐλιμένη καὶ Ἀγαυὴ
Δωτώ τε Πρωτώ τε Φέρουσά τε Δυναμένη τε
Νησαίη τε καὶ Ἀκταίη καὶ Πρωτομέδεια
Δωρὶς καὶ Πανόπεια καὶ εὐειδὴς Γαλάτεια
Ἱπποθόη τ᾽ ἐρόεσσα καὶ Ἱππονόη ῥοδόπηχυς
Κυμοδόκη θ᾽, ἣ κύματ᾽ ἐν ἠεροειδέι πόντῳ
πνοιάς τε ζαέων ἀνέμων σὺν Κυματολήγῃ
ῥεῖα πρηΰνει καὶ ἐυσφύρῳ Ἀμφιτρίτῃ,
Κυμώ τ᾽ Ἠιόνη τε ἐυστέφανός θ᾽ Ἁλιμήδη
Γλαυκονόμη τε φιλομμειδὴς καὶ Ποντοπόρεια
Λειαγόρη τε καὶ Εὐαγόρη καὶ Λαομέδεια
Πουλυνόη τε καὶ Αὐτονόη καὶ Λυσιάνασσα
Εὐάρνη τε φυήν τ᾽ ἐρατὴ καὶ εἶδος ἄμωμος
καὶ Ψαμάθη χαρίεσσα δέμας δίη τε Μενίππη
Νησώ τ᾽ Εὐπόμπη τε Θεμιστώ τε Προνόη τε
Νημερτής θ᾽, ἣ πατρὸς ἔχει νόον ἀθανάτοιο.
Αὗται μὲν Νηρῆος ἀμύμονος ἐξεγένοντο
κοῦραι πεντήκοντα, ἀμύμονα ἔργα ἰδυῖαι.
240




245




250




255




260




Van Nereus werden talloze godinnenkinderen geboren
in de oogstloze zee en van Doris met prachtig haar,
de dochter van Okeanos, de rivier die om de wereld cirkelt,
Ploto en Eukrante en Sao en Amphitrite
en Eudora en Thetis en Galene en Glauke,
Kymothoë en snelle Speio en lieflijke Thalia
en Pasithea en Erato en Eunike met rozige armen
en gracieuze Melite en Eulimene en Agaue
en Doto en Proto en Pherusa en Dynamene
en Nesaia en Aktaia en Protomedeia
en Doris en Panopeia en goedgevormde Galateia
en lieflijke Hippothoë en Hipponoë met rozige armen
en Kymodoke, die golven in de mistige zee
en de vlagen van hardwaaiende winden samen met Kymatolege
en met Amphitrite met haar mooie enkels makkelijk kalmeert,
en Kymo en Eïone en Halimede met mooie krans
en Glaukonome die graag glimlacht en Pontoporeia
en Leiagore en Euagore en Laomedeia,
Polynoë en Autonoë en Lysianassa
en Euarne, lieflijk van uiterlijk en onberispelijk van vorm
en Psamathe, gracieus van lichaam, en hemelse Menippe
en Neso en Eupompe en Themisto en Pronoë
en Nemertes, die het denken van haar onsterfelijke vader heeft.
Die werden geboren uit voortreffelijke Nereus,
vijftig dochters, die voortreffelijke werken kennen.
Θαύμας δ᾽ Ὠκεανοῖο βαθυρρείταο θύγατρα
ἠγάγετ᾽ Ἠλέκτρην· ἣ δ᾽ ὠκεῖαν τέκεν Ἶριν
ἠυκόμους θ᾽ Ἁρπυίας Ἀελλώ τ᾽ Ὠκυπέτην τε,
αἵ ῥ᾽ ἀνέμων πνοιῇσι καὶ οἰωνοῖς ἅμ᾽ ἕπονται
ὠκείῃς πτερύγεσσι· μεταχρόνιαι γὰρ ἴαλλον.
265




Thaumas trouwde met de dochter van diepstromende Okeanos
Elektra; zij baarde snelle Iris
en de Harpijen met mooi haar, Aello en Okypete,
die de vlagen van de winden en de vogels bijhouden
met hun snelle vleugels; want zij vliegen hoog in de lucht.
Φόρκυϊ δ᾽ αὖ Κητὼ Γραίας τέκε καλλιπαρῄους
ἐκ γενετῆς πολιάς, τὰς δὴ Γραίας καλέουσιν
ἀθάνατοί τε θεοὶ χαμαὶ ἐρχόμενοί τ᾽ ἄνθρωποι,
Πεμφρηδώ τ᾽ ἐύπεπλον Ἐνυώ τε κροκόπεπλον,
Γοργούς θ᾽, αἳ ναίουσι πέρην κλυτοῦ Ὠκεανοῖο
ἐσχατιῇ πρὸς Νυκτός, ἵν᾽ Ἑσπερίδες λιγύφωνοι,
Σθεννώ τ᾽ Εὐρυάλη τε Μέδουσά τε λυγρὰ παθοῦσα.
Ἥ μὲν ἔην θνητή, αἳ δ᾽ ἀθάνατοι καὶ ἀγήρῳ,
αἱ δύο· τῇ δὲ μιῇ παρελέξατο Κυανοχαίτης
ἐν μαλακῷ λειμῶνι καὶ ἄνθεσιν εἰαρινοῖσιν.
Τῆς δ᾽ ὅτε δὴ Περσεὺς κεφαλὴν ἀπεδειροτόμησεν,
ἔκθορε Χρυσαωρ τε μέγας καὶ Πήγασος ἵππος.
Τῷ μὲν ἐπώνυμον ἦεν, ὅτ᾽ Ὠκεανοῦ περὶ πηγὰς
γένθ᾽, ὃ δ᾽ ἄορ χρύσειον ἔχων μετὰ χερσὶ φίλῃσιν.
Χὠ μὲν ἀποπτάμενος προλιπὼν χθόνα, μητέρα μήλων,
ἵκετ᾽ ἐς ἀθανάτους· Ζηνὸς δ᾽ ἐν δώμασι ναίει
βροντήν τε στεροπήν τε φέρων Διὶ μητιόεντι.
Χρυσάωρ δ᾽ ἔτεκεν τρικέφαλον Γηρυονῆα
μιχθεὶς Καλλιρόῃ κούρῃ κλυτοῦ Ὠκεανοῖο.
Τὸν μὲν ἄρ᾽ ἐξενάριξε βίη Ἡρακληείη
βουσὶ παρ᾽ εἰλιπόδεσσι περιρρύτῳ εἰν Ἐρυθείῃ
ἤματι τῷ ὅτε περ βοῦς ἤλασεν εὐρυμετώπους
Τίρυνθ᾽ εἰς ἱερὴν διαβὰς πόρον Ὠκεανοῖο
Ὄρθον τε κτείνας καὶ βουκόλον Εὐρυτίωνα
σταθμῷ ἐν ἠερόεντι πέρην κλυτοῦ Ὠκεανοῖο.
270




275




280




285




290




Toen baarde Keto voor Phorkys de Oude Vrouwen met mooie wangen,
vanaf hun geboorte met grijs haar, die de onsterfelijke goden
en de op de grond lopende mensen Graiai noemen,
Pemphredo met mooie mantel en Enyo met saffraanmantel,
en de Gorgonen, die wonen aan de overkant van de roemrijke Okeanos
op de rand bij de Nacht, waar de Hesperiden met heldere stemmen ook zijn,
Sthenno en Euryale en Medusa die ellende ondervond.
Zij was sterfelijk, de anderen onsterfelijk en eeuwig jong,
de twee; bij haar alleen sliep de Donkerharige
in een zachte weide met voorjaarsbloemen.
Toen Perseus van haar het hoofd van de nek sneed,
sprong grote Chrysaor eruit en het paard Pegasos.
De een kreeg zijn naam, omdat hij bij de bronnen van de Okeanos
werd geboren, de ander omdat hij een gouden zwaard in zijn handen heeft.
En Pegasos vloog weg en verliet de aarde, moeder van schapen,
en kwam bij de onsterfelijken; hij woont in het huis van Zeus
en brengt donder en bliksem naar wijze Zeus.
Chrysaor verwekte Geryoneus met zijn drie hoofden,
verenigd met Kallirhoë, dochter van roemrijke Okeanos.
Hij nu werd gedood door geweldige Herakles
bij zijn runderen met slingerende poten in door zee omstroomd Erytheia
op de dag dat hij die runderen met brede voorhoofden dreef
naar het heilige Tiryns, nadat hij de oversteek van Okeanos had gemaakt
en Orthos had gedood en runderherder Eurytion
in zijn nevelige stal aan de overkant van roemrijke Okeanos.
Ἥ δ᾽ ἔτεκ᾽ ἄλλο πέλωρον ἀμήχανον, οὐδὲν ἐοικὸς
θνητοῖς ἀνθρώποις οὐδ᾽ ἀθανάτοισι θεοῖσιν,
σπῆι ἔνι γλαφυρῷ, θείην κρατερόφρον᾽ Ἔχιδναν,
ἥμισυ μὲν νύμφην ἑλικώπιδα καλλιπάρῃον,
ἥμισυ δ᾽ αὖτε πέλωρον ὄφιν δεινόν τε μέγαν τε
αἰόλον ὠμηστὴν ζαθέης ὑπὸ κεύθεσι γαίης.
Ἔνθα δέ οἱ σπέος ἐστὶ κάτω κοίλῃ ὑπὸ πέτρῃ
τηλοῦ ἀπ᾽ ἀθανάτων τε θεῶν θνητῶν τ᾽ ἀνθρώπων·
ἔνθ᾽ ἄρα οἱ δάσσαντο θεοὶ κλυτὰ δώματα ναίειν.
Ἥ δ᾽ ἐρυτ᾽ εἰν Ἀρίμοισιν ὑπὸ χθόνα λυγρὴ Ἔχιδνα,
ἀθάνατος νύμφη καὶ ἀγήραος ἤματα πάντα.
295




300




305
Keto baarde een ander onhandelbaar monster, in niets lijkend
op sterfelijke mensen of onsterfelijke goden,
in een holle grot, goddelijke onverschrokken Echidna,
half een nimf met scherpe blik en mooie wangen,
maar half een monsterlijke slang, vreselijk en groot,
glinsterend, rauw vlees etend, onder in de holen van de heilige aarde.
Daar heeft zij een grot, diep onder een holle rots,
ver van de onsterfelijke goden en de sterfelijke mensen;
daar deelden de goden haar toe roemvolle huizen te bewonen.
Zij houdt de wacht in Arima onder de grond, verderfelijke Echidna,
een nimf onsterfelijk en leeftijdloos alle dagen.
Τῇ δὲ Τυφάονά φασι μιγήμεναι ἐν φιλότητι
δεινόν θ᾽ ὑβριστήν τ᾽ ἄνομόν θ᾽ ἑλικώπιδι κούρῃ·
ἣ δ᾽ ὑποκυσαμένη τέκετο κρατερόφρονα τέκνα.
Ὄρθον μὲν πρῶτον κύνα γείνατο Γηρυονῆι·
δεύτερον αὖτις ἔτικτεν ἀμήχανον, οὔ τι φατειὸν
Κέρβερον ὠμηστήν, Ἀίδεω κύνα χαλκεόφωνον,
πεντηκοντακέφαλον, ἀναιδέα τε κρατερόν τε·
τὸ τρίτον Ὕδρην αὖτις ἐγείνατο λυγρὰ ἰδυῖαν
Λερναίην, ἣν θρέψε θεὰ λευκώλενος Ἥρη
ἄπλητον κοτέουσα βίῃ Ἡρακληείῃ.
Καὶ τὴν μὲν Διὸς υἱὸς ἐνήρατο νηλέι χαλκῷ
Ἀμφιτρυωνιάδης σὺν ἀρηιφίλῳ Ἰολάῳ
Ἡρακλέης βουλῇσιν Ἀθηναίης ἀγελείης.




310




315



Men zegt dat Typhon zich met haar verenigde in liefde,
de vreselijke wetteloze geweldpleger met het meisje met scherpe blik;
zij werd zwanger en baarde onverschrokken kinderen.
Eerst baarde zij Orthos de hond voor Geryoneus;
vervolgens dan baarde zij de onhandelbare onuitsprekelijke
Kerberos die rauw vlees eet, de hond met bronzen stem van Hades,
met vijftig koppen, nietsontziend en krachtig;
als derde dan baarde zij de boosaardige Hydra van Lerna,
die gevoed werd door de godin Hera met de witte armen,
vol enorme wrok jegens de geweldige Herakles.
Maar de zoon van Zeus doodde de Hydra met meedogenloos brons,
de telg van Amphitryon, samen met Iolaos, dierbaar aan Ares,
Herakles, met behulp van de plannen van Athena, leidster van het krijgsvolk.
Ἥ δὲ Χίμαιραν ἔτικτε πνέουσαν ἀμαιμάκετον πῦρ,
δεινήν τε μεγάλην τε ποδώκεά τε κρατερήν τε.
Τῆς δ᾽ ἦν τρεῖς κεφαλαί· μία μὲν χαροποῖο λέοντος,
ἣ δὲ χιμαίρης, ἣ δ᾽ ὄφιος, κρατεροῖο δράκοντος,
[πρόσθε λέων, ὄπιθεν δὲ δράκων, μέσση δὲ χίμαιρα,
δεινὸν ἀποπνείουσα πυρὸς μένος αἰθομένοιο.]
Τὴν μὲν Πήγασος εἷλε καὶ ἐσθλὸς Βελλεροφόντης.
Ἥ δ᾽ ἄρα Φῖκ᾽ ὀλοὴν τέκε Καδμείοισιν ὄλεθρον
Ὅρθῳ ὑποδμηθεῖσα Νεμειαῖόν τε λέοντα,
τόν ῥ᾽ Ἥρη θρέψασα Διὸς κυδρὴ παράκοιτις
γουνοῖσιν κατένασσε Νεμείης, πῆμ᾽ ἀνθρώποις.
Ἔνθ᾽ ἄρ᾽ ὃ οἰκείων ἐλεφαίρετο φῦλ᾽ ἀνθρώπων,
κοιρανέων Τρητοῖο Νεμείης ἠδ᾽ Ἀπέσαντος·
ἀλλά ἑ ἲς ἐδάμασσε βίης Ἡρακληείης.
319
320


323
324

325




330


De Hydra baarde Chimaira, die onbedwingbaar vuur ademt,
vreselijk en groot en snelvoetig en krachtig.
Zij had drie hoofden; een van een leeuw met felle ogen,
een van een geit, een van een slang, een sterke draak,
van voren een leeuw, van achteren een draak, in het midden een geit,
de vreselijke kracht van brandend vuur uitademend.
Haar doodde Pegasos en edele Bellerophon. 
Chimaira baarde de dodelijke Sfinx, de ondergang voor de Thebanen,
overweldigd door Orthos, en de leeuw van Nemea,
die Hera, de beroemde echtgenote van Zeus, voedde
en vestigde in de heuvels van Nemea, een vloek voor de mensen.
Daar wonend vernietigde hij de volksstammen van de mensen,
heersend over Tretos bij Nemea en Apesas;
maar de kracht van de geweldige Herakles overmeesterde hem.
Κητὼ δ᾽ ὁπλότατον Φόρκυι φιλότητι μιγεῖσα
γείνατο δεινὸν ὄφιν, ὃς ἐρεμνῆς κεύθεσι γαίης
πείρασιν ἐν μεγάλοις παγχρύσεα μῆλα φυλάσσει.
Τοῦτο μὲν ἐκ Κητοῦς καὶ Φόρκυνος γένος ἐστίν.


