CERES EN LANDMAN

Asperges me, zuchtte ceres die avond
in mei, verdwaald op de zavel terwijl

de landman sprak geen latijn, zweeg, steeg
bedeesd uit de geestgrond, ontaardde

zij, ontzondigd en een en al binnenzijde
brak blozend de gewelde grasboter uit, ver

ziltend hoe ver de zoete room reikte
en de muskaatnoot en het henne-eitje

zo de landman bestond zijn ontaarding, rees
op haar adem, beschreef haar zijn landschap

als taalschat, haar liefde als gastmaal, en veel
maals kiezend de spijskaart spelden zij beiden

het groen van de dag, het paars van de nacht
het wit van de kaarsrechte heiden -




Gerrit Kouwenaar.

Gevonden in: Spiegel van de moderne Nederlandse poëzie,
samengesteld door Hans Warren.
Amsterdam / Leuven, 1992 (Zesde editie, tweede druk)