ZEFIR EN CHLORIS

Zefir lag ontsluimerd neer,
Bij den gloed der middagstralen;
't Avendlied der nachtegalen
Wekt den slaper weer.

Zachtkens wiegt de berk haar kruin.
Fluistrend staan de popeldreven,
Als hij vrolijk aan komt zweven,
Langs het scheemrig duin.

O, hoe geurt het van rondom;
Nu zijn vlugt in 't bosch blijft hangen!
Chloris lokt, vol zoet verlangen,
Haren Bruidegom.

Zie daar zeeft hij 't loover uit!
Door de struiken afgezegen,
Plengt hij dartlend bloesemregen
In den schoot der Bruid.



A.C.W. Staring (1808-1877)