335

Keto, verenigd in liefde met Phorkys, baarde als jongste
een vreselijke slang, die in verborgen holen van de donkere aarde
bij de grote grenzen de geheel gouden appels bewaakt.
Dat nu is het nageslacht van Keto en Phorkys.
Τηθὺς δ᾽ Ὠκεανῷ Ποταμοὺς τέκε δινήεντας,
Νεῖλόν τ᾽ Ἀλφειόν τε καὶ Ἠριδανὸν βαθυδίνην
Στρυμόνα Μαίανδρόν τε καὶ Ἴστρον καλλιρέεθρον
Φᾶσίν τε ῾Ρῆσόν τ᾽ Ἀχελώιόν τ᾽ ἀργυροδίνην
Νέσσον τε ῾Ροδίον θ᾽ Ἁλιάκμονά θ᾽ Ἑπτάπορόν τε
Γρήνικόν τε καὶ Αἴσηπον θεῖόν τε Σιμοῦντα
Πηνειόν τε καὶ Ἕρμον ἐυρρείτην τε Κάικον
Σαγγάριόν τε μέγαν Λάδωνά τε Παρθένιόν τε
Εὔηνόν τε καὶ Ἄρδησκον θεῖόν τε Σκάμανδρον.
Τίκτε δὲ θυγατέρων ἱερὸν γένος, αἳ κατὰ γαῖαν
ἄνδρας κουρίζουσι σὺν Ἀπόλλωνι ἄνακτι
καὶ Ποταμοῖς, ταύτην δὲ Διὸς πάρα μοῖραν ἔχουσι,
Πειθώ τ᾽ Ἀδμήτη τε Ἰάνθη τ᾽ Ἠλέκτρη τε
Δωρίς τε Πρυμνώ τε καὶ Οὐρανίη θεοειδὴς
Ἱππώ τε Κλυμένη τε ῾Ρόδειά τε Καλλιρόη τε
Ζευξώ τε Κλυτίη τε Ἰδυῖά τε Πασιθόη τε
Πληξαύρη τε Γαλαξαύρη τ᾽ ἐρατή τε Διώνη
Μηλόβοσίς τε Θόη τε καὶ εὐειδὴς Πολυδώρη
Κερκηίς τε φυὴν ἐρατὴ Πλουτώ τε βοῶπις
Περσηίς τ᾽ Ἰάνειρά τ᾽ Ἀκάστη τε Ξάνθη τε
Πετραίη τ᾽ ἐρόεσσα Μενεσθώ τ᾽ Εὐρώπη τε
Μῆτίς τ᾽ Εὐρυνόμη τε Τελεστώ τε κροκόπεπλος
Χρυσηίς τ᾽ Ἀσίη τε καὶ ἱμερόεσσα Καλυψὼ
Εὐδώρη τε Τύχη τε καὶ Ἀμφιρὼ Ὠκυρόη τε
καὶ Στύξ, ἣ δή σφεων προφερεστάτη ἐστὶν ἁπασέων.
Αὗται δ᾽ Ὠκεανοῦ καὶ Τηθύος ἐξεγένοντο
πρεσβύταται κοῦραι· πολλαί γε μέν εἰσι καὶ ἄλλαι.
Τρὶς γὰρ χίλιαί εἰσι τανύσφυροι Ὠκεανῖναι,
αἵ ῥα πολυσπερέες γαῖαν καὶ βένθεα λίμνης
πάντη ὁμῶς ἐφέπουσι, θεάων ἀγλαὰ τέκνα.
Τόσσοι δ᾽ αὖθ᾽ ἕτεροι ποταμοὶ καναχηδὰ ῥέοντες,
υἱέες Ὠκεανοῦ, τοὺς γείνατο πότνια Τηθύς·
τῶν ὄνομ᾽ ἀργαλέον πάντων βροτὸν ἀνέρ᾽ ἐνισπεῖν,
Οἳ δὲ ἕκαστοι ἴσασιν, ὅσοι περιναιετάωσιν.
337


340




345
346



350




355




360




365




370
Tethys baarde voor Okeanos de kolkende rivieren,
de Nijl en de Alpheios en diepkolkende Eridanos,
Strymon en Maiander en prachtig stromende Ister
en Phasis en Rhesos en zilver kolkende Acheloios
en Nessos en Rhodios en Aliakmon en Heptaporos
en Granikos en Aisepos en goddelijke Simoeis
en Peneios en Hermos en goed stromende Kaikos
en grote Sangarios en Ladon en Parthenios
en Euenos en Ardeskos en goddelijke Skamander.
En zij baarde een heilige generatie van dochters, die op aarde
jongens tot mannen op doen groeien samen met heerser Apollo
en de rivieren, dat lot hebben zij van Zeus,
Peitho en Admete en Ianthe en Elektra
en Doris en Prymno en Ourania met goddelijk uiterlijk
en Hippo en Klymene en Rhodeia en Kallirhoë
en Zeuxo en Klytia en Idyia en Pasithoë
en Plexaura en Galaxaura en lieflijke Dione
en Melobosis en Thoë en Polydora met mooi uiterlijk
en Kerkeïs, lieflijk van vorm, en koe-ogige Plouto
en Perseïs en Ianeira en Akaste en Xanthe
en lieve Petraia en Menestho en Europa
en Metis en Eurynome en Telesto met saffraanmantel
en Chryseïs en Asia en lieftallige Kalypso
en Eudora en Tyche en Amphiro en Okyrhoë
en Styx, die de belangrijkste is van hen allen.
Zij werden geboren uit Okeanos en Tethys,
de oudste dochters; maar er zijn nog vele andere.
Want er zijn van Okeanos drieduizend dochters met slanke enkels,
die wijd verspreid de aarde en de diepten van de zee
overal op gelijke wijze bewonen, schitterende godinnendochters.
En er zijn net zo veel andere rivieren, luidruchtig stromend,
zonen van Okeanos, die heerseres Tethys voortbracht;
het is moeilijk voor een sterveling de naam van al die rivieren te vertellen,
maar alle mensen die er naast wonen kennen de naam.
Θεία δ᾽ Ἠέλιόν τε μέγαν λαμπράν τε Σελήνην
Ἠῶ θ᾽, ἣ πάντεσσιν ἐπιχθονίοισι φαείνει
ἀθανάτοις τε θεοῖσι, τοὶ οὐρανὸν εὐρὺν ἔχουσι,
γείναθ᾽ ὑποδμηθεῖσ᾽ Ὑπερίονος ἐν φιλότητι.
Κρίῳ δ᾽ Εὐρυβίη τέκεν ἐν φιλότητι μιγεῖσα
Ἀστραῖόν τε μέγαν Πάλλαντά τε δῖα θεάων
Πέρσην θ᾽, ὃς καὶ πᾶσι μετέπρεπεν ἰδμοσύνῃσιν.
Ἀστραίῳ δ᾽ Ἠὼς ἀνέμους τέκε καρτεροθύμους,
ἀργέστην Ζέφυρον Βορέην τ᾽ αἰψηροκέλευθον
καὶ Νότον, ἐν φιλότητι θεὰ θεῷ εὐνηθεῖσα.
Τοὺς δὲ μέτ᾽ ἀστέρα τίκτ' Ἠοσφόρον Ἠριγένεια
ἄστρα τε λαμπετόωντα, τά τ᾽ οὐρανὸς ἐστεφάνωται.




375




380
381

Theia baarde de grote Zon en de stralende Maan
en Eos, die schijnt voor alle aardbewoners
en de onsterfelijke goden, die de brede hemel bezitten,
nadat zij was overmeesterd in de liefde van Hyperion.
Eurybia, stralendste der godinnen, baarde voor Krios,
in liefde verenigd, grote Astraios en Pallas
en Perses, die tussen allen uitblonk in kennis en vaardigheid.
Eos baarde voor Astraios de onverschrokken winden,
heldermakende Zephyros en Boreas die snel zijn weg aflegt
en Notos, godin Eos, met god Astraios naar bed gegaan in liefde.
Na hen baarde de Vroeggeborene de dageraad brengende ster
en de fonkelende sterren, waarmee de hemel omkranst is.
Στὺξ δ᾽ ἔτεκ᾽ Ὠκεανοῦ θυγάτηρ Πάλλαντι μιγεῖσα
Ζῆλον καὶ Νίκην καλλίσφυρον ἐν μεγάροισιν·
καὶ Κράτος ἠδὲ Βίην ἀριδείκετα γείνατο τέκνα,
τῶν οὐκ ἔστ᾽ ἀπάνευθε Διὸς δόμος, οὐδέ τις ἕδρη,
οὐδ᾽ ὁδός, ὅππη μὴ κείνοις θεὸς ἡγεμονεύῃ,
ἀλλ᾽ αἰεὶ πὰρ Ζηνὶ βαρυκτύπῳ ἑδριόωνται.
Ὥς γὰρ ἐβούλευσεν Στὺξ ἄφθιτος Ὠκεανίνη
ἥματι τῷ, ὅτε πάντας Ὀλύμπιος ἀστεροπητὴς
ἀθανάτους ἐκάλεσσε θεοὺς ἐς μακρὸν Ὄλυμπον,
εἶπε δ᾽, ὃς ἂν μετὰ εἷο θεῶν Τιτῆσι μάχοιτο,
μή τιν᾽ ἀπορραίσειν γεράων, τιμὴν δὲ ἕκαστον
ἑξέμεν, ἣν τὸ πάρος γε μετ᾽ ἀθανάτοισι θεοῖσιν
Τὸν δ᾽ ἔφαθ᾽, ὅς τις ἄτιμος ὑπὸ Κρόνου ἠδ᾽ ἀγέραστος,
τιμῆς καὶ γεράων ἐπιβησέμεν, ἧ θέμις ἐστίν.
Ἦλθε δ᾽ ἄρα πρώτη Στὺξ ἄφθιτος Οὔλυμπόνδε
σὺν σφοῖσιν παίδεσσι φίλου διὰ μήδεα πατρός.
Τὴν δὲ Ζεὺς τίμησε, περισσὰ δὲ δῶρα ἔδωκεν.
Αὐτὴν μὲν γὰρ ἔθηκε θεῶν μέγαν ἔμμεναι ὅρκον,
παῖδας δ᾽ ἤματα πάντα ἕο μεταναιέτας εἶναι.
Ὥς δ᾽ αὔτως πάντεσσι διαμπερές, ὥς περ ὑπέστη,
ἐξετέλεσσ᾽· αὐτὸς δὲ μέγα κρατεῖ ἠδὲ ἀνάσσει.


385




390




395




400



Styx, dochter van Okeanos, baarde verenigd met Pallas
Zelos en Nike met mooie enkels in haar huis,
en bracht Macht en Geweld voort, uitmuntende kinderen,
Zij hebben geen huis apart van Zeus en geen zetel,
en geen weg waar zij niet door een god worden geleid,
maar altijd zetelen zij naast zwaardonderende Zeus.
Want zo plande Styx, de onverwoestbare dochter van Okeanos,
op de dag toen de Olympische bliksemslingeraar alle
onsterfelijke goden riep naar de hoge Olympos,
en zei dat wie van de goden met hem tegen de Titanen zou vechten,
hij hem niet zou beroven van zijn privileges, maar dat ieder de eer
zou blijven houden, die hij tevoren had tussen de onsterfelijke goden.
En hij zei, dat wie zonder eer door Kronos was en zonder privilege,
hij hem zou doen opklimmen naar eer en privileges, wat gewoonterecht is.
Onverwoestbare Styx kwam dus als eerste naar de Olympos
met haar kinderen, door de verstandige plannen van haar vader.
Zeus eerde haar en gaf haar uitzonderlijke geschenken.
Want hij liet haar de grote eed van de goden zijn,
en liet haar kinderen alle dagen samen bij hem wonen.
Zoals hij beloofd had, precies zo vervulde hij het voor allen helemaal;
en zelf regeert hij machtig en heerst.
Φοίβη δ᾽ αὖ Κοίου πολυήρατον ἦλθεν ἐς εὐνήν·
κυσαμένη δὴ ἔπειτα θεὰ θεοῦ ἐν φιλότητι
Λητὼ κυανόπεπλον ἐγείνατο, μείλιχον αἰεί,
μείλιχον ἐξ ἀρχῆς, ἀγανώτατον ἐντὸς Ὀλύμπου,
ἤπιον ἀνθρώποισι καὶ ἀθανάτοισι θεοῖσιν.
Γείνατο δ᾽ Ἀστερίην ἐυώνυμον, ἥν ποτε Πέρσης
ἠγάγετ᾽ ἐς μέγα δῶμα φίλην κεκλῆσθαι ἄκοιτιν.

405

408
407


410
Phoibe kwam naar het lieflijke bed van Koios;
dan zwanger geworden, de godin in de liefde van de god,
baarde zij Leto met donker gewaad, altijd teder,
teder vanaf het begin, de vriendelijkste binnen Olympos,
lief voor mensen en onsterfelijke goden.
Zij bracht ook Asteria voort, gunstig om te noemen, die eens Perses
naar zijn groot huis bracht om zijn echtgenote te heten.
Ἤ δ᾽ ὑποκυσαμένη Ἑκάτην τέκε, τὴν περὶ πάντων
Ζεὺς Κρονίδης τίμησε· πόρεν δέ οἱ ἀγλαὰ δῶρα,
μοῖραν ἔχειν γαίης τε καὶ ἀτρυγέτοιο θαλάσσης.
Ἥ δὲ καὶ ἀστερόεντος ἀπ᾽ οὐρανοῦ ἔμμορε τιμῆς
ἀθανάτοις τε θεοῖσι τετιμένη ἐστὶ μάλιστα.
Καὶ γὰρ νῦν, ὅτε πού τις ἐπιχθονίων ἀνθρώπων
ἔρδων ἱερὰ καλὰ κατὰ νόμον ἱλάσκηται,
κικλῄσκει Ἑκάτην· πολλή τέ οἱ ἕσπετο τιμὴ
ῥεῖα μάλ᾽, ᾧ πρόφρων γε θεὰ ὑποδέξεται εὐχάς,
καί τέ οἱ ὄλβον ὀπάζει, ἐπεὶ δύναμίς γε πάρεστιν.
Ὅσσοι γὰρ Γαίης τε καὶ Οὐρανοῦ ἐξεγένοντο
καὶ τιμὴν ἔλαχον, τούτων ἔχει αἶσαν ἁπάντων.
Οὐδέ τί μιν Κρονίδης ἐβιήσατο οὐδέ τ᾽ ἀπηύρα,
ὅσσ᾽ ἔλαχεν Τιτῆσι μετὰ προτέροισι θεοῖσιν,
ἀλλ᾽ ἔχει, ὡς τὸ πρῶτον ἀπ᾽ ἀρχῆς ἔπλετο δασμός,
οὐδ᾽, ὅτι μουνογενής, ἧσσον θεὰ ἔμμορε τιμῆς
καὶ γεράων γαίῃ τε καὶ οὐρανῷ ἠδὲ θαλάσσῃ,   
ἀλλ᾽ ἔτι καὶ πολὺ μᾶλλον, ἐπεὶ Ζεὺς τίεται αὐτήν. 
ᾮ  δ᾽ ἐθέλει, μεγάλως παραγίγνεται ἠδ᾽ ὀνίνησιν·
ἔν τε δίκῃ βασιλεῦσι παρ᾽ αἰδοίοισι καθίζει,
ἔν τ᾽ ἀγορῇ λαοῖσι μεταπρέπει, ὅν κ᾽ ἐθέλῃσιν·  
ἠδ᾽ ὁπότ᾽ ἐς πόλεμον φθεισήνορα θωρήσσωνται
ἀνέρες, ἔνθα θεὰ παραγίγνεται, οἷς κ᾽ ἐθέλῃσι
νίκην προφρονέως ὀπάσαι καὶ κῦδος ὀρέξαι.  
Ἐσθλὴ δ᾽ ἱππήεσσι παρεστάμεν, οἷς κ᾽ ἐθέλῃσιν.
Ἐσθλὴ δ᾽ αὖθ᾽ ὁπότ᾽ ἄνδρες ἀεθλεύωσιν ἀγῶνι,
ἔνθα θεὰ καὶ τοῖς παραγίγνεται ἠδ᾽ ὀνίνησιν·
νικήσας δὲ βίῃ καὶ κάρτεϊ, καλὸν ἄεθλον
ῥεῖα φέρει χαίρων τε, τοκεῦσι δὲ κῦδος ὀπάζει.
Καὶ τοῖς, οἳ γλαυκὴν δυσπέμφελον ἐργάζονται,
εὔχονται δ᾽ Ἑκάτῃ καὶ ἐρικτύπῳ Ἐννοσιγαίῳ,
ῥηιδίως ἄγρην κυδρὴ θεὸς ὤπασε πολλήν,
ῥεῖα δ᾽ ἀφείλετο φαινομένην, ἐθέλουσά γε θυμῷ.
Ἐσθλὴ δ᾽ ἐν σταθμοῖσι σὺν Ἑρμῇ ληίδ᾽ ἀέξειν·
βουκολίας δ᾽ ἀγέλας τε καὶ αἰπόλια πλατέ᾽ αἰγῶν
ποίμνας τ᾽ εἰροπόκων ὀίων, θυμῷ γ᾽ ἐθέλουσα,
ἐξ ὀλίγων βριάει καὶ ἐκ πολλῶν μείονα θῆκεν.
Οὕτω τοι καὶ μουνογενὴς ἐκ μητρὸς ἐοῦσα
πᾶσι μετ᾽ ἀθανάτοισι τετίμηται γεράεσσιν.
Θῆκε δέ μιν Κρονίδης κουροτρόφον, οἳ μετ᾽ ἐκείνην
ὀφθαλμοῖσιν ἴδοντο φάος πολυδερκέος Ἠοῦς.
Οὕτως ἐξ ἀρχῆς κουροτρόφος, αἳ δέ τε τιμαί.




