ARCADIA

Langzaam kleedt zij zich uit in het lover,
Rilt verrukt en verlangt een rover,
Denkt aan nimfen en faunen.

Nimfen die zich genotvol over-
Gaven aan faunen, naakt onder lover,
Begrijnsd door oude alraunen.

't Rimpelend water spiegelt haar week :
Met haar voetjes in de ondiepe beek
Voeren de golfjes guerilla.

Op een steen zit haar echtgenoot,
Ziet haar spelen, ergert zich dood
En zuigt op zijn manilla.

 



J. Slauerhoff

Uit: Verzamelde gedichten. 's Gravenhage / Rotterdam, 1961 (8)

(Gevonden in: G. Komrij: De Nederlandse Poëzie etc.
Uitg. Bert Bakker. Amsterdam, 1979.)