POLDERLANDSE ARKADIA

Over het bij vlekken zongeplengde dak
hangt de beuk zijn loof van dieper rood
Raamkozijnen glimmen groen en vatten
terracotta bloemepotten
daarin geraniën groeien van het esmeralden blad
met doffe kring
naar meekraplakken bloemen
Op de dijkweide weidt zijn zwijnen
een zwijneweider wijl hij op een schelp gebrande aarde
okarino speelt
De klanken wuiven licht zo wuiven ook de beukeblâren
alsof zij in hun wuiven roerloos waren
Wie met een luit in het hart door 't land gaat
en in het water van zijn ogen stuwt het worden van een zang
perst hij niet op zijn lippen uw-Amarillis-schone naam




Paul van Ostaijen, 1896 - 1928.

Gevonden in : Spiegel van de moderne Nederlandse poëzie,
samengesteld door Hans Warren.
Amsterdam / Leuven, 1992 (Zesde editie, tweede druk)