415




420




425



429
434
430


433
439
435


438
440




445




450


En zij werd zwanger en baarde Hekate, die boven allen door
Zeus Kronos' zoon geëerd werd; hij gaf haar prachtige geschenken,
een deel te hebben van de aarde en van de oogstloze zee.
En ook van de sterrenrijke hemel kreeg zij eer
en is het meest geëerd door de onsterfelijke goden.
Want ook nu, wanneer iemand van de op aarde levende mensen
mooie offers brengt volgens gebruik en goddelijke genade vraagt
roept hij Hekate aan; en veel eer volgt hem erg makkelijk,
jegens wie de godin goedgezind de gebeden aanneemt,
en zij geeft hem geluk, omdat zij dat vermogen zeker heeft.
Want allen die uit Aarde en Hemel ontstonden
en eer deelachtig werden, van al die krijgt zij haar aandeel.
Kronos' zoon deed haar geen enkel geweld aan en ontnam haar niets
van wat zij had verkregen bij de Titanen, de eerdere goden,
maar zij heeft alles zoals de verdeling eerst vanaf het begin was,
en niet kreeg de godin omdat zij enig kind was minder eer
en privileges op aarde en in de hemel en de zee,
maar zelfs nog veel meer, omdat Zeus haar eert.
Wie zij wil staat ze geweldig bij en helpt hem;
bij het vonnissen zit ze naast eerbiedwaardige koningen,
en bij de vergadering blinkt uit onder het volk, wie zij wil;
en wanneer mannen zich uitrusten voor de mannenvernietigende oorlog,
daar gaat de godin aan de kant staan van wie zij wil
om de overwinning graag mee te geven en roem aan te reiken.
Zij is goed om ruiters bij te staan, wie zij wil.
Zij is ook goed wanneer mannen wedijveren in een wedstrijd,
daar staat de godin ook hen bij en helpt;
hij overwint met geweld en kracht en haalt makkelijk en blij
een mooie prijs, en schenkt roem aan zijn ouders.
En aan hen, die werken op de grijze ruwe zee,
en bidden tot Hekate en de luiddreunende Aardschokker
geeft de beroemde godin zonder moeite een grote vangst,
en zonder moeite neemt zij die af als hij is verschenen, als zij dat wil.
Zij is goed om in de stallen samen met Hermes het vee te doen toenemen;
kuddes van runderen en brede kuddes van geiten
en kuddes van woldragende schapen, als zij dat wil in haar hart,
maakt ze van weinig sterk en van vele maakt ze er minder.
Zo is zij, ook al is ze enig kind uit haar moeder,
tussen alle onsterfelijken geëerd met privileges.
En Kronos' zoon maakte haar verzorgster van de kinderen, die na haar
met hun ogen het licht zagen van veelziende Eos.
Zo is zij vanaf het begin kinderverzorgster, en dat zijn haar functies.
῾Ρείη δὲ δμηθεῖσα Κρόνῳ τέκε φαίδιμα τέκνα,
Ἱστίην Δήμητρα καὶ Ἥρην χρυσοπέδιλον
ἴφθιμόν τ᾽ Ἀίδην, ὃς ὑπὸ χθονὶ δώματα ναίει
νηλεὲς ἦτορ ἔχων, καὶ ἐρίκτυπον Ἐννοσίγαιον
Ζῆνά τε μητιόεντα, θεῶν πατέρ᾽ ἠδὲ καὶ ἀνδρῶν,
τοῦ καὶ ὑπὸ βροντῆς πελεμίζεται εὐρεῖα χθών.
Καὶ τοὺς μὲν κατέπινε μέγας Κρόνος, ὥς τις ἕκαστος
νηδύος ἐξ ἱερῆς μητρὸς πρὸς γούναθ᾽ ἵκοιτο,
τὰ φρονέων, ἵνα μή τις ἀγαυῶν Οὐρανιώνων
ἄλλος ἐν ἀθανάτοισιν ἔχοι βασιληίδα τιμήν.
Πεύθετο γὰρ Γαίης τε καὶ Οὐρανοῦ ἀστερόεντος,
οὕνεκά οἱ πέπρωτο ἑῷ ὑπὸ παιδὶ δαμῆναι
καὶ κρατερῷ περ ἐόντι, Διὸς μεγάλου διὰ βουλάς· 
τῷ ὅ γ᾽ ἄρ᾽ οὐκ ἀλαὸς σκοπιὴν ἔχεν, ἀλλὰ δοκεύων
παῖδας ἑοὺς κατέπινε· ῾Ρέην δ᾽ ἔχε πένθος ἄλαστον.
Ἀλλ᾽ ὅτε δὴ Δί᾽ ἔμελλε θεῶν πατέρ᾽ ἠδὲ καὶ ἀνδρῶν
τέξεσθαι, τότ᾽ ἔπειτα φίλους λιτάνευε τοκῆας
τοὺς αὐτῆς, Γαῖάν τε καὶ Οὐρανὸν ἀστερόεντα,
μῆτιν συμφράσσασθαι, ὅπως λελάθοιτο τεκοῦσα
παῖδα φίλον, τείσαιτο δ᾽ ἐρινῦς πατρὸς ἑοῖο
παίδων θ᾽, οὓς κατέπινε μέγας Κρόνος ἀγκυλομήτης.
Οἳ δὲ θυγατρὶ φίλῃ μάλα μὲν κλύον ἠδ᾽ ἐπίθοντο,
καί οἱ πεφραδέτην, ὅσα περ πέπρωτο γενέσθαι
ἀμφὶ Κρόνῳ βασιλῆι καὶ υἱέι καρτεροθύμῳ.
Πέμψαν δ᾽ ἐς Λύκτον, Κρήτης ἐς πίονα δῆμον,
ὁππότ᾽ ἄρ᾽ ὁπλότατον παίδων τέξεσθαι ἔμελλε,
Ζῆνα μέγαν· τὸν μέν οἱ ἐδέξατο Γαῖα πελώρη
Κρήτῃ ἐν εὐρείῃ τραφέμεν ἀτιταλλέμεναί τε.
Ἔνθα μιν ἷκτο φέρουσα θοὴν διὰ νύκτα μέλαιναν
πρώτην ἐς Λύκτον· κρύψεν δέ ἑ χερσὶ λαβοῦσα
ἄντρῳ ἐν ἠλιβάτῳ, ζαθέης ὑπὸ κεύθεσι γαίης,
Αἰγαίῳ ἐν ὄρει πεπυκασμένῳ ὑλήεντι.
Τῷ δὲ σπαργανίσασα μέγαν λίθον ἐγγυάλιξεν
Οὐρανίδῃ μέγ᾽ ἄνακτι, θεῶν προτέρῳ βασιλῆι.
Τὸν τόθ᾽ ἑλὼν χείρεσσιν ἑὴν ἐσκάτθετο νηδὺν
σχέτλιος· οὐδ᾽ ἐνόησε μετὰ φρεσίν, ὥς οἱ ὀπίσσω
ἀντὶ λίθου ἑὸς υἱὸς ἀνίκητος καὶ ἀκηδὴς
λείπεθ᾽, ὅ μιν τάχ᾽ ἔμελλε βίῃ καὶ χερσὶ δαμάσσας
τιμῆς ἐξελάειν, ὃ δ᾽ ἐν ἀθανάτοισι ἀνάξειν.


455




460




465




470




475




480




485




490

Rheia, overmeesterd door Kronos, baarde stralende kinderen,
Hestia, Demeter en Hera met gouden sandalen
en krachtige Hades, die huizen bewoont onder de grond
en een meedogenloos hart heeft, en luiddreunende Aardschokker
en wijze Zeus, vader van goden en mensen,
door wiens donder de brede aarde wordt geschud.
En grote Kronos slokte hen op, telkens wanneer er een
uit moeders heilige buik naar haar knieën kwam,
dat bedenkend, dat niet een ander van de fiere nakomelingen
van de Hemel bij de onsterfelijken koninklijke eer zou hebben.
Want hij had vernomen van Aarde en sterrenrijke Hemel,
dat het hem was voorbestemd door zijn eigen kind te worden overmeesterd,
ook al was hij sterk, door de plannen van grote Zeus;
daarom hield hij dus geen blindemans uitkijk, maar goed oplettend
slokte hij zijn kinderen op; en Rhea had ontroostbaar verdriet.
Maar toen zij op het punt stond Zeus, vader van goden en mensen
te baren, toen dan smeekte zij de ouders van haar
zelf, Aarde en sterrenrijke Hemel,
een plan voor haar te bedenken, dat zij ongemerkt
haar kind kon baren, en hij de wraakgodinnen zou betalen van haar vader
en haar kinderen, die grote Kronos met zijn kromme plannen had opgeslokt.
Zij luisterden goed naar hun dochter en gehoorzaamden haar,
en onthulden haar alles wat voorbestemd was te gebeuren
rond koning Kronos en zijn onverschrokken zoon.
Zij zeiden haar te gaan naar Lyktos, naar het rijke land van Kreta,
wanneer zij de jongste van de kinderen zou baren,
grote Zeus; enorme Aarde nam hem van haar over
in het brede Kreta om hem op te voeden en te verzorgen.
Daar kwam zij hem dragend door de snelle zwarte nacht
eerst in Lyktos aan; ze nam hem in haar handen en verborg hem
in een diepe grot, onder de holen van de heilige aarde,
in de Aigaische berg, bedekt met dichte bossen.
Zij wikkelde een grote steen in luiers en gaf die aan hem,
de zoon van Hemel, de grote heerser, koning van de eerdere goden.
Hij nam die toen in zijn handen en stopte hem in zijn buik,
de bruut; en hij had niet in de gaten, dat hem hierna
in plaats van een steen zijn zoon onoverwonnen en onbezorgd
overbleef, die hem snel met geweld en zijn handen zou overmeesteren
en uit zijn eer verdrijven, en die bij de onsterfelijken zou heersen.
Καρπαλίμως δ᾽ ἄρ᾽ ἔπειτα μένος καὶ φαίδιμα γυῖα
ηὔξετο τοῖο ἄνακτος· ἐπιπλομένου δ᾽ ἐνιαυτοῦ
Γαίης ἐννεσίῃσι πολυφραδέεσσι δολωθεὶς
ὃν γόνον ἄψ ἀνέηκε μέγας Κρόνος ἀγκυλομήτης
νικηθεὶς τέχνῃσι βίηφί τε παιδὸς ἑοῖο.
Πρῶτον δ᾽ ἐξέμεσεν λίθον, πύματον καταπίνων·
τὸν μὲν Ζεὺς στήριξε κατὰ χθονὸς εὐρυοδείης
Πυθοῖ ἐν ἠγαθέῃ γυάλοις ὕπο Παρνησοῖο
σῆμ᾽ ἔμεν ἐξοπίσω, θαῦμα θνητοῖσι βροτοῖσιν.



495




500
Snel groeiden daarna de kracht en de stralende ledematen
van de heerser; met het wentelen van het jaar
bracht grote Kronos met zijn kromme plannen, bedrogen door de
welbespraakte suggesties van Aarde, zijn nageslacht weer terug,
overwonnen door de vaardigheden en het geweld van zijn zoon.
Eerst braakte hij de steen uit, die hij het laatst had opgeslokt;
Zeus zette die vast in de grond met brede wegen
in heilig Pytho beneden in de dalen van de Parnassos
om een teken voor later te zijn, een wonder voor sterfelijke mensen.
Λῦσε δὲ πατροκασιγνήτους ὀλοῶν ὑπὸ δεσμῶν
Οὐρανίδας, οὓς δῆσε πατὴρ ἀεσιφροσύνῃσιν·
οἳ οἱ ἀπεμνήσαντο χάριν εὐεργεσιάων,
δῶκαν δὲ βροντὴν ἠδ᾽ αἰθαλόεντα κεραυνὸν
καὶ στεροπήν· τὸ πρὶν δὲ πελώρη Γαῖα κεκεύθει·
τοῖς πίσυνος θνητοῖσι καὶ ἀθανάτοισιν ἀνάσσει.
501



505

Hij bevrijdde de broers van zijn vader van de verderfelijke boeien,
de zonen van de Hemel, die hun vader had geboeid in zijn dwaasheid;
zij betuigden hem hun dank voor zijn weldaden,
en gaven hem de donder en de verzengende bliksem
en de bliksemschicht; de enorme Aarde had die tevoren verborgen;
daarop vertrouwend heerst hij over stervelingen en onsterfelijken.
Κούρην δ᾽ Ἰαπετὸς καλλίσφυρον Ὠκεανίνην
ἠγάγετο Κλυμένην καὶ ὁμὸν λέχος εἰσανέβαινεν.
Ἥ δέ οἱ Ἄτλαντα κρατερόφρονα γείνατο παῖδα·
τίκτε δ᾽ ὑπερκύδαντα Μενοίτιον ἠδὲ Προμηθέα,
ποικίλον αἰολόμητιν, ἁμαρτίνοόν τ᾽ Ἐπιμηθέα,
ὃς κακὸν ἐξ ἀρχῆς γένετ᾽ ἀνδράσιν ἀλφηστῇσιν·
πρῶτος γάρ ῥα Διὸς πλαστὴν ὑπέδεκτο γυναῖκα
παρθένον. Ὑβριστὴν δὲ Μενοίτιον εὐρύοπα Ζεὺς
εἰς Ἔρεβος κατέπεμψε βαλὼν ψολόεντι κεραυνῷ
εἵνεκ᾽ ἀτασθαλίης τε καὶ ἠνορέης ὑπερόπλου.
Ἄτλας δ᾽ οὐρανὸν εὐρὺν ἔχει κρατερῆς ὑπ᾽ ἀνάγκης
πείρασιν ἐν γαίης πρόπαρ Ἑσπερίδων λιγυφώνων
ἑστηὼς, κεφαλῇ τε καὶ ἀκαμάτῃσι χέρεσσιν·
ταύτην γάρ οἱ μοῖραν ἐδάσσατο μητίετα Ζεύς.
Δῆσε δ᾽ ἀλυκτοπέδῃσι Προμηθέα ποικιλόβουλον
δεσμοῖς ἀργαλέοισι μέσον διὰ κίον᾽ ἐλάσσας·
καί οἱ ἐπ᾽ αἰετὸν ὦρσε τανύπτερον· αὐτὰρ ὅ γ᾽ ἧπαρ
ἤσθιεν ἀθάνατον, τὸ δ᾽ ἀέξετο ἶσον ἁπάντη
νυκτός, ὅσον πρόπαν ἦμαρ ἔδοι τανυσίπτερος ὄρνις.
Τὸν μὲν ἄρ᾽ Ἀλκμήνης καλλισφύρου ἄλκιμος υἱὸς
Ἡρακλέης ἔκτεινε, κακὴν δ᾽ ἀπὸ νοῦσον ἄλαλκεν
Ἰαπετιονίδῃ καὶ ἐλύσατο δυσφροσυνάων,
οὐκ ἀέκητι Ζηνὸς Ὀλυμπίου ὑψιμέδοντος,
ὄφρ᾽ Ἡρακλῆος Θηβαγενέος κλέος εἴη
πλεῖον ἔτ᾽ ἢ τὸ πάροιθεν ἐπὶ χθόνα πουλυβότειραν.
Ταῦτά γ᾽ ἄρ᾽ ἁζόμενος τίμα ἀριδείκετον υἱόν·
καί περ χωόμενος παύθη χόλου, ὃν πρὶν ἔχεσκεν,
οὕνεκ᾽ ἐρίζετο βουλὰς ὑπερμενέει Κρονίωνι.



510




515




520




525




530




Iapetos trouwde met Klymene, de dochter van Okeanos
met mooie enkels, en ging met haar hetzelfde bed in.
En zij baarde hem Atlas, een onverschrokken kind;
en ze baarde zeer roemrijke Menoitios en Prometheus,
veranderlijk en sneldenkend, en Epimetheus die faalt in denken,
en die vanaf het begin een kwaad was voor de broodetende mannen;
want als eerste nam hij Zeus' gemodelleerde vrouw aan,
een meisje. Donderende Zeus stuurde overmoedige Menoitios
naar Erebos, nadat hij hem met de rokende bliksem had getroffen,
wegens zijn kwaadaardigheid en aanmatigende mannenmoed.
Atlas draagt de brede hemel, onder krachtige noodzaak,
aan de grenzen van de aarde staand voor de Hesperiden
met heldere stemmen, met zijn hoofd en onvermoeibare handen;
want dat is het lot dat wijze Zeus hem toedeelde.
Hij bond Prometheus met zijn bonte plannen in onontkoombare boeien,
en dreef de pijnlijke ketens midden door een zuil;
en hij stuurde een adelaar met wijde vleugels op hem af; en die at
zijn onsterfelijke lever, maar die groeide 's nachts aan alle kanten aan,
weer net zo veel als de vogel met gestrekte vleugels de hele dag at.
Hem doodde de sterke zoon van Alkmene met mooie enkels,
Herakles, en hij weerde de boze plaag af van
de zoon van Iapetos en bevrijdde hem van zijn angst,
niet tegen de wil van Olympische Zeus die in de hoogte regeert,
opdat de roem van in Thebe geboren Herakles
nog groter dan voorheen zou zijn op de velen voedende aarde.
Op die manier hem respecterend eerde hij zijn uitmuntende zoon;
ook al was hij boos, hij stopte met de wrok die hij eerder had,
omdat Prometheus botste met de plannen van de zeer machtige zoon van Kronos.
Καὶ γὰρ ὅτ᾽ ἐκρίνοντο θεοὶ θνητοί τ᾽ ἄνθρωποι
Μηκώνῃ, τότ᾽ ἔπειτα μέγαν βοῦν πρόφρονι θυμῷ
δασσάμενος προέθηκε, Διὸς νόον ἐξαπαφίσκων.
Τοῖς μὲν γὰρ σάρκας τε καὶ ἔγκατα πίονα δημῷ
ἐν ῥινῷ κατέθηκε καλύψας γαστρὶ βοείῃ,
τῷ δ᾽ αὖτ᾽ ὀστέα λευκὰ βοὸς δολίῃ ἐπὶ τέχνῃ
εὐθετίσας κατέθηκε καλύψας ἀργέτι δημῷ.
535




540

Want toen de goden en de sterfelijke mensen een regeling troffen
in Mekone, toen dan verdeelde hij ijverig een groot rund en
bood het aan, om Zeus' geest te bedriegen.
Want voor de een zette hij vlees en ingewanden, rijk met vet,
neer op de huid, verborgen in een rundermaag,
en voor de ander zette hij witte runderbotten neer, met een listige truc
mooi opgemaakt, verborgen in glanzend wit vet.
Δὴ τότε μιν προσέειπε πατὴρ ἀνδρῶν τε θεῶν τε·
Ἰαπετιονίδη, πάντων ἀριδείκετ᾽ ἀνάκτων,
ὦ πέπον, ὡς ἑτεροζήλως διεδάσσαο μοίρας.



