Twee gedichten van Gerrit Achterberg, één met de titel Danaïde, één met de titel Vestdijk I, waarin van Danaïden sprake is.

DANAÏDE

(Rodin)

Welvende vrouw uit steen gehouwen,
wij hebben om u berouw,
nog vóór wij iets bedreven.
Gij zijt in onze ziel de vouw,
waar nimmer is gelezen.
Een ongeopend land met dauw,
waarin herten staan te vrezen.

VESTDIJK

I

Hij heeft het vat der Danaïden eindelijk gevuld,
want zijn geduld was op. Hij heeft de tijd gekuld
door deze dames dood te laten lopen ...
Als schim teruggekeerd is er toen een geslopen
naar 't eind der tuin, waar 't ding te roesten lag
al zoveel eeuwigheid, dat men een bodem zag.
Zij nam een emmer water, met een botte lach
gooide zij 't vaatje vol tot aan de rand
en zag zichzelf voor 't eerst binnen de wand
van 't element dat haar had voortgedreven
door alle uren van haar bodemloze leven.
En zei: ziezo, die zaak is dus aan kant.
Ik ga mijn zusters halen om te spelen
in deze spiegel met de spiegelbeelden.




Gerrit Achterberg.

Uit : Verzamelde gedichten.

Amsterdam, Querido, 1984.
(Achtste druk. Copyright 1963)