DRYADE

Ze gaat haar eigen spoorloze weg
tussen twijgen en dwars door de heg

Telkens als je haar wilt vangen
is er wat herfstdraad gespannen

Opeens binnen de boomfontein
verdwenen in een droomgordijn

Verscholen is haar smaragden blik
verholen de smalle klaprozen lip

Bij het lieve-vrouwen-bedstro
slaapt zij iedere avond net zo




Kees Winkler

Uit: Tussen twee oorlogen. Amsterdam, 1960.

(Gevonden in: G. Komrij: De Nederlandse poëzie etc.
Uitg. Bert Bakker. Amsterdam, 1979.)