THRACISCH I
Ginder het wrak, bij de
stranding
diep in de zandplaat gewoeld;
hier, met de kantelende branding
is het boegbeeld aangespoeld.
Een gekromd zeepaard, verbonden
met vier snaren: de Lier;
en de naam - Grieks ongeschonden -
'Orpheus', in slingers van wier.
Te avond heb ik het hergeven
aan het scherp trekkende tij.
Toen het uit zicht was gedreven,
ruisten de liederen in mij.
THRACISCH II
De aanhef van de ebben fluit:
en zie! de trotse golveranden
kantelen, brekend op de stranden,
alreeds de machtige maatgang uít.
Het lied, dat jubelend
moduleert:
Aanzie! de witte vogelen komen
en schrijven over het kruivend stromen
de frasen, die de fluit schakeert.
ORPHISCH
Als Orpheus voor de dieren
speelt,
de aardgeboren volken,
verschijnt hun levend evenbeeld:
in 't kruiven van de wolken
stuwt leeuw en lam en adelaar aan.
En dèze en gindse karavaan
glanst in de stroom, die stil bleef staan
tot spiegelen en vertolken.
Ida Gerhardt.
Uit: Verzamelde gedichten.
Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1980.
(In dezelfde volgorde als hierboven staan deze drie
gedichten
in de bundel "Hoefprent van Pegasus")
|