DERTIG EEUWEN
Voor mijn leerlingen
Toen Patroklos gelegd was op de
baar,
werd hij door alle jongens uitgedragen.
Ik zag hen kinderlijk de dode schragen,
een haag van jonge eiken naast elkaar.
Maarts voorjaar joeg de wolken
langs het goud.
Er donderde een phalanx straaljagers over,
toen op de brandstapel omfloerst met lover
zij hem legden en de vlam sloeg in het hout.
Myriaden jaren op de palm der
hand. -
Ik dorst niet opzien naar wie was ter zijde,
lieflijk en stil, Briseïs aller tijden,
toen hij verbrand werd in dit lage land.
Ida Gerhardt.
Uit: Verzamelde gedichten.
Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1980.
|