Endymion Een jonge god was je, en ook een vlegel. Een stratenmaker uit de laagste klasse. Je tikte, luidkeels lachend, kleine tegels de straat in, tussen andere wildebrassen. Weerbarstig als een kei. Je zei niet veel. Je roeping was jongleren met kasseien. Je wereld draaide om je pikhouweel. Je was dicht bij de aarde met je dijen. Altijd dicht bij. Je rook naar verse grond. Eens welt de aarde langzaam uit jouw mond. Kruipen de wormen door je holle schedel. De knekelman speelt lachend op zijn vedel. Uit: ? Gerrit Komrij |