Toen sprak de vader van mensen en goden hem toe:
'Zoon van Iapetos, uitmuntend tussen alle godheden,
mijn beste, hoe partijdig heb je de delen verdeeld.'
Ὥς φάτο κερτομέων Ζεὺς ἄφθιτα μήδεα εἰδώς.
Τὸν δ᾽ αὖτε προσέειπε Προμηθεὺς ἀγκυλομήτης
ἦκ᾽ ἐπιμειδήσας, δολίης δ᾽ οὐ λήθετο τέχνης·
Ζεῦ κύδιστε μέγιστε θεῶν αἰειγενετάων,
τῶν δ᾽ ἕλε᾽, ὁπποτέρην σε ἐνὶ φρεσὶ θυμὸς ἀνώγει.
545




Zo berispte hem Zeus die onsterfelijke plannen kent.
Toen sprak Prometheus met zijn kromme plannen hem weer toe,
licht glimlachend, en hij vergat zijn listige truc niet:
'Zeus, meest roemvolle en grootste van de altijd levende goden,
kies van deze welke je hart in je borst je ingeeft.'
Φῆ ῥα δολοφρονέων· Ζεὺς δ᾽ ἄφθιτα μήδεα εἰδὼς
γνῶ ῥ᾽ οὐδ᾽ ἠγνοίησε δόλον· κακὰ δ᾽ ὄσσετο θυμῷ
θνητοῖς ἀνθρώποισι, τὰ καὶ τελέεσθαι ἔμελλεν.
Χερσὶ δ᾽ ὅ γ᾽ ἀμφοτέρῃσιν ἀνείλετο λευκὸν ἄλειφαρ.
Χώσατο δὲ φρένας ἀμφί, χόλος δέ μιν ἵκετο θυμόν,
ὡς ἴδεν ὀστέα λευκὰ βοὸς δολίῃ ἐπὶ τέχνῃ.
Ἐκ τοῦ δ᾽ ἀθανάτοισιν ἐπὶ χθονὶ φῦλ᾽ ἀνθρώπων
καίουσ᾽ ὀστέα λευκὰ θυηέντων ἐπὶ βωμῶν.
550




555


Zo sprak hij, op een list zinnend; Zeus, die onsterfelijke plannen kent,
herkende de list en had hem door; hij zag in zijn hart ellende
voor de sterfelijke mensen, die ook tot voltooiing zou komen.
Met beide handen nam hij het witte vet op.
Hij werd woedend in zijn borst, en wrok kwam in zijn hart,
toen hij de witte runderbotten zag, ten gevolge van de listige truc.
Sindsdien verbranden de stammen van de mensen op de aarde
voor de onsterfelijken witte botten op de rokende altaren.
Τὸν δὲ μέγ᾽ ὀχθήσας προσέφη νεφεληγερέτα Ζεύς·
Ἰαπετιονίδη, πάντων πέρι μήδεα εἰδώς,
ὦ πέπον, οὐκ ἄρα πω δολίης ἐπιλήθεο τέχνης.


560
In grote woede sprak de wolkenverzamelende Zeus hem toe:
'Zoon van Iapetos, jij die beter dan iedereen plannen kent,
mijn beste, je bent je listige truc kennelijk niet vergeten.'
Ὥς φάτο χωόμενος Ζεὺς ἄφθιτα μήδεα εἰδώς·
ἐκ τούτου δὴ ἔπειτα δόλου μεμνημένος αἰεὶ
οὐκ ἐδίδου μελίῃσι πυρὸς μένος ἀκαμάτοιο
θνητοῖς ἀνθρώποις, οἳ ἐπὶ χθονὶ ναιετάουσιν.
Ἀλλά μιν ἐξαπάτησεν ἐὺς πάις Ἰαπετοῖο
κλέψας ἀκαμάτοιο πυρὸς τηλέσκοπον αὐγὴν
ἐν κοΐλῳ νάρθηκι· δάκεν δέ ἑ νειόθι θυμόν,
Ζῆν᾽ ὑψιβρεμέτην, ἐχόλωσε δέ μιν φίλον ἦτορ,
ὡς ἴδ᾽ ἐν ἀνθρώποισι πυρὸς τηλέσκοπον αὐγήν.
Αὐτίκα δ᾽ ἀντὶ πυρὸς τεῦξεν κακὸν ἀνθρώποισιν·
γαίης γὰρ σύμπλασσε περικλυτὸς Ἀμφιγυήεις
παρθένῳ αἰδοίῃ ἴκελον Κρονίδεω διὰ βουλάς.
Ζῶσε δὲ καὶ κόσμησε θεὰ γλαυκῶπις Ἀθήνη
ἀργυφέη ἐσθῆτι· κατὰ κρῆθεν δὲ καλύπτρην
δαιδαλέην χείρεσσι κατέσχεθε, θαῦμα ἰδέσθαι·
ἀμφὶ δέ οἱ στεφάνους, νεοθηλέος ἄνθεα ποίης,
ἱμερτοὺς περίθηκε καρήατι Παλλὰς Ἀθήνη.
ἀμφὶ δέ οἱ στεφάνην χρυσέην κεφαλῆφιν ἔθηκε,
τὴν αὐτὸς ποίησε περικλυτὸς Ἀμφιγυήεις
ἀσκήσας παλάμῃσι, χαριζόμενος Διὶ πατρί.
Τῇ δ᾽ ἐνὶ δαίδαλα πολλὰ τετεύχατο, θαῦμα ἰδέσθαι,
κνώδαλ᾽, ὅσ᾽ ἤπειρος πολλὰ τρέφει ἠδὲ θάλασσα·
τῶν ὅ γε πόλλ᾽ ἐνέθηκε, χάρις δ᾽ ἀπελάμπετο πολλή,
θαυμάσια, ζῴοισιν ἐοικότα φωνήεσσιν.




565




570




575
576
577



580




Zo sprak woedend Zeus, die onsterfelijke plannen kent;
vanaf dat moment altijd denkend aan de bedrieglijke list
gaf hij de kracht van het onvermoeibare vuur niet aan de essen
voor de sterfelijke mensen, die op de aarde wonen.
Maar de goede zoon van Iapetos leidde hem om de tuin
en stal de ver-zichtbare gloed van onvermoeibaar vuur
in een holle venkelstam; het beet hem diep in zijn hart,
in de hoogte donderende Zeus, en maakte zijn hart woedend,
toen hij bij de mensen de ver-zichtbare gloed van vuur zag.
Meteen vervaardigde hij in plaats van het vuur een kwaad voor de mensen;
want de zeer beroemde Kreupele boetseerde van aarde
iets wat leek op een respectabel meisje, door de plannen van Zeus.
Fel-ogige godin Athena omgordde haar en tooide haar
met zilverwitte kleding; met haar handen bevestigde zij een
prachtig bewerkte sluier aan haar hoofd, een wonder om te zien;
om haar hoofd plaatste Pallas Athena bekoorlijke kransen
van weidebloemen, net in de knoppen.
En om haar hoofd plaatste zij een gouden krans,
die de zeer beroemde Kreupele zelf had gemaakt
en met zijn handen had vormgegeven, om vader Zeus een plezier te doen.
Daarin waren vele ornamenten aangebracht, een wonder om te zien,
wilde dieren die in groten getale door land en zee gevoed worden;
vele daarvan zette hij erin, en grote pracht straalde er vanaf,
wonderbaarlijke dieren, lijkend op geluid makende schepsels.
Αὐτὰρ ἐπεὶ δὴ τεῦξε καλὸν κακὸν ἀντ᾽ ἀγαθοῖο,
ἐξάγαγ᾽, ἔνθα περ ἄλλοι ἔσαν θεοὶ ἠδ᾽ ἄνθρωποι,
κόσμῳ ἀγαλλομένην γλαυκώπιδος ὀβριμοπάτρης.
θαῦμα δ᾽ ἔχ᾽ ἀθανάτους τε θεοὺς
θνητούς τ᾽ ἀνθρώπους,
ὡς ἔιδον δόλον αἰπύν, ἀμήχανον ἀνθρώποισιν.
ἐκ τῆς γὰρ γένος ἐστὶ γυναικῶν θηλυτεράων,
[τῆς γὰρ ὀλοίιόν ἐστι γένος καὶ φῦλα γυναικῶν,]
πῆμα μέγα θνητοῖσι, σὺν ἀνδράσι ναιετάουσαι,
οὐλομένης πενίης οὐ σύμφοροι, ἀλλὰ κόροιο.
Ὡς δ᾽ ὁπότ᾽ ἐν σμήνεσσι κατηρεφέεσσι μέλισσαι
κηφῆνας βόσκωσι, κακῶν ξυνήονας ἔργων·
αἳ μέν τε πρόπαν ἦμαρ ἐς ἠέλιον καταδύντα
ἠμάτιαι σπεύδουσι τιθεῖσί τε κηρία λευκά,
οἳ δ᾽ ἔντοσθε μένοντες ἐπηρεφέας κατὰ σίμβλους
ἀλλότριον κάματον σφετέρην ἐς γαστέρ᾽ ἀμῶνται·
ὣς δ᾽ αὔτως ἄνδρεσσι κακὸν θνητοῖσι γυναῖκας
Ζεὺς ὑψιβρεμέτης θῆκεν, ξυνήονας ἔργων
ἀργαλέων· ἕτερον δὲ πόρεν κακὸν ἀντ᾽ ἀγαθοῖο·
ὅς κε γάμον φεύγων καὶ μέρμερα ἔργα γυναικῶν
μὴ γῆμαι ἐθέλῃ, ὀλοὸν δ᾽ ἐπὶ γῆρας ἵκοιτο
χήτεϊ γηροκόμοιο· ὅ γ᾽ οὐ βιότου ἐπιδευὴς
ζώει, ἀποφθιμένου δὲ διὰ ζωὴν δατέονται
χηρωσταί· ᾧ δ᾽ αὖτε γάμου μετὰ μοῖρα γένηται,
κεδνὴν δ᾽ ἔσχεν ἄκοιτιν ἀρηρυῖαν πραπίδεσσι,
τῷ δέ τ᾽ ἀπ᾽ αἰῶνος κακὸν ἐσθλῷ ἀντιφερίζει
ἐμμενές· ὃς δέ κε τέτμῃ ἀταρτηροῖο γενέθλης,
ζώει ἐνὶ στήθεσσιν ἔχων ἀλίαστον ἀνίην
θυμῷ καὶ κραδίῃ, καὶ ἀνήκεστον κακόν ἐστιν.
585





590
591
592


595




600




605




610


En toen hij dit mooie kwaad in plaats van het goede had vervaardigd,
bracht hij haar waar de andere goden en de mensen waren,
terwijl zij trots de tooi van de fel-ogige dochter van de sterke vader liet zien.
Verbazing greep de onsterfelijke goden
en de sterfelijke mensen,
toen zij het steile bedrog zagen, onoverkomelijk voor mensen.
Want van haar stamt de sekse van feminiene vrouwen,
[want van haar stamt de verderfelijke sekse en stam van vrouwen,]
een grote ramp voor stervelingen, wonend samen met mannen,
niet geschikt voor verderfelijke armoede, maar wel voor luxe.
Zoals wanneer bijen in gewelfde bijenkorven
darren voeden, partners in kwade werken;
de bijen haasten zich de hele dag tot zonsondergang
elke dag en construeren witte honingraten,
de darren blijven binnen in de gewelfde korven
en schrapen de inspanning van een ander naar hun eigen maag;
op die zelfde manier maakte in de hoogte donderende Zeus vrouwen
als een kwaad voor sterfelijke mannen, als partners in kwalijke
werken; en hij gaf nog een kwaad in plaats van het goede:
wie vlucht voor het huwelijk en de boze werken van vrouwen
en niet wil trouwen, bereikt de verderfelijke ouderdom
zonder bejaardenverzorger; hij voorziet in zijn onderhoud
tijdens zijn leven, maar na zijn overlijden verdelen verre familieleden
zijn bezit; maar wie het lot van het huwelijk te beurt valt,
en een zorgzame vrouw krijgt die geschikt is qua karakter,
voor hem weegt zijn leven lang het slechte voortdurend op tegen het goede;
maar wie de kwaadaardige soort treft,
leeft met een ergernis die nooit ophoudt in zijn borst,
zijn geest en zijn hart, en het kwaad is ongeneeslijk.
Ὥς οὐκ ἔστι Διὸς κλέψαι νόον οὐδὲ παρελθεῖν.
Οὐδὲ γὰρ Ἰαπετιονίδης ἀκάκητα Προμηθεὺς
τοῖό γ᾽ ὑπεξήλυξε βαρὺν χόλον, ἀλλ᾽ ὑπ᾽ ἀνάγκης
καὶ πολύιδριν ἐόντα μέγας κατὰ δεσμὸς ἐρύκει.


615

Zo is het niet mogelijk het verstand van Zeus te bedriegen of te ontgaan.
Want ook Iapetos' zoon, sluwe Prometheus,
kon niet ontkomen aan diens zware woede, maar door dwang
houdt een grote ketting hem vast, al is hij nog zo veelwetend.
Όβριάρεῳ δ᾽ ὡς πρῶτα πατὴρ ὠδύσσατο θυμῷ
Κόττῳ τ᾽ ἠδὲ Γύῃ, δῆσεν κρατερῷ ἐνὶ δεσμῷ,
ἠνορέην ὑπέροπλον ἀγώμενος ἠδὲ καὶ εἶδος
καὶ μέγεθος· κατένασσε δ᾽ ὑπὸ χθονὸς εὐρυοδείης.
Ἔνθ᾽ οἵ γ᾽ ἄλγε᾽ ἔχοντες ὑπὸ χθονὶ ναιετάοντες
ἥατ᾽ ἐπ᾽ ἐσχατιῇ μεγάλης ἐν πείρασι γαίης,
δηθὰ μάλ᾽ ἀχνύμενοι, κραδίῃ μέγα πένθος ἔχοντες.
ἀλλά σφεας Κρονίδης τε καὶ ἀθάνατοι θεοὶ ἄλλοι,
οὓς τέκεν ἠύκομος ῾Ρείη Κρόνου ἐν φιλότητι, 
Γαίης φραδμοσύνῃσιν ἀνήγαγον ἐς φάος αὖτις·
αὐτὴ γάρ σφιν ἅπαντα διηνεκέως κατέλεξε,
σὺν κείνοις νίκην τε καὶ ἀγλαὸν εὖχος ἀρέσθαι.
δηρὸν γὰρ μάρναντο πόνον θυμαλγέ᾽ ἔχοντες
ἀντίον ἀλλήλοισι διὰ κρατερὰς ὑσμίνας, 
Τιτῆνές τε θεοὶ καὶ ὅσοι Κρόνου ἐξεγένοντο·
οἳ μὲν ἀφ᾽ ὑψηλῆς Ὄθρυος Τιτῆνες ἀγαυοί,
οἳ δ᾽ ἄρ᾽ ἀπ᾽ Οὐλύμποιο θεοί, δωτῆρες ἐάων,
οὓς τέκεν ἠύκομος ῾Ρείη Κρόνῳ εὐνηθεῖσα.
οἵ ῥα τότ᾽ ἀλλήλοισι χόλον θυμαλγέ᾽ ἔχοντες
συνεχέως ἐμάχοντο δέκα πλείους ἐνιαυτούς·
οὐδέ τις ἦν ἔριδος χαλεπῆς λύσις οὐδὲ τελευτὴ
οὐδετέροις, ἶσον δὲ τέλος τέτατο πτολέμοιο.



