DE VONDST IN HET WRAK
I ATHENE, 450 v. Chr.
Het mengvat
heb ik met veel plezier beschilderd.
De nimf
die telkens voor een sater vlucht
kreeg het profiel van Eirene
en in de sater
herkent men mij,
en lacht.
II TARQUINIA, 425 v. Chr.
Toen Feronia werd bijgezet
legde ik ook dit mengvat in haar graf,
de getuige
van onze vrolijke feesten.
Feronia was die nimf,
ik die sater, beweerde ze.
Het deed pijn, het vat te breken,
ik sloeg er enkel de voet van af.
III ROME, 1795
"Milord, de herkomst
moet u niet vragen, maar het is
een meesterwerk, nietwaar?
Zo goed als gaaf, dat meisje
lijkt sprekend op de Laura
die we u gister brachten, en de sater,
de sater ... Milord,
kijkt u zelf eens!"
IV SCILLY-EILANDEN, 1977
Ralph, zijn zwarte rubberpak
klevend aan zijn gespierde lijf, en ik
met enkel mijn emmer scherven.
"Professor, een mooie vondst!"
Hij bevrijdt zijn druipende saterkop
en wijst: "Kijk, dat meisje, professor,
dat lijkt sprekend op u."
Hans Warren
Uit: De vondst in het wrak. Sub
signo libelli. Z.p., 1978
(Gevonden in: G. Komrij: De
Nederlandse Poëzie etc.
Uitg. Bert Bakker. Amsterdam, 1979.)
|