Mussen

Ik,
nee, het was Caligula, dik,
halfkaal en 29
(herinner je die winter),
stierf
eerloos, huisbakken,
in de duistere gang van een theater
onder de fluisterende hand van een sluipmoordenaar.

Caligula (soldatenlaarsjes, eens
vrolijk, verkwistend, humaan),
niet in de klauwen van een beest,
noch binnen de dijen van zijn zuster
'dit leek hem een voortreffelijke Egyptische gewoonte',
doch zonder luister
in de duistere gang van een theater.

Maar waar praat ik over? Over
het vergane kraakbeen
van wie maar een mus bleek te zijn,
een dunne schedel, geen god, geen goudenregen,
kaal als mensen,
als mussen, als mussen
en mensen. Tot stof verpulverd
onder de doffe hand van het belachelijke leven.



Remco Campert

Uit: Alle bundels gedichten. Amsterdam, 1979 (2).

Dit gedicht verscheen oorspronkelijk in de bundel "Bij hoog en bij laag" in het jaar 1959.