620




625




631
630
632


635



Toen hun vader eerst boos werd in zijn hart op Obriareos
en Kottos en Gyes, bond hij hen in sterke boeien,
uit wrevel over hun aanmatigende mannenmoed en vorm
en grootte; hij vestigde hen onder de aarde met brede wegen.
Daar zaten zij, in pijn, wonend onder de grond,
aan de uiterste rand bij de grenzen van de grote aarde,
lange tijd in grote ellende, met een groot leed in hun hart.
Maar Kronos' zoon en de andere onsterfelijke goden,
die Rheia met het mooie haar gebaard had in de liefde van Kronos,
brachten hen terug naar het licht, volgens de adviezen van Aarde;
want zij vertelde hen alles van begin tot eind,
dat zij samen met hen de overwinning en schitterende roem zouden behalen.
Want zij vochten al lange tijd, met pijnlijk hart door de inspanning,
tegenover elkaar in machtige gevechten,
de Titanengoden en zij die door Kronos waren verwekt;
de fiere Titanen vanaf de hoge Othrys,
en vanaf de Olympos de goden, de gevers van goede dingen,
die Rheia met het mooie haar had gebaard na met Kronos naar bed te zijn gegaan.
zij dus streden toen met elkaar, met pijnlijk hart van woede,
onafgebroken tien volle jaren;
en er was geen oplossing van hun moeitevolle strijd en geen einde,
voor allebei niet, maar de afloop van de oorlog hing in evenwicht.
Ἀλλ᾽ ὅτε δὴ κείνοισι παρέσχεθεν ἄρμενα πάντα,
νέκταρ τ᾽ ἀμβροσίην τε, τά περ θεοὶ αὐτοὶ ἔδουσι,
πάντων ἐν στήθεσσιν ἀέξετο θυμὸς ἀγήνωρ.
Ὡς νέκταρ δ᾽ ἐπάσαντο καὶ ἀμβροσίην ἐρατεινήν,
δὴ τότε τοῖς μετέειπε πατὴρ ἀνδρῶν τε θεῶν τε·
κέκλυτε μευ, Γαίης τε καὶ Οὐρανοῦ ἀγλαὰ τέκνα,
ὄφρ᾽ εἴπω, τά με θυμὸς ἐνὶ στήθεσσι κελεύει.
Ἤδη γὰρ μάλα δηρὸν ἐναντίοι ἀλλήλοισι
νίκης καὶ κράτεος πέρι μαρνάμεθ᾽ ἤματα πάντα
Τιτῆνές τε θεοὶ καὶ ὅσοι Κρόνου ἐκγενόμεσθα.
Ὑμεῖς δὲ μεγάλην τε βίην καὶ χεῖρας ἀάπτους
φαίνετε Τιτήνεσσιν ἐναντίοι ἐν δαῒ λυγρῇ,
μνησάμενοι φιλότητος ἐνηέος, ὅσσα παθόντες
ἐς φάος ἂψ ἀφίκεσθε δυσηλεγέος ὑπὸ δεσμοῦ
ἡμετέρας διὰ βουλὰς ὑπὸ ζόφου ἠερόεντος.

640

642


645




650



Maar toen hij hen alle passende dingen had gegeven,
nektar en ambrozijn, die de goden zelf ook eten,
nam in de borst van allen de trotse moed toe.
Toen zij de nektar hadden gegeten en de heerlijke ambrozijn,
toen dan sprak tot hen de vader van mannen en goden:
'Luistert naar mij, prachtige kinderen van Aarde en Hemel,
dat ik zeg, wat mijn hart in mijn borst mij opdraagt.
Want al heel lang vechten wij tegenover elkaar
om de overwinning en de macht, alle dagen,
de Titanengoden en wij die door Kronos zijn verwekt.
Jullie moeten je grote kracht en onoverwinnelijke handen
laten zien tegenover de Titanen in de ellendige strijd,
gedachtig aan onze hartelijke vriendschap, hoe jullie na zo veel leed
weer terugkeerden naar het licht, verlost van de wrede boeien
door onze plannen, weg uit de nevelige duisternis.'
Ὥς φάτο· τὸν δ᾽ ἐξαῦτις ἀμείβετο Κόττος ἀμύμων·
δαιμόνι᾽, οὐκ ἀδάητα πιφαύσκεαι· ἀλλὰ καὶ αὐτοὶ
ἴδμεν, ὅ τοι περὶ μὲν πραπίδες, περὶ δ᾽ ἐστὶ νόημα,
ἀλκτὴρ δ᾽ ἀθανάτοισιν ἀρῆς γένεο κρυεροῖο.
Σῇσι δ᾽ ἐπιφροσύνῃσιν ὑπὸ ζόφου ἠερόεντος
ἄψορρον δεῦρ᾽ αὖτις ἀμειλίκτων ὑπὸ δεσμῶν
ἠλύθομεν, Κρόνου υἱὲ ἄναξ, ἀνάελπτα παθόντες.
Τῷ καὶ νῦν ἀτενεῖ τε νόῳ καὶ πρόφρονι θυμῳ
ῥυσόμεθα κράτος ὑμὸν ἐν αἰνῇ δηιοτῆτι
μαρνάμενοι Τιτῆσιν ἀνὰ κρατερὰς ὑσμίνας.

655




660



Zo sprak hij; hem antwoordde meteen voortreffelijke Kottos:
'Mijn heer, u vertelt geen dingen die we niet weten; maar ook zelf
weten wij, dat uw gedachten en uw intelligentie superieur zijn,
en dat u voor de onsterfelijken de beschermer was tegen de kille ondergang.
Door uw wijze plannen kwamen wij uit de nevelige duisternis
hier weer terug, bevrijd van de meedogenloze boeien,
en maakten dat mee, heerser, zoon van Kronos, waar we niet meer op hoopten.
Daarom zullen wij nu met geconcentreerde geest en bereidwilligheid
jullie macht redden in de vreselijke worsteling
vechtend tegen de Titanen in machtige gevechten.'
Ὥς φάτ᾽· ἐπῄνεσσαν δὲ θεοί, δωτῆρες ἐάων,
μῦθον ἀκούσαντες· πολέμου δ᾽ ἐλιλαίετο θυμὸς
μᾶλλον ἔτ᾽ ἢ τὸ πάροιθε· μάχην δ᾽ ἀμέγαρτον ἔγειραν
πάντες, θήλειαι τε καὶ ἄρσενες, ἤματι κείνῳ,
Τιτῆνές τε θεοὶ καὶ ὅσοι Κρόνου ἐξεγένοντο,
οὕς τε Ζεὺς Ἐρέβεσφιν ὑπὸ χθονὸς ἧκε φόωσδε,
δεινοί τε κρατεροί τε, βίην ὑπέροπλον ἔχοντες.
Τῶν ἑκατὸν μὲν χεῖρες ἀπ᾽ ὤμων ἀίσσοντο
πᾶσιν ὁμῶς, κεφαλαὶ δὲ ἑκάστῳ πεντήκοντα
ἐξ ὤμων ἐπέφυκον ἐπὶ στιβαροῖσι μέλεσσιν.
Οἳ τότε Τιτήνεσσι κατέσταθεν ἐν δαῒ λυγρῇ
πέτρας ἠλιβάτους στιβαρῇς ἐν χερσὶν ἔχοντες.
Τιτῆνες δ᾽ ἑτέρωθεν ἐκαρτύναντο φάλαγγας
προφρονέως, χειρῶν τε βίης θ᾽ ἅμα ἔργον ἔφαινον
ἀμφότεροι· δεινὸν δὲ περίαχε πόντος ἀπείρων,
γῆ δὲ μέγ᾽ ἐσμαράγησεν, ἐπέστενε δ᾽ οὐρανὸς εὐρὺς
σειόμενος, πεδόθεν δὲ τινάσσετο μακρὸς Ὄλυμπος
ῥιπῇ ὕπ᾽ ἀθανάτων, ἔνοσις δ᾽ ἵκανε βαρεῖα
Τάρταρον ἠερόεντα ποδῶν, αἰπεῖά τ' ἰωὴ
ἀσπέτου ἰωχμοῖο βολάων τε κρατεράων.
Ὥς ἄρ᾽ ἐπ᾽ ἀλλήλοις ἵεσαν βέλεα στονόεντα.
Φωνὴ δ᾽ ἀμφοτέρων ἵκετ᾽ οὐρανὸν ἀστερόεντα
κεκλομένων· οἳ δὲ ξύνισαν μεγάλῳ ἀλαλητῷ.

665




670




675




680




685

Zo sprak hij; en de goden, de gevers van goede dingen, hoorden en prezen
zijn woorden; en hun hart hunkerde naar de oorlog,
nog meer dan voorheen; en allen wekten een ellendige strijd op,
vrouwen en mannen, op die dag,
de Titanengoden en zij die door Kronos waren verwekt,
en zij die Zeus uit de Erebos van onder de grond naar het licht had gebracht,
geducht en sterk, met brute kracht.
Honderd armen sprongen op van hun schouders,
bij allen op dezelfde manier, en bij ieder groeiden vijftig hoofden
uit hun schouders op hun zware ledematen.
Zij stelden zich dan op tegen de Titanen in de ellendige strijd,
terwijl zij torenhoge rotsblokken in hun zware handen hielden.
Aan de andere kant versterkten de Titanen hun rangen
vol goede moed, en beide kanten lieten samen het werk van handen en kracht
zien; de grenzeloze zee weergalmde vreselijk rondom,
de aarde knarste luid, de brede hemel kreunde bij
de schokken, de hoge Olympos schudde op zijn grondvesten
door de stormloop van de onsterfelijken, en de zware beving door hun voeten
bereikte de nevelige Tartaros en het schrille geschreeuw
van hun enorm offensief en machtige worpen.
Zo dus wierpen zij smartelijke projectielen naar elkaar.
Het geluid van beide kanten bereikte de sterrenrijke hemel,
terwijl zij aanmoedigingen riepen; met luide strijdkreten gingen zij op elkaar af.
Οὐδ᾽ ἄρ᾽ ἔτι Ζεὺς ἴσχεν ἑὸν μένος, ἀλλά νυ τοῦ γε
εἶθαρ μὲν μένεος πλῆντο φρένες, ἐκ δέ τε πᾶσαν
φαῖνε βίην· ἄμυδις δ᾽ ἄρ᾽ ἀπ᾽ οὐρανοῦ ἠδ᾽ ἀπ᾽ Ὀλύμπου
ἀστράπτων ἔστειχε συνωχαδόν· οἱ δὲ κεραυνοὶ
ἴκταρ ἅμα βροντῇ τε καὶ ἀστεροπῇ ποτέοντο
χειρὸς ἄπο στιβαρῆς, ἱερὴν φλόγα εἰλυφόωντες,
ταρφέες· ἀμφὶ δὲ γαῖα φερέσβιος ἐσμαράγιζε
καιομένη, λάκε δ᾽ ἀμφὶ περὶ μεγάλ᾽ ἄσπετος ὕλη.
Ἔζεε δὲ χθὼν πᾶσα καὶ Ὠκεανοῖο ῥέεθρα
πόντος τ᾽ ἀτρύγετος· τοὺς δ᾽ ἄμφεπε θερμὸς ἀυτμὴ
Τιτῆνας χθονίους, φλὸξ δ᾽ αἰθέρα δῖαν ἵκανεν
ἄσπετος, ὄσσε δ᾽ ἄμερδε καὶ ἰφθίμων περ ἐόντων
αὐγὴ μαρμαίρουσα κεραυνοῦ τε στεροπῆς τε.
Καῦμα δὲ θεσπέσιον κάτεχεν Χάος· εἴσατο δ᾽ ἄντα
ὀφθαλμοῖσιν ἰδεῖν ἠδ᾽ οὔασι ὄσσαν ἀκοῦσαι
αὔτως, ὡς εἰ Γαῖα καὶ Οὐρανὸς εὐρὺς ὕπερθε
πίλνατο· τοῖος γάρ κε μέγας ὑπὸ δοῦπος ὀρώρει
τῆς μὲν ἐρειπομένης, τοῦ δ᾽ ὑψόθεν ἐξεριπόντος·
τόσσος δοῦπος ἔγεντο θεῶν ἔριδι ξυνιόντων.
Σὺν δ᾽ ἄνεμοι ἔνοσίν τε κονίην τ᾽ ἐσφαράγιζον
βροντήν τε στεροπήν τε καὶ αἰθαλόεντα κεραυνόν,
κῆλα Διὸς μεγάλοιο, φέρον δ᾽ ἰαχήν τ᾽ ἐνοπήν τε
ἐς μέσον ἀμφοτέρων· ὄτοβος δ᾽ ἄπλητος ὀρώρει
σμερδαλέης ἔριδος, κάρτος δ᾽ ἀνεφαίνετο ἔργων.



690




695




700


703

705




710
Niet meer hield Zeus zijn macht in, maar
meteen vulde zijn borst zich nu met energie, en hij liet heel
zijn kracht zien; hij ging tegelijk uit de hemel en van de Olympos,
onophoudelijk bliksemend; en de bliksems
vlogen dicht opeen samen met de donder en de lichtflitsen
van zijn zware hand en duwden dicht op elkaar een heilige vlam voor zich uit;
rondom brulde de levenbrengende aarde,
in brand staand, en het onmetelijk woud knetterde luid overal in het rond.
Al het land kookte en de stromen van Okeanos
en de oogstloze zee; een hete stormvlaag omgaf de
aardse Titanen, en een onmetelijke vlam bereikte de stralende aether,
en hun ogen werden verblind, ook al waren zij nog zo sterk,
door de fonkelende schittering van bliksem en lichtflits.
Een ontzaglijke brand nam bezit van de Chaos;
om met ogen te zien en het geluid te horen met oren leek het er
net op, alsof Aarde en wijde Hemel van boven
botsten; want dan zou er zo een enorme klap ontstaan,
wanneer de aarde de schok opvangt en de hemel van boven neerstort;
zo een enorme klap was het toen de goden botsten in conflict.
Loeiend wakkerden de winden de schok en het stof aan
en de donder en de schichten en de bliksem,
de pijlen van grote Zeus, en zij droegen gegil en geschreeuw
naar het midden van beide linies; er verrees een enorm lawaai
van verschrikkelijk conflict, en de macht van daden werd getoond.
Ἔκλίνθη δὲ μάχη· πρὶν δ᾽ ἀλλήλοις ἐπέχοντες
ἐμμενέως ἐμάχοντο διὰ κρατερὰς ὑσμίνας.
Οἳ δ᾽ ἄρ᾽ ἐνὶ πρώτοισι μάχην δριμεῖαν ἔγειραν
Κόττος τε Βριάρεώς τε Γύης τ᾽ ἄατος πολέμοιο.
Oἵ ῥα τριηκοσίας πέτρας στιβαρῶν ἀπὸ χειρῶν
πέμπον ἐπασσυτέρας, κατὰ δ᾽ ἐσκίασαν βελέεσσι
Τιτῆνας, καὶ τοὺς μὲν ὑπὸ χθονὸς εὐρυοδείης
πέμψαν καὶ δεσμοῖσιν ἐν ἀργαλέοισιν ἔδησαν
χερσὶν νικήσαντες ὑπερθύμους περ ἐόντας,
τόσσον ἔνερθ᾽ ὑπὸ γῆς, ὅσον οὐρανός ἐστ᾽ ἀπὸ γαίης·




715




720
De krijgskans keerde; toen zij eerder op elkaar af gingen
streden zij altijd maar door in machtige gevechten.
Maar nu wekten zij in de voorste rijen een fel gevecht op,
Kottos en Briareos en Gyes, die nooit genoeg heeft van oorlog,
Zij nu slingerden driehonderd rotsblokken uit hun zware handen,
snel na elkaar, en overschaduwden met hun projectielen
de Titanen, en stuurden hen naar onder de aarde met brede wegen
en bonden hen vast in pijnlijke ketens,
na hen met hun handen te hebben overwonnen, al waren zij nog zo dapper,
zo ver beneden onder de aarde als de hemel vanaf de aarde is;
τόσσον γάρ τ᾽ ἀπὸ γῆς ἐς Τάρταρον ἠερόεντα.
Ἔννέα γὰρ νύκτας τε καὶ ἤματα χάλκεος ἄκμων
οὐρανόθεν κατιὼν δεκάτῃ κ᾽ ἐς γαῖαν ἵκοιτο·
ἐννέα δ᾽ αὖ νύκτας τε καὶ ἤματα χάλκεος ἄκμων
ἐκ γαίης κατιὼν δεκάτῃ κ᾽ ἐς Τάρταρον ἵκοι.
Τὸν πέρι χάλκεον ἕρκος ἐλήλαται· ἀμφὶ δέ μιν νὺξ
τριστοιχεὶ κέχυται περὶ δειρήν· αὐτὰρ ὕπερθεν
γῆς ῥίζαι πεφύασι καὶ ἀτρυγέτοιο θαλάσσης.




725



want zo ver is het vanaf de aarde naar de nevelige Tartaros.
Want een bronzen aambeeld, negen dagen en nachten
uit de hemel omlaag vallend, zou op de tiende de aarde bereiken;
en een bronzen aambeeld, negen nachten en dagen
van de aarde omlaag vallend, zou op de tiende de Tartaros bereiken.
Daar omheen is een bronzen omheining aangebracht; er omheen is nacht
drie lagen dik gegoten om de nek; en daar boven
groeien de wortels van de aarde en de oogstloze zee.
Ἔνθα θεοὶ Τιτῆνες ὑπὸ ζόφῳ ἠερόεντι
κεκρύφαται βουλῇσι Διὸς νεφεληγερέταο,
χώρῳ ἐν εὐρώεντι, πελώρης ἔσχατα γαίης.
Τοῖς οὐκ ἐξιτόν ἐστι, θύρας δ᾽ ἐπέθηκε Ποσειδέων
χαλκείας, τεῖχος δὲ περοίχεται ἀμφοτέρωθεν.

