PAESTUM

Zeewind door oleanders
en dakloze Dorische zuilen.
Vespa's en vrouwenhoofden,
wigvormige ossenwagens
dragen de lasten en blauwe
bussen blazen twee tonen,
magere kinderen hoesten
onder de zon der toeristen.
Tientallen eeuwen zijn hier
mensen in huizen gestorven,
individu voor individu,
terwijl in de open
deur de buren en kinderen
grinnikend keken en praatten.
Bruine aarde wordt met
houweel en schop afgeschoren
tot een vliegend grijs stof
en ene daarin gevonden
glanzende scherf, Lucaans,
maar strak nog en bijna Attisch,
met in het zwart uitgespaard
een hoek van een waaiende chiton
lijkt meer dan al wat hier leeft
het licht en de lucht te bevolken
tussen de zuilen en onder
de tympana van de tempels,
die eens als arenden vleugels
uitsloegen boven hun bouwers.

 


 

L.Th. Lehmann.

Gevonden in: Spiegel van de moderne Nederlandse poëzie,
samengesteld door Hans Warren.
Amsterdam / Leuven, 1992 (Zesde editie, tweede druk)