EERSTE ZANG

(uit: drie heldenzangen)

Zing mij o muze op houthoudend
naoorlogs papier het hexametrisch gerochel
der helden

tel mij de versvoeten de voetnoten de kunst
benen de onthande
rolstoelen in de boeken, kus mij
het dons van de bloedjonge weduwen, kook mij
het feestmaal van kindervlees, lik mij
het braaksel de roede, sla mij met vrede
tot de alziende blinde

schep mij de borden zo boordevol honger
opdat ik darmen mag spellen uit eetlust
en later in kunstdruk de zwartwitte waarheid
naar waarheid met technicolor mag kleuren

zing mij o muze de ovens die onder zeus' blinddoek
de tinnen soldaten als vlees deden smelten en schenk mij
het bevende glaasje het waterdicht uurwerk de kracht
mij het oog uit te rukken dat zag
hoe de luizen als mensen verkoolden -

 


 

Gerrit Kouwenaar

Uit: Volledig volmaakte oneetbare perzik. Amsterdam, 1978.

(Gevonden in: G. Komrij: De Nederlandse Poëzie etc.
Uitg. Bert Bakker. Amsterdam, 1979.)