730



Daar zijn de Titanengoden onder schemerige duisternis
opgeborgen door de plannen van wolkenverzamelende Zeus,
op een schimmelige plek, de uiterste rand van de enorme aarde.
Zij kunnen niet naar buiten, Poseidon heeft er bronzen deuren in gezet,
en aan beide zijden loopt een muur.
Ἔνθα Γύης Κόττος τε καὶ Ὀβριάρεως μεγάθυμος
ναίουσιν, φύλακες πιστοὶ Διὸς αἰγιόχοιο.
734
735
Daar wonen Gyes en Kottos en fiere Obriareos,
trouwe bewakers van aegis-dragende Zeus.
Ἔνθα δὲ γῆς δνοφερῆς καὶ Ταρτάρου ἠερόεντος
πόντου τ᾽ ἀτρυγέτοιο καὶ οὐρανοῦ ἀστερόεντος
ἑξείης πάντων πηγαὶ καὶ πείρατ᾽ ἔασιν
ἀργαλέ᾽ εὐρώεντα, τά τε στυγέουσι θεοί περ,
χάσμα μέγ᾽, οὐδέ κε πάντα τελεσφόρον εἰς ἐνιαυτὸν
οὖδας ἵκοιτ᾽, εἰ πρῶτα πυλέων ἔντοσθε γένοιτο.
Ἀλλά κεν ἔνθα καὶ ἔνθα φέροι πρὸ θύελλα θυέλλης
ἀργαλέη· δεινὸν δὲ καὶ ἀθανάτοισι θεοῖσι
τοῦτο τέρας. Νυκτὸς δ᾽ ἐρεβεννῆς οἰκία δεινὰ
ἕστηκεν νεφέλῃς κεκαλυμμένα κυανέῃσιν.




740


743
744
745

Daar zijn van de donkere aarde en van de nevelige Tartaros
en van de oogstloze zee en de sterrenrijke hemel,
van alles achter elkaar de bronnen en grenzen,
akelig, schimmelig, dingen die zelfs de goden verafschuwen,
een gapende leegte, en zelfs in een heel vol jaar
zou je niet de bodem bereiken, als je eenmaal binnen de poorten kwam.
Maar je zou alle kanten op worden geblazen door de ene akelige windvlaag
na de andere; vreselijk ook voor de onsterfelijke goden is
dat verschijnsel. De vreselijke huizen van duistere Nacht
staan hier, gehuld in donkere wolken.
Τῶν πρόσθ᾽ Ἰαπετοῖο πάις ἔχει οὐρανὸν εὐρὺν
ἑστηὼς κεφαλῇ τε καὶ ἀκαμάτῃσι χέρεσσιν
ἀστεμφέως, ὅθι Νύξ τε καὶ Ἡμέρη ἆσσον ἰοῦσαι
ἀλλήλας προσέειπον, ἀμειβόμεναι μέγαν οὐδὸν
χάλκεον· ἣ μὲν ἔσω καταβήσεται, ἣ δὲ θύραζε
ἔρχεται, οὐδέ ποτ᾽ ἀμφοτέρας δόμος ἐντὸς ἐέργει,
ἀλλ᾽ αἰεὶ ἑτέρη γε δόμων ἔκτοσθεν ἐοῦσα
γαῖαν ἐπιστρέφεται, ἣ δ᾽ αὖ δόμου ἐντὸς ἐοῦσα
μίμνει τὴν αὐτῆς ὥρην ὁδοῦ, ἔστ᾽ ἂν ἵκηται,
ἣ μὲν ἐπιχθονίοισι φάος πολυδερκὲς ἔχουσα,
ἣ δ᾽ Ὕπνον μετὰ χερσί, κασίγνητον Θανάτοιο,
Νὺξ ὀλοή, νεφέλῃ κεκαλυμμένη ἠεροειδεῖ.




750




755


Daarvoor staat de zoon van Iapetos en houdt de wijde hemel
op zijn hoofd en onvermoeibare handen,
onwrikbaar, waar Nacht en Dag vlakbij elkaar komen en
elkaar begroeten, wanneer zij over de grote bronzen drempel
stappen; de een wil naar binnen gaan, de ander komt
naar buiten, en nooit biedt het huis hen beide tegelijk onderdak,
maar altijd is de een buiten het huis
en gaat rond over de aarde, de ander is binnen het huis en
en wacht op haar eigen tijdstip van vertrek, tot dat aanbreekt;
de een heeft het veelziende licht voor de aardbewoners,
de ander houdt Slaap in haar handen, de broer van Dood,
verderfelijke Nacht, gehuld in een nevelige wolk.
Ἔνθα δὲ Νυκτὸς παῖδες ἐρεμνῆς οἰκί᾽ ἔχουσιν,
Ὕπνος καὶ Θάνατος, δεινοὶ θεοί· οὐδέ ποτ᾽ αὐτοὺς
Ἠέλιος φαέθων ἐπιδέρκεται ἀκτίνεσσιν
οὐρανὸν εἰσανιὼν οὐδ᾽ οὐρανόθεν καταβαίνων.
Τῶν δ᾽ ἕτερος γαῖάν τε καὶ εὐρέα νῶτα θαλάσσης
ἥσυχος ἀνστρέφεται καὶ μείλιχος ἀνθρώποισι,
τοῦ δὲ σιδηρέη μὲν κραδίη, χάλκεον δέ οἱ ἦτορ
νηλεὲς ἐν στήθεσσιν· ἔχει δ᾽ ὃν πρῶτα λάβῃσιν
ἀνθρώπων· ἐχθρὸς δὲ καὶ ἀθανάτοισι θεοῖσιν.


760




765

Daar hebben de kinderen van duistere Nacht hun huizen,
Slaap en Dood, geduchte goden; nooit kijkt
de stralende Zon naar hen met zijn stralen wanneer hij omhoog gaat
naar de hemel, noch wanneer hij uit de hemel naar beneden gaat.
Van hen gaat de een rustig over de aarde en de brede rug van de zee
en is weldadig voor mensen,
de ander heeft een hart van ijzer, en het bronzen gemoed in zijn borst
is meedogenloos; wie hij eenmaal grijpt van de mensen
laat hij nooit meer los; hij is gehaat zelfs bij de onsterfelijke goden.
Ἔνθα θεοῦ χθονίου πρόσθεν δόμοι ἠχήεντες
ἰφθίμου τ᾽ Ἀίδεω καὶ ἐπαινῆς Περσεφονείης
ἑστᾶσιν, δεινὸς δὲ κύων προπάροιθε φυλάσσει
νηλειής, τέχνην δὲ κακὴν ἔχει· ἐς μὲν ἰόντας
σαίνει ὁμῶς οὐρῇ τε καὶ οὔασιν ἀμφοτέροισιν,
ἐξελθεῖν δ᾽ οὐκ αὖτις ἐᾷ πάλιν, ἀλλὰ δοκεύων
ἐσθίει, ὅν κε λάβῃσι πυλέων ἔκτοσθεν ἰόντα.
[ἰφθίμου τ᾽ Ἀίδεω καὶ ἐπαινῆς Περσεφονείης.]

768

770




Daar staan vooraan de galmende huizen van de onderaardse god,
van krachtige Hades en gruwelijke Persephone,
en een vreselijke hond waakt daar aan de voorkant,
meedogenloos; hij heeft een kwade truc: naar degenen die binnengaan
kwispelt hij vriendelijk met zijn staart en beweegt zijn oren,
maar hij laat hen niet weer naar buiten gaan, maar ligt op de loer en
verslindt wie hij te pakken krijgt op weg naar buiten de poorten.
= 768
Ἔνθα δὲ ναιετάει στυγερὴ θεὸς ἀθανάτοισι,
δεινὴ Στύξ, θυγάτηρ ἀψορρόου Ὠκεανοῖο
πρεσβυτάτη· νόσφιν δὲ θεῶν κλυτὰ δώματα ναίει
μακρῇσιν πέτρῃσι κατηρεφέ᾽· ἀμφὶ δὲ πάντη
κίοσιν ἀργυρέοισι πρὸς οὐρανὸν ἐστήρικται.
Παῦρα δὲ Θαύμαντος θυγάτηρ πόδας ὠκέα Ἶρις
ἀγγελίην πωλεῖται ἐπ᾽ εὐρέα νῶτα θαλάσσης.
Ὁππότ᾽ ἔρις καὶ νεῖκος ἐν ἀθανάτοισιν ὄρηται
καί ῥ᾽ ὅς τις ψεύδηται Ὀλύμπια δώματ᾽ ἐχόντων,
Ζεὺς δέ τε Ἶριν ἔπεμψε θεῶν μέγαν ὅρκον ἐνεῖκαι
τηλόθεν ἐν χρυσέῃ προχόῳ πολυώνυμον ὕδωρ
ψυχρόν, ὅ τ᾽ ἐκ πέτρης καταλείβεται ἠλιβάτοιο
ὑψηλῆς· πολλὸν δὲ ὑπὸ χθονὸς εὐρυοδείης
ἐξ ἱεροῦ ποταμοῖο ῥέει διὰ νύκτα μέλαιναν,
Ὠκεανοῖο κέρας· δεκάτη δ᾽ ἐπὶ μοῖρα δέδασται·
ἐννέα μὲν περὶ γῆν τε καὶ εὐρέα νῶτα θαλάσσης
δίνῃς ἀργυρέῃς εἱλιγμένος εἰς ἅλα πίπτει,
ἣ δὲ μί᾽ ἐκ πέτρης προρέει μέγα πῆμα θεοῖσιν.
Ὅς κεν τὴν ἐπίορκον ἀπολλείψας ἐπομόσσῃ
ἀθανάτων, οἳ ἔχουσι κάρη νιφόεντος Ὀλύμπου,
κεῖται νήυτμος τετελεσμένον εἰς ἐνιαυτόν·
οὐδέ ποτ᾽ ἀμβροσίης καὶ νέκταρος ἔρχεται ἆσσον
βρώσιος, ἀλλά τε κεῖται ἀνάπνευστος καὶ ἄναυδος
στρωτοῖς ἐν λεχέεσσι, κακὸν δέ ἑ κῶμα καλύπτει.
Αὐτὰρ ἐπεὶ νοῦσον τελέσῃ μέγαν εἰς ἐνιαυτόν,
ἄλλος γ᾽ ἐξ ἄλλου δέχεται χαλεπώτερος ἄεθλος.
Εἰνάετες δὲ θεῶν ἀπαμείρεται αἰὲν ἐόντων,
οὐδέ ποτ᾽ ἐς βουλὴν ἐπιμίσγεται οὐδ᾽ ἐπὶ δαῖτας
ἐννέα πάντα ἔτεα· δεκάτῳ δ᾽ ἐπιμίσγεται αὖτις
εἴρας ἐς ἀθανάτων, οἳ Ὀλύμπια δώματ᾽ ἔχουσιν.
Τοῖον ἄρ᾽ ὅρκον ἔθεντο θεοὶ Στυγὸς ἄφθιτον ὕδωρ
ὠγύγιον, τὸ δ᾽ ἵησι καταστυφέλου διὰ χώρου.
775




780




785




790




795




800




805

Daar woont de godin die afschuwelijk is voor de onsterfelijken,
vreselijke Styx, oudste dochter van in zichzelf terugstromende
Okeanos; apart van de goden bewoont zij een beroemde paleis,
met hoge rotsblokken in de gewelven; overal in het rond
is het met zilveren zuilen vastgezet naar de hemel toe.
Heel af en toe gaat de dochter van Thaumas, snelvoetige Iris,
over de brede rug van de zee naar haar met een bericht.
Wanneer conflict en ruzie uitbreekt bij de onsterfelijken
en een van hen die de Olympische huizen bewonen liegt,
stuurt Zeus Iris om de grote eed van de goden van ver weg te halen
in een gouden kan, het veelgeroemde water,
ijskoud, dat omlaag stroomt van een steile hoge rots;
het stroomt ver onder de aarde met brede wegen
uit de heilige rivier door de zwarte nacht,
een tak van Okeanos; een tiende deel is haar toebedeeld;
negen delen slingeren om de aarde en de brede rug van de zee
met zilveren draaikolken en vallen in zee,
het ene deel stroomt uit de rots, een grote kwelling voor de goden.
Wie van de onsterfelijken, die de top van de besneeuwde Olympos bewonen,
een valse eed zweert na met het water een plengoffer te hebben gebracht,
die ligt voor een volledig jaar ademloos;
en hij komt niet in de nabijheid van ambrozijn en nektar
als voeding, maar hij ligt zonder adem en zonder stem
op een bed met dekens, en een boze coma omhult hem.
Maar nadat hij de ziekte in een lang jaar voltooid heeft,
volgt na de ene nog een andere nog moeilijker beproeving.
Negen jaar lang mag hij niet meedoen met de goden die altijd zijn,
en mengt zich niet onder hen bij een vergadering of voor de maaltijden,
alle negen jaren; het tiende jaar mengt hij zich weer
onder de bijeenkomsten van de onsterfelijken, die de Olympische huizen bewonen.
Een dergelijke eed dus maakten de goden het eeuwig water van de Styx,
de oerstroom, die loopt door heel ruig land.
Ἔνθα δὲ γῆς δνοφερῆς καὶ Ταρτάρου ἠερόεντος
πόντου τ᾽ ἀτρυγέτοιο καὶ οὐρανοῦ ἀστερόεντος
ἑξείης πάντων πηγαὶ καὶ πείρατ᾽ ἔασιν
ἀργαλέ᾽ εὐρώεντα, τά τε στυγέουσι θεοί περ.



810
Daar zijn van de donkere aarde en van de nevelige Tartaros
en van de oogstloze zee en de sterrenrijke hemel,
van alles achter elkaar de bronnen en grenzen,
akelig, schimmelig, dingen die zelfs de goden verafschuwen.
Ἔνθα δὲ μαρμάρεαί τε πύλαι καὶ χάλκεος οὐδός,
ἀστεμφὲς ῥίζῃσι διηνεκέεσσιν ἀρηρώς,
αὐτοφυής· πρόσθεν δὲ θεῶν ἔκτοσθεν ἁπάντων
Τιτῆνες ναίουσι, πέρην Χάεος ζοφεροῖο.
Αὐτὰρ ἐρισμαράγοιο Διὸς κλειτοὶ ἐπίκουροι
δώματα ναιετάουσιν ἐπ᾽ Ὠκεανοῖο θεμέθλοις,
Κόττος τ᾽ ἠδὲ Γύης· Βριάρεών γε μὲν ἠὺν ἐόντα
γαμβρὸν ἑὸν ποίησε βαρύκτυπος Ἐννοσίγαιος,
δῶκε δὲ Κυμοπόλειαν ὀπυίειν, θυγατέρα ἥν.




815




Daar zijn de glanzende poorten en de bronzen drempel,
die onwrikbaar is bevestigd met zich ver uitstrekkende wortels,
van zelf gegroeid; daarvoor, afgezonderd van alle goden,
wonen de Titanen, aan gene zijde van duistere Chaos.
En de beroemde helpers van luid-donderende Zeus
bewonen huizen op de funderingen van Okeanos,
Kottos en Gyes; Briareos, omdat hij goed was,
maakte zwaar-dreunende Aardschokker tot zijn schoonzoon,
en hij gaf hem Kymopoleia, zijn dochter, om te trouwen.
Αὐτὰρ ἐπεὶ Τιτῆνας ἀπ᾽ οὐρανοῦ ἐξέλασεν Ζεύς,
ὁπλότατον τέκε παῖδα Τυφωέα Γαῖα πελώρη
Ταρτάρου ἐν φιλότητι διὰ χρυσέην Ἀφροδίτην·
οὗ χεῖρες μὲν ἔασιν ἐπ᾽ ἰσχύι, ἔργματ᾽ ἔχουσαι,
καὶ πόδες ἀκάματοι κρατεροῦ θεοῦ· ἐκ δέ οἱ ὤμων
ἣν ἑκατὸν κεφαλαὶ ὄφιος, δεινοῖο δράκοντος,
γλώσσῃσιν δνοφερῇσι λελιχμότες, ἐκ δέ οἱ ὄσσων
θεσπεσίῃς κεφαλῇσιν ὑπ᾽ ὀφρύσι πῦρ ἀμάρυσσεν·
πασέων δ᾽ ἐκ κεφαλέων πῦρ καίετο δερκομένοιο·
φωναὶ δ᾽ ἐν πάσῃσιν ἔσαν δεινῇς κεφαλῇσι
παντοίην ὄπ᾽ ἰεῖσαι ἀθέσφατον· ἄλλοτε μὲν γὰρ
φθέγγονθ᾽ ὥστε θεοῖσι συνιέμεν, ἄλλοτε δ᾽ αὖτε
ταύρου ἐριβρύχεω μένος ἀσχέτου ὄσσαν ἀγαύρου,
ἄλλοτε δ᾽ αὖτε λέοντος ἀναιδέα θυμὸν ἔχοντος,
ἄλλοτε δ᾽ αὖ σκυλάκεσσιν ἐοικότα, θαύματ᾽ ἀκοῦσαι,
ἄλλοτε δ᾽ αὖ ῥοίζεσχ᾽, ὑπὸ δ᾽ ἤχεεν οὔρεα μακρά.
Καί νύ κεν ἔπλετο ἔργον ἀμήχανον ἤματι κείνῳ
καί κεν ὅ γε θνητοῖσι καὶ ἀθανάτοισιν ἄναξεν,
εἰ μὴ ἄρ᾽ ὀξὺ νόησε πατὴρ ἀνδρῶν τε θεῶν τε.
Σκληρὸν δ᾽ ἐβρόντησε καὶ ὄβριμον, ἀμφὶ δὲ γαῖα
σμερδαλέον κονάβησε καὶ οὐρανὸς εὐρὺς ὕπερθε
πόντος τ᾽ Ὠκεανοῦ τε ῥοαὶ καὶ Τάρταρα γαίης.
Ποσσὶ δ᾽ ὕπ᾽ ἀθανάτοισι μέγας πελεμίζετ᾽ Ὄλυμπος
ὀρνυμένοιο ἄνακτος· ἐπεστενάχιζε δὲ γαῖα.
Καῦμα δ᾽ ὑπ᾽ ἀμφοτέρων κάτεχεν ἰοειδέα πόντον
βροντῆς τε στεροπῆς τε, πυρός τ᾽ ἀπὸ τοῖο πελώρου,
πρηστήρων ἀνέμων τε κεραυνοῦ τε φλεγέθοντος.
ἔζεε δὲ χθὼν πᾶσα καὶ οὐρανὸς ἠδὲ θάλασσα·
θυῖε δ᾽ ἄρ᾽ ἀμφ᾽ ἀκτὰς περί τ᾽ ἀμφί τε κύματα μακρὰ
ῥιπῇ ὕπ᾽ ἀθανάτων, ἔνοσις δ᾽ ἄσβεστος ὀρώρει·
τρέε δ᾽ Ἀίδης, ἐνέροισι καταφθιμένοισιν ἀνάσσων,
Τιτῆνές θ᾽ ὑποταρτάριοι, Κρόνον ἀμφὶς ἐόντες,
ἀσβέστου κελάδοιο καὶ αἰνῆς δηιοτῆτος.
820


823

825


828

830

832


835




840




845




850


Maar toen Zeus de Titanen uit de hemel had verdreven,
baarde enorme Aarde als jongste zoon Typhoeus
in de liefde van Tartaros door gouden Afrodite;
zijn handen (? zijn sterk ?)
en de voeten van de krachtige god zijn onvermoeibaar; uit zijn schouders
waren er honderd koppen van een slang, een vreselijke draak,
die likten met donkere tongen, en uit zijn ogen
in de ontzaglijke koppen fonkelde vuur onder zijn wenkbrauwen;
uit al zijn koppen brandde vuur terwijl hij keek;
in al zijn vreselijke koppen waren stemmen,
die allerlei geluiden produceerden, ontzaglijk; want nu eens
maakten ze geluid als voor de goden om te begrijpen, dan weer
het stemgeluid van een luidbrullende stier, niet te houden in zijn woede en trots,
dan weer dat van een leeuw met nietsontziende aard,
dan weer geluid als van jonge hondjes, een wonder om te horen,
en dan weer siste hij, en beneden echoden de hoge bergen.
En nu zou op die dag een niet te verhelpen daad tot stand zijn gekomen,
en hij zou heerser zijn geworden van stervelingen en onsterfelijken,
als de vader van mensen en goden niet scherp had opgelet.
Hij donderde hard en krachtig, en rondom dreunde de aarde
verschrikkelijk en de wijde hemel daarboven
en de zee en de stromen van Okeanos en de Tartara van de aarde.
Onder zijn onsterfelijke voeten trilde de grote Olympos,
toen de heer toesnelde; en de aarde kreunde er bij.
De vuurzee van beiden bedekte de violetkleurige zee,
van donder en bliksem, en van vuur van dat enorme monster,
van tornados en winden en van de brandende bliksem.
Heel de aardbodem kookte en de hemel en de zee;
hoge golven raasden om de kusten heen in het rond
onder het geweld van de onsterfelijken, en een onbedwingbaar schokken ontstond;
Hades beefde van angst, hij die heerst over de onderaardse doden,
en de Titanen beneden in de Tartaros, verzameld om Kronos,
wegens het onbedwingbaar lawaai en de verschrikkelijke strijd.
Ζεὺς δ᾽ ἐπεὶ οὖν κόρθυνεν ἑὸν μένος, εἵλετο δ᾽ ὅπλα,
βροντήν τε στεροπήν τε καὶ αἰθαλόεντα κεραυνόν,
πλῆξεν ἀπ᾽ Οὐλύμποιο ἐπάλμενος· ἀμφὶ δὲ πάσας
ἔπρεσε θεσπεσίας κεφαλὰς δεινοῖο πελώρου.
Αὐτὰρ ἐπεὶ δή μιν δάμασεν πληγῇσιν ἱμάσσας,
ἤριπε γυιωθείς, στενάχιζε δὲ γαῖα πελώρη.
Φλὸξ δὲ κεραυνωθέντος ἀπέσσυτο τοῖο ἄνακτος
οὔρεος ἐν βήσσῃσιν Ἀίτνης παιπαλοέσσης
πληγέντος. Πολλὴ δὲ πελώρη καίετο γαῖα
αὐτμῇ θεσπεσίῃ καὶ ἐτήκετο κασσίτερος ὣς
τέχνῃ ὕπ᾽ αἰζηῶν ἐν ἐυτρήτοις χοάνοισι
θαλφθείς, ἠὲ σίδηρος, ὅ περ κρατερώτατός ἐστιν,
οὔρεος ἐν βήσσῃσι δαμαζόμενος πυρὶ κηλέῳ
τήκεται ἐν χθονὶ δίῃ ὑφ᾽ Ἡφαιστου παλάμῃσιν.
Ὥς ἄρα τήκετο γαῖα σέλαι πυρὸς αἰθομένοιο.
Ῥῖψε δέ μιν θυμῷ ἀκαχὼν ἐς Τάρταρον εὐρύν.


855




860




865



Toen Zeus nu zijn kracht had opgestapeld en zijn wapens had gepakt,
donder en bliksem en verzengende bliksemflits,
sprong hij van de Olympos op hem en sloeg hem; en alle
ontzaglijke koppen van het vreselijke monster schroeide hij rondom weg.
En toen hij hem had bedwongen en met klappen gegeseld,
ging hij verlamd onderuit, en de enorme aarde kreunde.
Een vlam schoot van die gebliksemflitste heerser,
toen hij in de dalen van de berg, de rotsige Etna (?)
werd geslagen. De enorme aarde werd erg verbrand
door de ontzaglijke vuurstorm en smolt als tin,
vaardig door jonge mannen in goed doorboorde smeltkroezen
verhit, of zoals ijzer, dat wel het allersterkst is,
in de dalen van een berg door vlammend vuur overweldigd,
smelt in de goddelijke aarde door de handen van Hefaistos.
Zo smolt dus de aarde in de gloed van het brandende vuur.
En hij wierp hem in zijn hart verdrietig in de brede Tartaros.
Ἐκ δὲ Τυφωέος ἔστ᾽ ἀνέμων μένος ὑγρὸν ἀέντων,
νόσφι Νότου Βορέωτε καὶ ἀργέστεω Ζεφύροιο·
οἵ γε μὲν ἐκ θεόφιν γενεήν, θνητοῖς μέγ᾽ ὄνειαρ.
Αἱ δ᾽ ἄλλαι μὰψ αὖραι ἐπιπνείουσι θάλασσαν·
αἳ δή τοι πίπτουσαι ἐς ἠεροειδέα πόντον,
πῆμα μέγα θνητοῖσι, κακῇ θυίουσιν ἀέλλῃ·
ἄλλοτε δ᾽ ἄλλαι ἄεισι διασκιδνᾶσί τε νῆας
ναύτας τε φθείρουσι· κακοῦ δ᾽ οὐ γίνεται ἀλκὴ
ἀνδράσιν, οἳ κείνῃσι συνάντωνται κατὰ πόντον·
αἳ δ᾽ αὖ καὶ κατὰ γαῖαν ἀπείριτον ἀνθεμόεσσαν
ἔργ᾽ ἐρατὰ φθείρουσι χαμαιγενέων ἀνθρώπων
πιμπλεῖσαι κόνιός τε καὶ ἀργαλέου κολοσυρτοῦ.

870




875




880
Uit Typhoeus is de kracht van vocht waaiende winden,
afgezien van Notos en Boreas en heldermakende Zefyros;
die zijn uit de goden in afkomst, voor stervelingen een grote verkwikking.
Maar de andere winden blazen in het wilde weg op de zee;
zij vallen op de nevelige zee,
een groot leed voor stervelingen, en razen met kwade windvlagen;
zij waaien nu eens zus, dan weer zo en verspreiden de schepen
en brengen zeelieden om het leven; tegen dat kwaad is geen verweer
voor mannen, die die winden tegenkomen op zee;
en ook op de onmetelijke bloemenrijke aarde
verwoesten zij de lieflijke werken van op de aarde geboren mensen,
door ze te vullen met stof en smartelijk tumult.
Αὐτὰρ ἐπεί ῥα πόνον μάκαρες θεοὶ ἐξετέλεσσαν,
Τιτήνεσσι δὲ τιμάων κρίναντο βίηφι,
δή ῥα τότ᾽ ὤτρυνον βασιλευέμεν ἠδὲ ἀνάσσειν
Γαίης φραδμοσύνῃσιν Ὀλύμπιον εὐρύοπα Ζῆν
ἀθανάτων· ὃ δὲ τοῖσιν ἐὺ διεδάσσατο τιμάς.




885
En toen de gelukzalige goden hun inspanning hadden voltooid,
en met geweld de erefuncties hadden geregeld met de Titanen,
toen dan spoorden zij volgens de adviezen van Aarde Zeus,
de Olympiër die ver ziet, aan om koning te zijn en te heersen
over de onsterfelijken; en hij verdeelde de erefuncties goed onder hen.
Ζεὺς δὲ θεῶν βασιλεὺς πρώτην ἄλοχον θέτο Μῆτιν
πλεῖστα θεῶν ἰδυῖαν ἰδὲ θνητῶν ἀνθρώπων.
ἀλλ᾽ ὅτε δὴ ἄρ᾽ ἔμελλε θεὰν γλαυκῶπιν Ἀθήνην
τέξεσθαι, τότ᾽ ἔπειτα δόλῳ φρένας ἐξαπατήσας
αἱμυλίοισι λόγοισιν ἑὴν ἐσκάτθετο νηδὺν
Γαίης φραδμοσύνῃσι καὶ Οὐρανοῦ ἀστερόεντος.
τὼς γάρ οἱ φρασάτην, ἵνα μὴ βασιληίδα τιμὴν
ἄλλος ἔχοι Διὸς ἀντὶ θεῶν αἰειγενετάων.
Ἐκ γὰρ τῆς εἵμαρτο περίφρονα τέκνα γενέσθαι·
πρώτην μὲν κούρην γλαυκώπιδα Τριτογένειαν
ἶσον ἔχουσαν πατρὶ μένος καὶ ἐπίφρονα βουλήν,
αὐτὰρ ἔπειτ᾽ ἄρα παῖδα θεῶν βασιλῆα καὶ ἀνδρῶν
ἤμελλεν τέξεσθαι, ὑπέρβιον ἦτορ ἔχοντα·
ἀλλ᾽ ἄρα μιν Ζεὺς πρόσθεν ἑὴν ἐσκάτθετο νηδύν,
ὡς δή οἱ φράσσαιτο θεὰ ἀγαθόν τε κακόν τε.




890




895




900
Zeus, koning van de goden, nam als zijn eerste vrouw Metis,
zij die van de goden en de sterfelijke mensen het meest weet.
Maar toen zij op het punt stond de godin fel-ogige Athena
te baren, toen bedroog hij haar geest met een list
en met sluwe woorden stopte hij haar in zijn buik
volgens de adviezen van Aarde en sterrenrijke Hemel.
Want zo hadden zij hem verteld, om te voorkomen dat een ander
van de altijd levende goden in plaats van Zeus de koninklijke eer kreeg.
Want het was voorbeschikt, dat zij zeer slimme kinderen zou krijgen;
zij zou eerst een meisje baren, fel-ogige Tritogeneia,
met een kracht gelijk aan (die van) haar vader en met wijze raad,
maar daarna zou zij een zoon, koning van goden en mensen,
baren, met een erg baldadig hart;
maar daarvoor stopte Zeus haar dus in zijn buik,
opdat de godin hem goed en kwaad te kennen kon geven.
Δεύτερον ἠγάγετο λιπαρὴν Θέμιν, ἣ τέκεν Ὥρας,
Εὐνομίην τε Δίκην τε καὶ Εἰρήνην τεθαλυῖαν,
αἳ ἔργ᾽ ὠρεύουσι καταθνητοῖσι βροτοῖσι,
Μοίρας θ᾽, ᾗς πλείστην τιμὴν πόρε μητίετα Ζεύς,
Κλωθώ τε Λάχεσίν τε καὶ Ἄτροπον, αἵτε διδοῦσι
θνητοῖς ἀνθρώποισιν ἔχειν ἀγαθόν τε κακόν τε.
901
902


905

Ten tweede huwde hij wit-glanzende Themis, die de Horai baarde,
Eunomia en Dike en bloeiende Eirene,
die zich ontfermen over de werken van de sterfelijke mensen,
en de Schikgodinnen, aan wie wijze Zeus de grootste eer gaf,
Klotho en Lachesis en Atropos, die aan de
sterfelijke mensen goed en slecht geven om te hebben.
Τρεῖς δέ οἱ Εὐρυνόμη Χάριτας τέκε καλλιπαρῄους,
Ὠκεανοῦ κούρη, πολυήρατον εἶδος ἔχουσα,
Ἀγλαΐην τε καὶ Εὐφροσύνην Θαλίην τ᾽ ἐρατεινήν·
τῶν καὶ ἀπὸ βλεφάρων ἔρος εἴβετο δερκομενάων
λυσιμελής· καλὸν δέ θ᾽ ὑπ᾽ ὀφρύσι δερκιόωνται.


909
910

Hem baarde Eurynome drie Gratiën met mooie wangen,
de dochter van Okeanos, die bekoorlijke schoonheid bezit,
Aglaia en Eufrosyne en lieflijke Thalia;
van hun ogen druppelt ledematen ontspannend verlangen
wanneer zij kijken; zij kijken prachtig van onder hun wenkbrauwen.
Αὐτὰρ ὁ Δήμητρος πολυφόρβης ἐς λέχος ἦλθεν,
ἣ τέκε Περσεφόνην λευκώλενον, ἣν Ἀιδωνεὺς
ἥρπασε ἧς παρὰ μητρός· ἔδωκε δὲ μητίετα Ζεύς.



En hij kwam naar het bed van velen voedende Demeter,
die Persephone met blanke armen baarde, die door Aidoneus
geroofd werd weg van haar moeder; wijze Zeus gaf haar aan hem.
Μνημοσύνης δ᾽ ἐξαῦτις ἐράσσατο καλλικόμοιο,
ἐξ ἧς οἱ Μοῦσαι χρυσάμπυκες ἐξεγένοντο
ἐννέα, τῇσιν ἅδον θαλίαι καὶ τέρψις ἀοιδῆς.
915


Daarna begeerde hij Mnemosyne met het mooie haar,
uit wie de Muzen met gouden hoofdbanden werden geboren,
negen Muzen, die plezier hebben in feesten en het vermaak van zang.
Λητὼ δ᾽ Ἀπόλλωνα καὶ Ἄρτεμιν ἰοχέαιραν,
ἱμερόεντα γόνον περὶ πάντων Οὐρανιώνων,
γείνατο, αἰγιόχοιο Διὸς φιλότητι μιγεῖσα.


920
Leto baarde Apollo en pijlschietende Artemis,
bekoorlijke kinderen, meer dan alle andere hemelgoden,
nadat zij in liefde verenigd was met aegis-dragende Zeus.
Λοισθοτάτην δ᾽ Ἥρην θαλερὴν ποιήσατ᾽ ἄκοιτιν·
ἣ δ᾽ Ἥβην καὶ Ἄρηα καὶ Εἰλείθυιαν ἔτικτε
μιχθεῖσ᾽ ἐν φιλότητι θεῶν βασιλῆι καὶ ἀνδρῶν.



Als laatste maakte hij Hera tot zijn bloeiende echtgenote;
zij baarde Hebe en Ares en Eileithyia,
verenigd in liefde met de koning van goden en mensen.
Αὐτὸς δ᾽ ἐκ κεφαλῆς γλαυκώπιδα Τριτογένειαν
δεινὴν ἐγρεκύδοιμον ἀγέστρατον ἀτρυτώνην
πότνιαν, ᾗ κέλαδοί τε ἅδον πόλεμοί τε μάχαι τε,
Ἥρη δ᾽ Ἥφαιστον κλυτὸν οὐ φιλότητι μιγεῖσα
γείνατο, καὶ ζαμένησε καὶ ἤρισε ᾧ παρακοίτῃ,
ἐκ πάντων τέχνῃσι κεκασμένον Οὐρανιώνων.

925




Zelf baarde hij uit zijn hoofd fel-ogige Tritogeneia,
geducht, strijd opwekkend, legers aanvoerend, onvermoeibaar,
majesteitelijk, die plezier heeft in kabaal en oorlogen en gevechten,
en Hera baarde beroemde Hefaistos zonder in liefde te zijn verenigd,
en was razend op en ruziede met haar echtgenoot,
Hefaistos, die in technische vaardigheden uitblonk boven alle hemelgoden.
Ἐκ δ᾽ Ἀμφιτρίτης καὶ ἐρικτύπου Ἐννοσιγαίου
Τρίτων εὐρυβίης γένετο μέγας, ὅστε θαλάσσης
πυθμέν᾽ ἔχων παρὰ μητρὶ φίλῃ καὶ πατρὶ ἄνακτι
ναίει χρύσεα δῶ, δεινὸς θεός. αὐτὰρ Ἄρηι
ῥινοτόρῳ Κυθέρεια Φόβον καὶ Δεῖμον ἔτικτε
δεινούς, οἵτ᾽ ἀνδρῶν πυκινὰς κλονέουσι φάλαγγας
ἐν πολέμῳ κρυόεντι σὺν Ἄρηι πτολιπόρθῳ,
Ἁρμονίην θ᾽, ἣν Κάδμος ὑπέρθυμος θέτ᾽ ἄκοιτιν.
Ζηνὶ δ᾽ ἄρ᾽ Ἀτλαντὶς Μαίη τέκε κύδιμον Ἑρμῆν,
κήρυκ᾽ ἀθανάτων, ἱερὸν λέχος εἰσαναβᾶσα.
930




935




Uit Amfitrite en luiddreunende Aardschokker werd
wijd-heersende grote Triton geboren, die van de zee
de fundamenten bezit en bij zijn moeder en heer vader
woont in een gouden huis, een geduchte god. En voor schild-doorborende
Ares baarde Kythereia vreselijke Paniek en Verschrikking,
die de dichte rijen van mannen voor zich uit jagen
in de ijselijke oorlog samen met stedenverwoester Ares,
en zij baarde Harmonia, die zeer moedige Kadmos tot zijn vrouw maakte.
Voor Zeus baarde Atlas' dochter Maia roemruchte Hermes,
de boodschapper van de onsterfelijken, nadat zij zijn heilig bed in was gegaan.
Καδμείη δ᾽ ἄρα οἱ Σεμέλη τέκε φαίδιμον υἱὸν
μιχθεῖσ᾽ ἐν φιλότητι, Διώνυσον πολυγηθέα,
ἀθάνατον θνητή· νῦν δ᾽ ἀμφότεροι θεοί εἰσιν.
940


En Kadmos' dochter Semele baarde hem (Zeus) een schitterende zoon,
verenigd in liefde, vreugde brengende Dionysos, een onsterfelijke god
gebaard door een sterfelijke vrouw; nu zijn zij allebei goden.
Ἀλκμήνη δ᾽ ἄρ᾽ ἔτικτε βίην Ἡρακληείην
μιχθεῖσ᾽ ἐν φιλότητι Διὸς νεφεληγερέταο.


En Alkmene baarde geweldige Herakles,
verenigd in liefde met wolken-verzamelende Zeus.
Ἀγλαΐην δ᾽ Ἥφαιστος, ἀγακλυτὸς ἀμφιγυήεις,
ὁπλοτάτην Χαρίτων θαλερὴν ποιήσατ᾽ ἄκοιτιν.
945

En Aglaia maakte Hephaistos, de zeer beroemde Kreupele,
zij de jongste van de Gratiën, tot zijn bloeiende echtgenote.
Χρυσοκόμης δὲ Διώνυσος ξανθὴν Ἀριάδνην,
κούρην Μίνωος, θαλερὴν ποιήσατ᾽ ἄκοιτιν.
Τὴν δέ οἱ ἀθάνατον καὶ ἀγήρω θῆκε Κρονίων.



En Dionysos met gouden haar maakte blonde Ariadne,
de dochter van Minos, tot zijn bloeiende echtgenote.
Kronos' zoon maakte haar onsterfelijk en eeuwig jong voor hem.
Ἥβην δ᾽ Ἀλκμήνης καλλισφύρου ἄλκιμος υἱός,
ἲς Ἡρακλῆος, τελέσας στονόεντας ἀέθλους,
παῖδα Διὸς μεγάλοιο καὶ Ἥρης χρυσοπεδίλου,
αἰδοίην θέτ᾽ ἄκοιτιν ἐν Οὐλύμπῳ νιφόεντι,
ὄλβιος, ὃς μέγα ἔργον ἐν ἀθανάτοισιν ἀνύσσας
ναίει ἀπήμαντος καὶ ἀγήραος ἤματα πάντα.
950



954
955
De krachtige zoon van Alkmene met haar mooie enkels,
sterke Herakles, na zijn moeilijke werken te hebben voltooid,
maakte Hebe, de dochter van grote Zeus en Hera met haar gouden sandalen
tot zijn eerbiedwaardige echtgenote op sneeuwrijke Olympos,
de gelukkige, die een grote  daad bij de onsterfelijken verrichtte
en zonder leed en zonder te verouderen alle dagen daar woont.
Ἠελίῳ δ᾽ ἀκάμαντι τέκεν κλυτὸς Ὠκεανίνη
Περσηὶς Κίρκην τε καὶ Αἰήτην βασιλῆα.
Αἰήτης δ᾽ υἱὸς φαεσιμβρότου Ἠελίοιο
κούρην Ὠκεανοῖο τελήεντος ποταμοῖο
γῆμε θεῶν βουλῇσι, Ἰδυῖαν καλλιπάρῃον.
ἣ δέ οἱ Μήδειαν ἐύσφυρον ἐν φιλότητι
γείναθ᾽ ὑποδμηθεῖσα διὰ χρυσέην Ἀφροδίτην.




960


Voor de onvermoeibare Zon baarde de beroemde dochter van Okeanos
Perseis Kirke en koning Aietes.
Aietes, zoon van voor de mensen schijnende Zon,
trouwde met de dochter van Okeanos, de rivier die om de wereld cirkelt,
volgens de plannen van de goden, met Idyia met mooie wangen.
En zij baarde hem Medea met mooie enkels, nadat zij in liefde
was bedwongen door toedoen van gouden Afrodite.
'Yμεῖς μὲν νῦν χαίρετ᾽, Ὀλύμπια δώματ᾽ ἔχοντες,
νῆσοί τ᾽ ἤπειροί τε καὶ ἁλμυρὸς ἔνδοθι πόντος.
Νῦν δὲ θεάων φῦλον ἀείσατε, ἡδυέπειαι
Μοῦσαι Ὀλυμπιάδες, κοῦραι Διὸς αἰγιόχοιο,
ὅσσαι δὴ θνητοῖσι παρ᾽ ἀνδράσιν εὐνηθεῖσαι
ἀθάναται γείναντο θεοῖς ἐπιείκελα τέκνα.
963

965



Nu vaarwel, jullie die Olympische huizen bewonen,
en jullie, eilanden en continenten en de zilte zee daarbinnen.
Bezing nu de groep van godinnen, zoet-sprekende
Olympische Muzen, dochters van aegis-dragende Zeus,
de godinnen die naar bed gingen met sterfelijke mannen
en, zelf onsterfelijk, kinderen baarden die gelijk waren aan de goden
Δημήτηρ μὲν Πλοῦτον ἐγείνατο, δῖα θεάων,
Ἰασίων᾽ ἥρωι μιγεῖσ᾽ ἐρατῇ φιλότητι
νειῷ ἔνι τριπόλῳ, Κρήτης ἐν πίονι δήμῳ,
ἐσθλόν, ὃς εἶσ᾽ ἐπὶ γῆν τε καὶ εὐρέα νῶτα θαλάσσης
πᾶσαν· τῷ δὲ τυχόντι καὶ οὗ κ᾽ ἐς χεῖρας ἵκηται,
τὸν δ᾽ ἀφνειὸν ἔθηκε, πολὺν δέ οἱ ὤπασεν ὄλβον.

970




Demeter, stralende van godinnen, baarde Ploutos,
verenigd in bekoorlijke liefde met de held Iasion
in een driemaal omgeploegde akker, in het rijke land van Kreta,
edele Ploutos, die gaat over heel de aarde en de brede rug van de zee;
degene die hem tegen komt en in zijn handen terecht komt,
hem maakt hij rijk, en hij verschaft hem veel voorspoed.
Κάδμῳ δ᾽ Ἁρμονίη, θυγάτηρ χρυσέης Ἀφροδιτης,
Ἰνὼ καὶ Σεμέλην καὶ Ἀγαυὴν καλλιπάρῃον
Αὐτονόην θ᾽, ἣν γῆμεν Ἀρισταῖος βαθυχαίτης,
γείνατο καὶ Πολύδωρον ἐυστεφάνῳ ἐνὶ Θήβῃ.
975



Harmonia, dochter van gouden Afrodite, baarde voor Kadmos
Ino en Semele en Agaue met mooie wangen
en Autonoë, met wie Aristaios met zijn dik lang haar trouwde,
en Polydoros, in Thebe, omkranst met sterke muren.
Κούρη δ᾽ Ὠκεανοῦ, Χρυσάορι καρτεροθύμῳ
μιχθεῖσ᾽ ἐν φιλότητι πολυχρύσου Ἀφροδίτης,
Καλλιρόη τέκε παῖδα βροτῶν κάρτιστον ἁπάντων,
Γηρυονέα, τὸν κτεῖνε βίη Ἡρακληείη
βοῶν ἕνεκ᾽ εἰλιπόδων ἀμφιρρύτῳ εἰν Ἐρυθείῃ.

980



De dochter van Okeanos, met stoutmoedige Chrysaor
verenigd in de liefde van veelgouden Aphrodite,
Kallirhoë baarde een zoon, de sterkste van alle mensen,
Geryoneus, die gedood werd door geweldige Herakles
om zijn runderen met slingerende poten in door zee omstroomd Erytheia.
Τιθωνῷ δ᾽ Ἠὼς τέκε Μέμνονα χαλκοκορυστήν,
Αἰθιόπων βασιλῆα, καὶ Ἠμαθίωνα ἄνακτα.
Αὐτάρ τοι Κεφάλῳ φιτύσατο φαίδιμον υἱόν,
ἴφθιμον Φαέθοντα, θεοῖς ἐπιείκελον ἄνδρα.
Τόν ῥα νέον τέρεν ἄνθος ἔχοντ᾽ ἐρικυδέος ἥβης
παῖδ᾽ ἀταλὰ φρονέοντα φιλομμειδὴς Ἀφροδίτη
ὦρτ᾽ ἀναρεψαμένη, καί μιν ζαθέοις ἐνὶ νηοῖς
νηοπόλον μύχιον ποιήσατο, δαίμονα δῖον.

985




990

Voor Tithonos baarde Eos Memnon met bronzen helm,
koning van de Aithiopiërs, en heerser Emathion.
En voor Kefalos baarde zij een schitterende zoon,
krachtige Phaëthon, een man gelijk aan de goden.
Hem, jong en in het bezit van de tere bloem van glorieuze jeugd,
een gevoelig kind nog, kwam graag glimlachende Aphrodite
weggrissen, en zij maakte hem in haar heilige tempels
binnenste tempelbeheerder, een stralende godheid.
Κούρην δ᾽ Αἰήταο διοτρεφέος βασιλῆος
Αἰσονίδης βουλῇσι θεῶν αἰειγενετάων
ἦγε παρ᾽ Αἰήτεω, τελέσας στονόεντας ἀέθλους,
τοὺς πολλοὺς ἐπέτελλε μέγας βασιλεὺς ὑπερήνωρ,
ὑβριστὴς Πελίης καὶ ἀτάσθαλος, ὀβριμοεργός.
τοὺς τελέσας Ἰωλκὸν ἀφίκετο, πολλὰ μογήσας,
ὠκείης ἐπὶ νηὸς ἄγων ἑλικώπιδα κούρην
Αἰσονίδης, καί μιν θαλερὴν ποιήσατ᾽ ἄκοιτιν.
Καί ῥ᾽ ἥ γε δμηθεῖσ᾽ ὑπ᾽ Ἰήσονι, ποιμένι λαῶν,
Μήδειον τέκε παῖδα, τὸν οὔρεσιν ἔτρεφε Χείρων
Φιλυρίδης· μεγάλου δὲ Διὸς νόος ἐξετελεῖτο.



995




1000


De dochter van Aietes, de door Zeus beschermde koning, werd
ontvoerd door de zoon van Aison, volgens de plannen van de altijd levende goden,
weg van Aietes, nadat hij vele moeilijke beproevingen had voltooid,
die hem waren opgedragen door de grote overmoedige koning,
Pelias, arrogant en kwaadaardig, daden van geweld plegend.
Nadat de zoon van Aison die had voltooid kwam hij naar Iolkos,
na vele inspanningen, terwijl hij op zijn snelle schip het meisje
met de levendige ogen meevoerde, en hij maakte haar zijn bloeiende echtgenote.
En zij, bedwongen door Jason, herder van het krijgsvolk,
baarde een zoon, Medeios, die in de bergen werd opgevoed door Chiron,
de zoon van Philyra; de bedoeling van grote Zeus werd vervuld.
Αὐτὰρ Νηρῆος κοῦραι, ἁλίοιο γέροντος,
ἦ τοι μὲν Φῶκον Ψαμάθη τέκε δῖα θεάων
Αἰακοῦ ἐν φιλότητι διὰ χρυσέην Ἀφροδίτην,
Πηλέι δὲ δμηθεῖσα θεὰ Θέτις ἀργυρόπεζα
γείνατ᾽ Ἀχιλλῆα ῥηξήνορα θυμολέοντα.


1005


En de dochters van Nereus, de oude man van de zee,
wel, Psamathe, stralende van de godinnen, baarde Phokos
in de liefde van Aiakos door toedoen van Aphrodite,
en Thetis, godin met zilveren voeten, bedwongen door Peleus,
baarde Achilleus, breker van mannen en moedig als een leeuw.
Αἰνείαν δ᾽ ἄρ᾽ ἔτικτεν ἐυστέφανος Κυθέρεια
Ἀγχίσῃ ἥρωι μιγεῖσ᾽ ἐρατῇ φιλότητι
Ἴδης ἐν κορυφῇσι πολυπτύχου ὑληέσσης.


1010
Mooi omkranste Kythereia baarde Aeneas,
nadat zij verenigd was in bekoorlijke liefde met de held Anchises
op de toppen van de Ida, met veel kloven en rijk aan bossen.
Κίρκη δ᾽, Ἠελίου θυγάτηρ Ὑπεριονίδαο,
γείνατ᾽ Ὀδυσσῆος ταλασίφρονος ἐν φιλότητι
Ἄγριον ἠδὲ Λατῖνον ἀμύμονά τε κρατερόν τε·
Τηλέγονον δ᾽ ἄρ᾽ ἔτικτε διὰ χρυσέην Ἀφροδίτην.
οἳ δή τοι μάλα τῆλε μυχῷ νήσων ἱεράων
πᾶσιν Τυρσηνοῖσιν ἀγακλειτοῖσιν ἄνασσον.




1015

Kirke, de dochter van Hyperions zoon de Zon,
baarde in de liefde voor geduldige Odysseus
Agrios en Latinos, voortreffelijk en sterk;
en zij baarde Telegonos door toedoen van gouden Aphrodite.
zij heersten ver weg in het binnenste van heilige eilanden
over alle zeer roemrijke Tyrrheniërs.
Ναυσίθοον δ᾽ Ὀδυσῆι Καλυψὼ δῖα θεάων
γείνατο Ναυσίνοόν τε μιγεῖσ᾽ ἐρατῇ φιλότητι.


Voor Odysseus baarde Kalypso, stralende van de godinnen, Nausithoõs
en Nausinoõs, nadat zij met hem in bekoorlijke liefde verenigd was.
Αὗται μὲν θνητοῖσι παρ᾽ ἀνδράσιν εὐνηθεῖσαι
ἀθάναται γείναντο θεοῖς ἐπιείκελα τέκνα.

Νῦν δὲ γυναικῶν φῦλον ἀείσατε, ἡδυέπειαι
Μοῦσαι Ὀλυμπιάδες, κοῦραι Διὸς αἰγιόχοιο.

1020


Die godinnen gingen naar bed met sterfelijke mannen
en, zelf onsterfelijk, baarden kinderen die gelijk waren aan de goden.

Bezing nu de groep van vrouwen, zoet-sprekende
Olympische Muzen, dochters van aegis-dragende Zeus.


De laatste twee regels zijn de beginregels van
de Catalogus van Vrouwen.Dit werk van Hesiodus
is slechts fragmentarisch overgeleverd.